Sint-Agatha-Berchem
|
Geschiedenis | Straatnamen |
Heilige Agatha | Parochie |
Sint-Agatha-Berchem is niet steeds een Brusselse gemeente geweest. Van de 13de tot de 18de eeuw breidde de stad Brussel uit tot de "kuip". (= Vijfhoek) : Obbrussel (nu Sint-Gillis), Molenbeek, Schaarbeek, Laken, Anderlecht, Vorst en een deel van Elsene. De kuip moest de belangen van de geprivilegieerden beschermen. Zo kende Jan II, hertog van Brabant, reeds in 1295 Brussel het recht toe reglementen op te stellen en accijns te innen op brouwen en de verkoop van bier in een gebied dat reikte tot aan Berchem, Jette, Laken, Evere, Woluwe, Boendael, Anderlecht, Ukkel en Vorst. De gegoeden konden zich vlug een tweede verblijfplaats veroorloven buiten de stadswallen, maar binnen het beschermde gebied. De juridische bevoegdheden van Brussel strekten zich toen reeds uit tot Asse, Beersel, Boortmeerbeek, Eigenbrakel, Drogenbos, Evere en Ruisbroek. |
Compensatie Met de Franse Revolutie werd Brussel teruggedrongen binnen de Vijfhoek. Sint-Joost, Sint-Gillis, Laken, Schaarbeek, Vorst en Anderlecht werden samen met Halle-Lembeek, Gaasbeek en Grimbergen opgenomen in het arrondissement Brussel (de basis voor het latere kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde). Ukkel, Watermaal, Etterbeek, Sint-Pieters(-Jette) en Sint-Agatha-Berchem bleven tot het einde van de l8de eeuw bij de meierij Rode, die later zelf in het kanton Ukkel werd opgenomen. Brussel-stad bestond dan uit vier kantons.De havenwerken van 1921 slorpten dan toch Laken, Heembeek en Haren op. Molenbeek, Schaarbeek en Jette deden enkel beperkte gebiedsafstand. Als compensatie voor de door Vlaanderen gevraagde taalwetten werd het tweetalig gebied Brussel afgebakend: in 1932 waren er al 16 gemeenten bij. Evere, Sint-Agatha-Berchem en Ganshoren werden pas in 1935 in het tweetalig rechtsgebied Brussel opgenomen. De definitieve inlijving was voor 1954. |
Sint-Agatha-Berchem voor én na de 20ste
eeuwwisseling. Vóór 1900 woonden te Sint-Agatha-Berchem vooral min of meer gegoede boeren en arbeiders. Er werd vooral aan landbouw gedaan, groenten en fruit gekweekt, en sommigen verbouwden vlas voor eigen gebruik. Na 1900 evolueerde de gemeente van boerendorp naar residentiële buitenwijk van de stad Brussel. Luxueuze villa’s, buitenverblijven van rijke Brusselse dokters, advocaten, bankiers, industriëlen en renteniers schoten uit de grond. |
|
|||
Campagne de Monsieur Ledrine. | De Villawijk. | Een andere fraaie villa. | De Grot: een plaatselijk aanbiddingsoord, dat later moest verdwijnen voor het uitbreiden van het centrum. |
Het is pas vlak na WO II (1940 - 45) dat bedienden en kleine handelaars Sint-Agatha-Berchem hebben ontdekt. Deze middenklassen, meestal tewerkgesteld in de hoofdstad, veroorzaakten beetje bij beetje de verstedelijking. Zo verdwenen er reeds aan het einde van de
jaren dertig verscheidene villa’s en boerderijen om plaats te maken voor
massabebouwing van "middenklasse-woningen". Een voorbeeld hiervan is het
kasteel Hof ter Overbeke”, ooit de schitterende residentie van de
baronnen Serclaes en later als kloostergebouw gebruikt door de zusters “Maricollen”.
De naam ,,Maricollendreef” verwijst trouwens naar de voormalige
prachtige parkdreef van het kasteel. Hetzelfde lot was de villa van dr.
Willox beschoren; gebouwd op een vroeger Hollands bouwwerk uit de
onafhankelijkheidsoorlog van 1830, moest zij plaats ruimen voor het
huidige rusthuis “Bloemendal”. |
De gemeente had oorspronkelijk twee kernen. Eén ervan kan gesitueerd worden rond het huidige Dr. Schweitzerplein, destijds Gemeenteplein geheten. Dit was de plaats waar de tram aankwam, tevens de laatste halte van de lijn. Het gemeentehuis zelf verdween samen met de bekende ,,amigo” het cachot, in volksmond hotel der dronkaards genoemd . De “champetter” was eveneens huisbewaarder van het gemeentehuis. |
De "Place Communale" van vroeger | Dezelfde "Place Communale" van vroeger, vanuit een ander gezichtspunt. |
Het oude gemeentehuis van
Sint-Agatha-Berchem.
In de verte de Kerkstraat. |
De Gentsesteenweg in de jaren zeventig | De Gentsesteenweg anno 2008 |
De tweede kern bevond zich rond de Oude
Kerk. Hier vindt men nog steeds de “Oude Kroon”, vervolgens café, hotel
en restaurant, speciaal gewaardeerd door de Franstalige bevolking van de
gemeente en de Brusselaars die er een dagje op uittrokken ,, à la
campagne”. |
|
De oude dorspkom met café "De Witten Baas,
het postkantoor (met zwart bord), café Labus, café "Oud Berchem" en op de achtergrond, café en restaurant "De Kroon". Hier logeerden onder andere de speciaal uit Engeland overgekomen jockeys van van mevrouw Goffin, die toen een zeer befaamde renstal bezat. De rijstepap en de vlaaien van De Kroon” waren ook zeer vermaard. De exploitanten lieten echter de zaak over en openden de ,,Nieuwe Kroon”, herberg aan de Gentse Steenweg, achter het voormalige gemeentehuis. |
In de wijk rond de Oude Kerk
ontsprongen de Berchemse bronnen. Deze vrij stromende bronnen werden later ondergronds afgeleid om de fonteinen te voeden van het ,,Hof ter Overbeke” (Bon-Secours). |
Institut-de-Bon-Secours | Het Hof ter Overbeke nu |
Alhoewel het eigenlijke dorpsleven
en het religieuze leven zich vooral afspeelden rond deze tweede wijk,
verkozen de handelaars de omgeving van het gemeenteplein, waar de
Brusselse dagjesmensen van de tram stapten. Ook de Gentsesteenweg telde
vele winkels. Enkele typische zaken waren: ,,Pikke Pat, de ijzerhandel
en “Nelleke, snoepwinkel en café. Elke straat had trouwens zo ongeveer
zijn cafés. |
|
De Gentsesteenweg in lang vervlogen tijd, toen men nog onbekommerd op straat kon spelen | |
De verfransing doet zijn
intrede. |
|
Vóór de eeuwwisseling hadden diverse geneesheren hun buitenverblijf in de gemeente, maar ze oefenden er geen praktijk uit. Zieken moesten zich richten tot dokters uit de randgemeenten of voortgaan op eigen kennis of op die van genezers en “overlezers”. De bouw van het ,,Frans Hospitaal” in de jaren twintig bracht hierin grote verandering. Steeds meer vrouwen verkozen om daar te gaan bevallen. | |
Een nieuwe gemeenteschool werd
gebouwd in de Soldatenstraat. Er was Nederlandstalig onderwijs met een
afdeling voor jongens en een afdeling voor meisjes. De Zusterschool had
tevens een Franse klas en zij richtte zich enkel tot meisjes. Jongens
van ,,goeden huize” gingen naar een Franstalig college in de hoofdstad. |
|
Feesten Nieuwjaar was vooral een feest voor de kinderen die dan gingen “nieuwjaar zingen” en hun “nieuwjaarspree” konden afhalen bij meter en peter. Het Sint-Niklaasfeest was in Sint-Agatha-Berchem vóór 1918 zelfs totaal onbekend. Ter vervanging kenden de kinderen wel de ,,Greef’ een vergelijkbaar feest dat plaatsvond drie weken voor Pasen. De kinderen kregen dan krenten, appels, sinaasappels en suikerventjes. De andere feestelijkheden richtten zich meer tot de volwassenen. Al deze feesten gingen samen met een pannenkoeken- en wafelenbak. Het carnaval werd oorspronkelijk op straat gevierd, tot het verbod werd uitgevaardigd om nog gemaskerd op straat te verschijnen. Om veiligheidsredenen werden de feestvierenden naar een balzaal verwezen. |
|
Kermis kon toen een hele week duren en werd tot 1940 opgeluisterd met
volksspelen. Allerheiligen en Kerstmis waren zuiver religieuze feesten.
Ook de processie trok veel volk in de maand september, met de grote
kermis. Buiten het openbaar vervoer verplaatste men zich vooral per koets of per boerenkar. Met de bourgeoisie deden ook de eerste ,,automobielen” hun intrede. De vooruitgang deed zich ook voelen op andere vlakken. Elektriciteit verdrong gas en petroleum. Kort daarna kwamen de eerste radio’s en huishoudelijke apparaten. De eerste radio deed dienst voor de gehele straat. Hetzelfde deed zich voor met de komst van de televisie. Sint-Agatha-Berchem onderging ook de invloed van de wereldtentoonstelling in 1958, weliswaar minder dan de gemeenten die dichter bij de Heizel liggen. Het ganse dorp had toen familie, vrienden en kennissen te logeren. De evolutie doorheen de jaren loopt over een viertal periodes: vóór 1900, tussen 1900 en WO. 1, tussen beide wereldoorlogen in en de periode na W.O. II tot 1960. Vanaf 1960 kreeg Sint-Agatha-Berchem zijn huidige vorm. |
ALCYONSTRAAT
Vergaderd op 7 oktober 1930 besliste het schepencollege de nodige gronden aan te
kopen "voor de nieuwe straat, aan te leggen tussen de steenweg op Gent en de
Koning Albertlaan". Reeds op 29 maart, zes maanden vroeger, werd aan deze nog
niet bestaande straat de benaming “Alcyonstraat" toegekend, met "alcyon" zonder
5, wat meer overeenstemt met de oorsprong van de naam. Nochtans is deze meer
juiste benaming niet gebleven en naambord staat geschreven de meervoudige vorm "alcyons".
Het weze hier gezegd dat over het algemeen de overheid de reden van haar keus
niet aangeeft, het tegenovergestelde is uitzonderlijk. Het is aldus de taak van
de navorser die reden te ontdekken.
In dit geval is het nodig de voorgevel van het tamelijk oud gebouw gelegen nr.
65 van de straat, goed te bekijken; bovenop deze gevel leest men het opschrift "CYCLES
ALCYON". Destijds bezat dit fietsenmerk een zekere befaamdheid en het had
natuurlijk als doel te laten verstaan dat de hoedanigheden van deze zeevogel,
lichtheid, vlugheid, elegantie, ook kenmerken waren van de rijwielen die dit
merk droegen en die in het daar gevestigde atelier werden vervaardigd.
De schepen der werken was toen Pierre Cnops (later werd deze ook burgemeester)
en die schepen was eigenaar en uitbater van het werkhuis "Cycles Alcyon". Het is
aldus maar al te duidelijk dat de benaming de voorkeur van het college zou
krijgen.
Wij wensen nochtans hierbij attent te maken op het feit dat het betrokken
werkhuis waarschijnlijk het enige gebouw was langs de voetweg, later door de
straat vervangen en dat deze voetweg wellicht met de populaire benaming "langs
de Alcyon" werd aangeduid.
Op een zeker ogenblik werd de benaming ongeschikt bevonden door de Commissie
voor Toponymie en Dialectologie en deze commissie stelde voor haar te vervangen
door "Ijsvogelstraat". Wij geven toe dat de officiële straatnaam op linguïstisch
gebied niet gelukkig is, maar het voorstel van de commissie bewijst dat zij
hoegenaamd niet op de hoogte was van de oorsprong en de ware betekenis van de
naam.
Deze werd door de overheid bewaard, en terecht, want hij getuigt, op bescheiden
maar markante wijze, van het verleden van de gemeente...
ARMAND DE NEUTERSTRAAT
In 1933 werd besloten een nieuwe straat te trekken tussen de Evariste de
Meersmanlaan en de Groot-Bijgaardenstraat. Op 1 maart 1934 werd haar door het
schepencollege de naam van Armand De Neuter toegekend en zoals gewoonlijk,
zonder de minste uitleg.
Bernaerts en Schoonjans beweren dat het hier gaat over een slachtoffer van de
oorlog 1914-1918, maar de naam komt voor noch op het gedenkteken in het oud
kerkhof noch op de gedenkplaat in de gemeenteschool. Zo werden wij ertoe
gebracht ook elders te gaan zoeken en meer bepaald in de registers
"sterfgevallen" voor de jaren 1920-1940. Hier vonden wij één enkele inwoner van
Sint-Agatha-Berchem met de naam Armand De Neuter, gestorven op 2 juli 1933 in
zijn woning, 54, Gisseleire Versélaan, oud 47 jaar (geboren te Antwerpen in
1886).
Hij was metaalhandelaar en het sterfgeval werd aangegeven door zijn twee zoons,
Charles (geboren 1910) en Pierre (geboren 1912).
Wij zijn erin geslaagd Charles De Neuter terug te vinden en deze vertelde dat
hun vader in 1913 met zijn familie naar Canada is vertrokken. Bij het uitbreken
van de oorlog in augustus 1914 kwam hij zich aanmelden als vrijwilliger in het
Belgisch leger en, slachtoffer van de stikgassen in de streek van leper, werd
hij in 1916 naar Canada teruggestuurd. Hij vertoefde daar tot 1923 en kwam
tenslotte zich in Sint-Agatha-Berchem vestigen als handelaar in non-ferro
metalen. Zijn atelier bevond zich op het einde van zijn hof, achter zijn woning
in de Gisseleire Versélaan en dit werkhuis lag langs de nieuwe straat.
Armand De Neuter was zeer actief als lid van verenigingen van oud-strijders, en
een gekende figuur in de gemeente. Hij had natuurlijk de gevolgen te ondergaan
van het inademen van stikgas. Zijn vroegtijdige dood in 1933 is daar het bewijs
van. Derhalve is hij te beschouwen als een slachtoffer van de eerste
wereldoorlog, ook al is hij pas vijftien jaar na het einde van deze oorlog
gestorven.
Het is trouwens te veronderstellen dat de patriottische verenigingen van het
ogenblik het voorstel, zijn naam aan de nieuwe straat te geven, hebben gesteund
bij de gemeenteoverheid.
AUGUSTE DENIESTRAAT
Deze straat dagtekent van het jaar 1930 en het is tijdens de zitting van 16
september 1930 dat het college besloot haar de naam te geven van één van de
Berchemse soldaten gesneuveld tijdens de oorlog van 1914-1918.
Op te merken is dat tijdens diezelfde zitting zes andere oorlogslachtoffers op
dezelfde wijze werden vereerd :(Louis Desmet, Emile Heylens, Joseph Hertens,
Mathieu Pauwels, Michel Van Nieuwenborgh, Pierre Vereman); het is te vermoeden
dat de vaderlandslievende gloed die aan deze keuze ten gronde ligt te wijten is
aan de ietwat speciale omgeving van de honderdste verjaring van de Belgische
onafhankelijkheid (september 1830).
De naam Auguste Denie komt voor op het gedenkteken in het oude kerkhof en hij is
ook te lezen op de herdenkingsplaat in de gemeenteschool, waarvan hij dus
leerling is geweest.
Zijn grafzerk bevindt zich bij het monument, met als opschrift "Aan onze
welbeminde zoon August Denie, ridder der Leopolds Order, oorlogskruis met palm,
medaille van den IJzer en Herinneringsmedaille, geboren te Sint-Agatha-Berchem
den 15 december 1892, gesneuveld voor het vaderland den 18 oktober 1918."
Het doodsattest werd in het register van de gemeente overgeschreven in 1922 met,
in de rand, de vermelding “Stierf voor Belgie"; daaruit blijkt dat op 27(sic)
oktober 1918 in De Panne is overleden Auguste Denie, soldaat bij het 17e
linieregiment. De aangifte van het sterfgeval werd gedaan door twee ambulanciers
van het hospitaal .'L'Océan".
AUGUSTE VAN ZANDESTRAAT
Op 11 juni 1915 besliste de gemeenteraad van Sint-Agatha-Berchem de weg nr. 7,
gezegd Potaardegat, de naam te geven van Auguste Van Zande, voor wat betreft het
deel gelegen tussen de Gentsesteenweg en de Josse Goffinlaan. Hij wilde zodoende
eer betuigen aan deze handelaar, landbouwer en eigenaar van de herberg "In de
Vergadering" langs de Gentsesteenweg en vooral zijn uittredend burgemeester.
Auguste Van Zande was immers burgemeester van 1903 tot 1915. Het gedeelte van de
straat, tussen de Basilieklaan en de Josse Goffinlaan, behield nochtans de
benaming “Dreefstraat" en eerst in 1933 kreeg de straat in haar geheel de naam
van Auguste Van Zande; tenslotte, van 17 mei 1939, werd dit gedeelte omgedoopt
in Egide Winteroystraat.
Het grootste deel van de straat behoort tot de gemeente Sint-Jans-Molenbeek, die
trouwens de oude benaming Potaardegat heeft bewaard voor de straat die de
Auguste Van Zandstraat voortzet tot de Begijnenstraat. Alleen de nummers 58 tot
114 zijn op Sint-Agatha-Berchem gelegen.
AZUURSTRAAT
Deze straat en de Gebroeders Becquélaan, die er de voortzetting van is, vormden
vroeger een enkele verkeersweg met name Broekstraat, gaande van de
Groot-Bijgaardenstraat tot de de Selliers de Moranvillelaan, dus over de Koning
Albertlaan.
Op 28 april 1955 werd het deel gelegen tussen de Koning Albertlaan en de
Gebroeders Becquélaan omgedoopt in Azuurstraat, eens te meer zonder enige
verklaring in het gemeentearchief. Waarom deze nieuwe benaming?
Sedert 1930 was er een Zevensterrenstraat met uitmonding in de Broekstraat, in
de nabijheid van de Koning Albertlaan. De benaming Zevensterrenstraat had
vervolgens een reeks benamingen geïnspireerd van astronomische aard
(Poolsterstraat, Zenitstraat, Sextantstraat) en zo is men gaan denken dat het
hier ging om een gelijkaardige gedachte. Deze verklaring moet verworpen worden
om chronologische redenen: de naam Azuurstraat dagtekent, zoals gezegd, van
1955, dan wanneer de "hemelse” benamingen eerst in 1958 werden toegekend. Bij
gebrek aan officiële documenten zijn wij in een andere richting gaan zoeken.
In het gemeentearchief betreffende de collegeraad gedurende de periode 1950-1970
is er zeer vaak sprake van een vereniging van liberale dames, genaamd "L'Azur -
Het Azuur". De voorzitster van de vereniging was te dien tijde de echtgenote van
de liberale burgemeester Van Ruyteghem, en de familie woonde in de Broekstraat
21. De azuurkleur stemde volkomen overeen met de blauwe vlag van de toen
politieke meerderheid; ofschoon deze verklaring ietwat folkloristisch mag
blijken, toch moet zij als echt worden beschouwd, want zij werd ons bevestigd
door de dochter zelf van de toen "regerende” burgemeester...
BASILIEKLAAN
Het is een welbekend feit dat Koning Leopold II de gedachte heeft gehad op de
bergvlakte Koekelberg (daar waar eens de molen van Ganshoren stond) een pantheon
op te richten, een groots gebouw waar de beroemde mannen van het land zouden
worden begraven. Het plan werd in 1884 opgegeven, maar het is in enige mate
bewaard gebleven in de benamingen '’’s Lands Roemlaan en Pantheonlaan (op het
grondgebied Koekelberg).
Het ontwerp "Basiliek van het Heilig-Hart van Jezus" dagtekent van 1903, met de
oprichting van een nieuwe parochie die zich uitstrekt over delen van Koekelberg,
Jette, Ganshoren en Sint-Agatha-Berchem. De bouwwerken begonnen in 1905 met het
leggen van de eerste steen van een grootse kerk in gotische stijl. Dit
oorspronkelijk ontwerp werd bijna onmiddellijk verlaten om vervangen te worden
door een neo-byzantijnse basiliek, waarvan nogmaals Leopold II de eerste steen
kwam leggen in 1911. Het gebouw werd eerst in 1970 voltrokken, met het bouwen
van de koepel.
Het plan voor een laan tussen de vlakte Koekelberg en de Soldatenstraat wordt
reeds vermeld in 1912 en een dergelijke laan maakt het voorwerp van een
koninklijk besluit in 914, waarbij werd voorzien dat zij zich zou uitstrekken
tot de Groot-Bijgaardenstraat. Het aanleggen van de Basilieklaan gebeurde
geleidelijk; het laatste deel, aan de overkant van de Gentsesteenweg, draagt
sinds 1945 de benaming René Comhairelaan.
De Basilieklaan ligt gedeeltelijk op Koekelberg en gedeeltelijk op
Sint-Agatha-Berchem, in Sint-Agatha-Berchem zijn de nummers 1 tot 127 en 2 tot
110. Ze heeft talrijke veranderingen ondergaan naar gelang nieuwe huizen en
gebouwen werden opgericht, voornamelijk rondom het kruispunt waar de
Klein-Berchem-, de Egide Winteroy- en de Auguste Van Zandestraat samenkomen.
BEEKGAARDE
Deze gesloten verkeersweg is tamelijk recent en bevindt zich tussen de nummers
22 en 40 van de Lauralaan, maar met eigen nummering. Deze gaard heeft zijn naam
te danken aan de beek Paruck, die ontspruit in de beneden Basilieklaan en die
eertijds in open lucht vloeide naar Koekelberg. De Paruck is thans een riool
geworden, volledig onder de grond gedolven. De benaming werd op 26 april 1977
aan de Commissie voor Toponymie en Dialectologie voorgesteld en door deze
commissie goedgekeurd.
BEHEERSTRAAT
Met deze straat bevinden wij ons in het gebouwcomplex "La Cité Moderne" (zie
Moderne-Wijkstraat). De benaming is te dagtekenen van 1925, jaar waarin het
geheel werd ingehuldigd; zij heeft natuurlijk als doel de gedachtenis in leven
te houden van de beheergebouwen van de vennootschap "La Cité Moderne" (ook nog
heden bevinden de burelen zich in deze straat). Men mag ook denken dat het woord
een meer abstracte betekenis heeft en dat de overheid daarbij de aandacht heeft
willen trekken op de hoedanigheden die nodig waren om een dergelijke onderneming
tot een goed einde te brengen.
BLOEMENOORD
Op 25 maart 1954 besliste het schepencollege "Clos Fleuri - Bloemenoord" te
noemen, het gebouwencomplex palende aan de Bloemkwekersstraat. Het is
vanzelfsprekend dat de benaming berust op de aanwezigheid van deze verkeersweg,
waarvan de naam voorkomt in de oudste documenten van het gemeentearchief.
Het weze gezegd dat, met de verlenging van de “de Selliers de Moranvillelaan” en
het oprichten van de administratieve gebouwen van het O.C.M.W. van
Sint-Agatha-Berchem in 1977, een doorgang voor voetgangers werd aangelegd, zodat
het Franswoord "clos" niet helemaal meer van pas is.
Het weze ook gezegd dat de Commissie voor Toponymie en Dialectologie het
Nederlandse woordje "oord" onjuist heeft gevonden en daarom heeft verzocht de
naam te veranderen in "Bloemengaarde". Het college heeft nota genomen van de
opmerking, maar niettemin de oorspronkelijke benaming bewaard. Toch zal men er
rekening mee houden later, bij het toekennen van de namen "Hortensiasgaarde" en
nog later van "Beekgaarde".
BLOEMKWEKERSSTRAAT
Het gaat hier om het zeer oude voetpad nr. 28 gezegd Bloemistenweg, waarvan de
verbouwing werd beslist in 1911, maar die zeer vaak vermeld wordt in documenten
van het begin van de XIXde eeuw. Het is duidelijk dat de naam berust op de
tuinwerkzaamheden die alhier werden uitgeoefend. De verkeersweg is tamelijk
kronkelend (althans in het deel bij de Gentsesteenweg, het oudste deel) en hij
heeft belangrijke wijzigingen ondergaan in de loop van de tijd : de meest
recente dagtekent van 1962 toen de straat werd verlengd tot de
Groot-Bijgaardenstraat (samen met het aanleggen van het Bloemenoord, het
Populierenoord en de Hortensiasgaarde). Het is op 26 mei 1910 dat het college
heeft beslist de benaming "rue des Fleuristes - Bloemkwekersstraat" te geven aan
de "oude voetweg tussen de Gentsesteenweg en, de Kerkstraat" (de Koning
Albertlaan bestond niet...). Men mag zich inbeelden dat deze voetweg nagenoeg de
hedendaagse Pierre Veremanstraat volgde.
Wij houden eraan de aanwezigheid te vermelden, nummer 63 van de straat, waar
destijds de herberg ‘In de Zeven Sterren" gelegen was. In 1963 werd de aloude
herberg "In de Zevesterre” afgebroken (zie : Zevensterrenstraat), in de
Groot-Bijgaardenstraat. De eigenaar-uitbater kreeg in 1969 de toelating van de
gemeente, een drankhuis te openen in dit huis van de Bloemkwekersstraat en
traditiegetrouw of misschien ten gevolge van een zekere heimwee, gaf hij hem de
naam van de oude verdwenen herberg. De uitbaters zijn veranderd, maar de naam
bleef...
Bij de Koning Albertlaan staat het complex "Bloemendal", tehuis voor bejaarde
personen behorende tot het O.C.M.W.; het is gebouwd op de gewezen eigendom van
notaris Willockx (1968); aan de overkant van de straat ligt het park Pirsoul (cf.
die naam), met speelplein voor de kinderen. Lager, nr. 28, vinden wij de ingang
van de Nederlandstalige basisschool, het “Sint-Albertusinstituut, dat zich tot …
bevond op de Gentsesteenweg, waar tot dan de Nederlandse als de Franstalige
basisschool gevestigd waren.
BOERDERIJSTRAAT
Deze straat is slechts gedeeltelijk Berchems (nummers 1 tot 31 en 2 tot 32), het
overige gedeelte ligt op Ganshoren; trouwens is deze gemeente zeer
waarschijnlijk verantwoordelijk voor de benaming. Deze doet natuurlijk denken
aan landelijke bezigheden; Schoonjans en Bernaerts verklaren ze door de
aanwezigheid van een zekere boerderij Draps, die alhier zou hebben gestaan. Toen
de straat werd aangelegd (1936) was er in de omgeving geen enkel gebouw, zoals
blijkt uit de plannen van het kadaster. Schoonjans schrijft zelfs: “ ... in de
straat gelegen hoeve Draps, waar aan schapenteelt' werd gedaan" (cf.
Herderinlaan). Van deze hoeve hebben we noch spoor noch vermelding kunnen
vinden. Ofschoon zij in 1936 werd gedecreteerd is de straat slechts ettelijk
later tot stand gekomen en in 1947 nog was zij niet eens geplaveid.
BROEKSTRAAT
De naam "Broek" komt meermaals voor in de oudste documenten van de gemeente, die
opklimmen tot de XVIIIde eeuw Daardoor wordt aangeduid een onvruchtbaar stuk
grond, derhalve onbebouwd, vochtig en moerassig, waar dorpelingen die geen eigen
grond bezaten vrij hun dieren mochten laten grazen. Het woord komt ook voor in
de oordnaam "Kattebroek" (cf. Kattestraat).
De Broekstraat is de oude verkeersweg nr. 15, gaande van de
Groot-Bijgaardenstraat tot de Koning Albertlaan en waarvan de verbouwing werd
gedecreteerd in 1913. In 1917 werd zij verlengd over deze laan tot de “de
Selliers de Moranvillelaan” (heden Azuurstraat en Gebroeders Becquélaan).
De benaming "weg 15 gezegd broekstraat" is zeer oud, zoals eerder gezegd, maar
het woord "straat" mag geen illusie verwekken; in december 1937 nog nam het
college de beslissing twintig ton asgrauw te laten strooien over de weg,
waarvoor het aldus de enige wegbedekking was..
In de Broekstraat bestaan nog twee boerderijen, getuigen van
Sint-Agatha-Berchems landelijk verleden (nr. 51 en 124). De meest opvallende is
gelegen op het kruispunt met het einde van de “de Selliers de Moranvillelaan”.
Het aspect en de bedrijvigheid van haar neerhof zijn merkwaardig, in de lommer
van een centrale hoge boom, naast een weide met lammeren, alles gelegen op enkel
honderd meter van het stadsverkeer en vlak naast het groots gebouw van het
geriatrisch centrum van het O.C.M.W.
BROEKWEG
Tot in de jaren 1960 was dit voetpad de enige doortocht tussen de
Bloemkwekersstraat (nog niet verlengd) en de Broekstraat, een zeer groene en
schilderachtige doortocht waarvan heden slechts het bovenste gedeelte
overblijft. Het aanpassen van het voetpadeinde aan de verlengde de Selliers de
Moranvillelaan had als gevolg het verdwijnen van het grootste deel van de
verkeersweg, namelijk met het afbreken van het landelijk huis "La Chaumière".
DE MULDERPARK
In 1982, bij het opbouwen van de wijk Katteput, werd hier een klein parkje
aangelegd, met toegang vanaf de Josse Goffinlaan. De benaming dagtekent van
1983, ter herinnering aan een belangrijke grondeigenaar, Jean De Mulder; hij
stierf in 1964 en gaf aan de gemeente een aanzienlijk erfgoed op deze plaats.
Een aanvraag werd door bewoners van de wijk bij de gemeente ingediend,
strekkende tot het geven van een andere, meer dichterlijke benaming (Muzenpark,
Dichterspark...). De aanvraag had geen gunstig gevolg en de naam De Mulderpark
bleef bewaard...
DENDERMONDESTRAAT
Deze belangrijke verkeersweg wordt reeds vermeld op het kadastraal plan van 1811
met de naam "chemin n° 6 dit de Termonde". De benaming is duidelijk op zichzelf.
De straat is gemeenschappelijk met Ganshoren en alleen de nummers 1 tot 55 zijn
Berchems. De kosten voor het onderhoud zijn derhalve verdeeld tussen
Sint-Agatha-Berchem en Ganshoren.
DE SELLIERS DE MORANVILLELAAN
Reeds vóór 1914 gedecreteerd, komt deze belangrijke verkeersweg voor op de
plannen van 1917, met de benaming "de Selliers de Moranvillestraat". In deze
plannen valt op dat nagenoeg al de gronden die nodig waren om deze baan te
trekken, aan de familie Gisseleire Versé toebehoorden, met uitzondering van een
aanzienlijk perceel gelegen bij de Gentsesteenweg, perceel waarvan de eigenaar
wordt vermeld als zijnde "monsieur de Sellier (sic) de Moranville Antoine
Maurice, à Saint-Gilles".
Het gaat hier om ridder Antonin de Selliers de Moranville, in 1908 in het
administratief jaarboek van Belgie vermeld als generaal-majoor van de
rijkswacht, wonende steenweg op Charleroi, 46; hij was dus grondbezitter te
Sint-Agatha-Berchem, maar woonde er niet. Wij hebben de kleinzoon van de
qeneraal kunnen bereiken (deze wordt vermeld als luitenant-generaal in 1921) en
die heeft ons laten weten dat zijn grootvader talrijke huizen heeft laten bouwen
in "zijn" straat, waarin zijn echtgenote ook grondpercelen bezat.
Bij onze opzoekingen hebben wij nog een andere ridder de Selliers de Moranville
gevonden, met als voornaam Léonard (1803-1856), vader van de generaal. Deze was
een tijdlang dagbladschrijver en, van 1843 af, inspecteur van het lager
onderwijs voor het kanton Asse. Wegens zijn ambt is het best mogelijk dat hij
werkelijk ter plaatse zou hebben gewoond. In het gemeentearchief betreffende het
oprichten van de eerste Berchemse gemeenteschool in 1859 wordt herhaaldelijk de
inspecteur Desellier (sic) vermeld en naar onze mening gaat het hierbij over
ridder Léonard de Selliers de Moranville; deze achtte het waarschijnlijk onnodig
zijn adellijke benaming bij zijn werkzaamheden te gebruiken.
De naam van deze baan betreft de familie, niet een bepaalde persoon; zij
verdient tweemaal aldus te worden genoemd en de harmonieuze benaming kreeg nog
meer luister toen, in 1915, het college besliste dat de straat voortaan een laan
zou worden...
Zekere gebouwen, voornamelijk langs de kant van de onpare nummers, zijn op te
merken, vooral nummer 11, de villa "Marie-Mirande", opgericht rond 1920 en
waarvan de voorgevel officieel geklasseerd is. Het gaat hier om een van de
enkele "monumenten" van Sint-Agatha-Berchem (in de beperkte betekenis van het
woord), een staal van "art déco", werk van de keramist Guillaume Janssens, die
er met zijn familie heeft gewoond en die de villa heeft gewijd aan zijn dochter
Marie-Mirande. Met keramiekwerk van de gevel is merkwaardig door het
trapsgewijze afdalen der kleuren in de figuren. Twee allegorische vrouwen
verbeelden er de schilderkunst en de bouwkunst en enkele symbolen hebben zekere
bezoekers doen denken aan invloed van de vrijmetselarij; deze mening is totaal
verkeerd, aangezien de heer Schoonjans, die het werk "Berchem vroeger en nu"
heeft geschreven, ons persoonlijk heeft bevestigd (hij heeft zelf de familie
Janssens gekend) dat de keramist en zijn kinderen zeer nauwkeurig de katholieke
godsdienst beleefden.
Een reeks grote villa's, met wijde grasperken en hoven, trekken de aandacht; zij
zijn getuigen van een periode waarin Sint-Agatha-Berchem, voor de gegoede
burgerij van Brussel, een graag bezocht landelijke vertoefplaats was, waar men
helemaal geen rekening had te houden met terreinbesparing.
Tot 1977 ging de de Selliers de Moranvillelaan slechts gedeeltelijk over de
Koning Albertlaan, alwaar zij eindigde zonder uitgang. In dat jaar werd ze
verlengd tot de Broekstraat, samen met het optrekken van het geriatrisch centrum
en de burelen van het O.C.M.W.
DILBEEKSTRAAT
De oude weg nr. 10, zogezegd Dilbeekstraat, wordt met deze benaming vermeld in
de oudste documenten en namelijk in het kadastraal plan van 1811.
Vanzelfsprekend leidt deze weg naar de aanpalende gemeente Dilbeek en aan de
grens wordt de benaming gewijzigd in "Kattebroekstraat" naar een zeer oude
streeknaam (cf. Kattestraat).
In de Dilbeekstraat bevindt zich de hoofdingang van het Provinciaal Instituut
voor Gehoor- en Gezichtsgestoorden, in 1883 gesticht en waarvan het geheel zich
uitstrekt over een grote oppervlakte tussen de Groot-Bijgaardenstraat en de
Mathieu Pauwelsstraat.
DOKTER CHARLES LEEMANSSTRAAT
Deze verkeersweg verbindt de Kerkstraat met de Groot-Bijgaardenstraat en werd
gedecreteerd in 1935, maar de aanleg en opbouw vergden ettelijke tijd. Tal van
onteigeningen waren daartoe nodig en namelijk wat betreft de eigendom van dokter
Charles Leemans; deze geneesheer woonde nr. 28 Kerkstraat en was burgemeester
van Sint-Agatha-Berchem van 1915 tot 1930. Het graf van de familie Leemans is
steeds zichtbaar in het oud kerkhof.
Het landelijk karakter van de gemeente, tot een niet al te ver gelegen periode,
blijkt duidelijk uit het feit dat, nog in 1959, de inwoners aandrongen bij de
overheid om de "straat" te plaveien, een werk dat eerst in april 1963 werd
voltooid.
DOKTER SCHWEITZERPLEIN
De aloude "gemeenteplaats" werd aanzienlijk gewijzigd en vergroot bij het
afbreken, in 1951, van het oude gemeentehuis met landelijk karakter en meer nog,
in 1965, met het bouwen van de grote appartementcomplexen.
Het verzaken aan de oeroude en traditionele benaming werd in feite opgedrongen
door de hervorming, in 1965, van de postsectoren, waardoor het noodzakelijk werd
benamingen te veranderen wegens grove nadelen en hindernissen voortvloeiend uit
de gelijknamigheid van straten en pleinen in verschillende gemeenten van
eenzelfde postsector.
De verandering van deze nagenoeg ancestrale benaming ging gepaard met een
uitzonderlik gebeuren; het college besliste de inwoners op een officiële wijze
te raadplegen en van 8 tot 28 september 1965 werden zij uitgenodigd hun advies
aan de overheid ter kennis te brengen, namelijk over de bedoeling van de
overheid het plein de naam "Centrumplein" toe te kennen. Het staat vast dat
opmerkingen en tegenvoorstellen werden gedaan, maar de inhoud ervan is ons niet
bekend.
Op 6 oktober 1965 besloot het college de benaming "Schweitzer Albertplein" aan
de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen en aan de Koninklijke
Commissie voor Toponymie en Dialectologie voor te leggen. Later werd door de
gemeenteraad de naam veranderd in "Dokter Schweitzerplein".
Dit alles bewijst dat het veranderen van een verkeersweg- of pleinnaam, vooral
als het gaat over zeer oude namen, niet zonder moeilijkheden gebeurt.
Volledigheidshalve voegen wij hierbij dat de gemeenteraad tevens besloot op het
straatbord de woorden "Nobelprijs voor de Vrede 1952" toe te voegen.
Eens te meer wordt de reden niet aangegeven, waarom de naam van deze Elzassische
arts, muziekliefhebber, van protestantse godsdienst, wereldberoemd als stichter
van het hospitaal te Lamberene (Gabon) werd gekozen voor het gemeenteplein van
een kleine Belgische gemeente. Duidelijk is het dat de keuze werd beïnvloed door
het recent afsterven van de luisterrijke figuur (4 september 1965), wat niet
belet dat een dergelijke keuze een aanduiding betekent van het verdwijnen van
een echt gemeenteluk gevoel en meer bepaald van het dorpskarakter van
Sint-Agatha-Berchem, meer en meer door de verstedelijking meegesleept.
Wij wensen ook te vermelden dat, na een zeer lange periode van immobilisme, de
gemeenteoverheid eindelijk (1990) ertoe is gekomen het grondperceeltje gelegen
op de hoek van het plein met de Josse Goffinlaan, om te bouwen in een aardig
groen parkje.
EGIDE WINTEROYSTRAAT
Deze straat is de oude verkeersweg nr. 9 tussen de Josse Goffinlaan en de
Basilieklaan; de aanleg en de verbouwing ervan werden beslist in 1917.De plannen
van at ogenblik tonen dat de grond die daartoe nodig was helemaal onbebouwd was.
Aan het kruispunt met de Josse Goffinlaan stond "de hoeve Winteroy". Deze
Winteroy was een zeer aanzienlijke grondbezitter, tevens uitbater en landbouwer;
hij was ook gemeenteraadslid van 1890 tot 1903.
De benaming komt het eerst voor in documenten van het jaar 1939, maar het is
zeer waarschijnlijk dat ze dagtekent van het jaar 1937, toen de betrokkene is
gestorven (zijn graf is steeds te zien in het oude kerkhof, met als opschrift
1855-1937). Vóór dat jaar droeg de straat de naam "Dreefstraat" en ze was de
voortzetting van de huidige Auguste Van Zandestraat, die ook lange tijd
Dreefstraat werd genoemd.
De oude gebouwen gelegen juist voor de straat in de Josse Goftinlaan worden
heden nog aangeduid door de naam "hoeve Winteroy".
EILANDENHOUTSTRAAT
Deze exotische benaming mag geen illusies opwekken; de baan tussen de Nestor
Martinstraat en de Gentsesteenweg, en die loopt juist naast de spoorweglijn,
verdient moeilijk de naamstraat gelet op het feit dat zij enkel commerciële
gebouwen telt zonder enige woonst Ze mondt uit in de Gentsesteenweg met een
circulair pleintje, waar autobus en tram hun terminus hebben.
Op 6 november 1957 verkreeg de firma BOMACO (= Bois et Matériaux de Construction)
de toelating van het college de naam "Eilandenhoutstraat" te geven aan een
private weg waarlangs ze exotische houtsoorten opstapelde, die ze uit verre
eilanden invoerde. De benaming had natuurlijk het voordeel prestige aan haar
productie te geven. De firma is verdwenen, maar de naam is gebleven.
EMILE HEYLENSSTRAAT
Op 16 september 1930 werd door het college de naam van Emile Meylens toegekend
aan de straat gelegen tussen de Kasterlindenstraat en de Mollestraat
(tegenwoordig Ferdinand Elbersstraat). Hij was een soldaat gesneuveld in de
oorlog 1914-1918; zijn naam is geschreven op het gedenkmonument in het oude
kerkhof en ook op de gedenkplaat in de gemeenteschool. Zijn doodakte werd in het
gemeenteregister overgeschreven en naast de woorden in de marge "Stierf voor
België" lezen we dat, op 25 oktober 1914 is gestorven te Ramskapelle Heylens
Emile, geboren te Sint-Agatha-Berchem op 12 augustus 1892, soldaat bij het 6e
artillerieregiment. De overschrijving gebeurde op 9/3/1923.
De Emile Meylensstraat ligt slechts gedeeltelijk op Berchems grondgebied (tot en
met nr. 62); het overige deel behoort tot de gemeente Sint-Jans-Molenbeek.
EMILE VAN OVERSTRAETENSTRAAT
Het aanleggen van de straat werd beslist in 1933 en de benaming werd gegeven op
3/11/1933. Ze is een herdenking aan een soldaat gesneuveld tijdens de oorlog
1914-1918. Men vindt zijn naam terug op het monument in het oude kerkhof en op
de gedenkplaat in de gemeenteschool. Zijn doopakte hebben wij niet
teruggevonden.
EUROPADORPSTRAAT
In de zitting van 5 februari 1958 heeft het schepencollege zich akkoord
verklaard met het voorstel van E.H. Pire, Nobelprijs voor de vrede in december
van hetzelfde jaar; het ging over het opbouwen van een dorp ten behoeve van
vluchtelingen in naam van de vereniging "Hulp aan Verplaatste Personen" waarvan
hij voorzitter was. Zo werd een klein ensemble gebouwen opgetrokken, juist naast
de Maricollendreef, waar een private weg werd aangelegd. Feitelijk gaat het om
een omsloten gaarde met vijf complexen in dezelfde stijl, elk met vijf
appartementen en met tuinen omringd. Eén van de complexen draagt een plaat met
de woorden "Don du peuple du Canton de Vaud",d.w.z. gegeven door het volk van
het Zwitsers kanton Vaud.
Op 26 juni 1959 schreef E.M. Pire aan de gemeente een brief waarin hij
voorstelde dat, indien aan deze private weg een naam moest gegeven worden, hij
de voorkeur gaf aan de naam van de ontdekkingsreiziger Nansen, die in 1896 de
Noordpoolbereikte, maar die vooral promotor was geweest van talrijke
werkzaamheden ten behoeve van de vluchtelingen tijdens de oorlog 1914-1918. Het
"dorp" was officieel ingehuldigd geweest op 30 maart 1958 in aanwezigheid van
Koningin Elisabeth.
Volledigheidshalve voegen wij hierbij dat E.M. Dominique Pire (1910-1969)
aalmoezenier was bij de Weerstand en daarna grote faam verwierf voor zijn
optreden ten voordele van de D.P. (displaced persons) en namelijk door het
opbouwen van verscheidene "dorpen" in Sint-Agatha-Berchem, in Aken, in Augsburg
en in Spiesen.
EVARISTE DE MEERSMANLAAN
Gedecreteerd in 1928 werd deze laan effectief aangelegd in 1929 op de bestaande
weg nr. 24. De benaming is van 1930 en heeft als doel de gedachtenis te bewaren
van notaris Evariste De Meersman, die schepen was van de gemeente van 1921 tot
1929; hij stierf terwijl hij dit ambt bekleedde, in zijn huis gelegen in de
Kerkstraat nr. 38.
Dat men hier "laan" heeft verkozen, liever dan "straat" is waarschijnlijk te
wijten aan het feit dat de baan tamelijk breed is en aan beide kanten voorzien
van tuinen vóór de huizen.
FERDINAND ELBERSSTRAAT
Deze weg heeft zeer lang de benaming "Holle straat" gedraqen. Hij ligt slechts
gedeeltelijk op Sint-Agatha-Berchem, het overige deel is op Sint-Jans-Molenbeek.
Het is trouwens deze gemeente die heeft voorgesteld hem de naam Ferdinand Elbers
te geven, voorstel dat op 21/2/1946 door het Berchems schepencollege werd
aanvaard.
Ferdinand Elbers was schepen in Molenbeek, woonde er in de Vierwindenstraat nr.
176 en was in 1908 lid van de Senaat.
In 1956 heeft het college nog de oude benaming "Hollestraat" behouden voor het
deel dat op Berchems grondgebied lag en slechts op 6/7/1960 werd beslist aan
deze benaming te verzaken, zodat sindsdien gans de straat de naam van Ferdinand
Elbers draagt.
FIK GUIDONSTRAAT
Deze straat, in 1938 gedecreteerd, is verdeeld over Sint-Jans-Molenbeer en
Sint-Agatha-Berchem (nummers 28 tot 48 en 33 tot 61). Oorspronkelijk heette de
weg"Asterstraat", in verband met het bestaan van bloem- en boomkwekers in de
omgeving(cf. Myrtenlaan). Hij werd omgedoopt op 26/9/1944, op verzoek van de
gemeente Sint-Jans-Molenbeek, die zodoende eer wilde brengen aan haar gestorven
medeburger, Victor (genaamd Fik) Guidon, door de Duitsers omgebracht in 1942;
hiervan getuigt de straatplaat bi) het kruispunt met de GrootBijgaardenstraat.
In het ereperk op het kerkhof van Sint-Jans-Molenbeek, waar de slachtoffers van
de oorlog 1940-1945 begraven liggen, bevindt zich het graf van Victor Guidon,
met het opschrift "Né à Louvain en 1898, décédé à Neuengamme en 1942".
FRANS GASTHUISLAAN
Op 7 mei 1929 besloot het schepencollege de naam "Frans Gasthuislaan" te geven
aan het deel van de Josse Goffinlaan gelegen tussen de Pantheonlaan (op
Koekelberg) en de Ganshorenstraat. De gemeente Koekelberg had een groot deel van
de baan op haar gebied (heel de linker kant in de richting van
Sint-Agatha-Berchem, dus de onpare nummers) en verklaarde zich akkoord met de
benaming. We herinneren eraan dat, vóór die datum, het geheel van de
verkeersweg, van de Pantheonlaan tot de Gentsesteenweg, de naam "Groenstraat"
droeg, met als einddeel, de thans genoemde Strijdersstraat. Het gedeelte dat in
rechte lijn voortliep tot het gemeenteplein van Sint-Agatha-Berchem heette toen
(en ook nog heden) Josse Goffinlaan.
Het Frans Gasthuis Koningin Elisabeth werd gebouwd tussen 1928 en 1930 ten
behoeve van de Franse onderhorigen in België die er geïsoleerd waren. Zeer vlug
werd het ook toegankelijk gesteld voor allen. In 1977 werden de eerste gebouwen
verlaten en vervangen door een moderne constructie in de nabijheid, in dezelfde
laan. Het oud gebouw werd ettelijke jaren verwaarloosd , met de gevolgen die men
al te goed kent: verval, vandalisme …
Volgens de ons bekende laatste berichten zou de maatschappij voor Gewestelijke
Ontwikkeling een terrein van ca. 15.000 m² hebben aangekocht om er sociale
woningen en polyvalente gebouwen op te trekken en aldus aan de wijk een nieuw
leven te verzekeren.
GANSHORENSTRAAT
De benaming is duidelijk en vergt geen uitleg. Het gaat hier om de oude weg
nr.7, gezegd Ganshorenstraat, waarvan de uitbouw werd gedecreteerd in 1912
"vanaf het kruispunt met de 20 meter brede laan die wordt voorzien
(=Groenstraat=Josse Goffinlaan) tot zijn ontmoeting met de gedecreteerde Keizer
Karellaan " . Ganshoren is de aanpalende gemeente, de grens zijnde de
Dendermondestraat.
Er moet worden opgemerkt dat te Koekelberg, op weinige afstand, een andere
Ganshorenstraat bestaat, die eertijds leidde tot de molen van Ganshoren,
ongeveer op de plaats waar nu de basiliek is gebouwd. Deze straat en haar
benaming zijn oud.
Toen in 1965 de hervorming van de postsectoren plaatsgreep werd natuuIrlijk door
de
administratie aangedrongen opdat één van de twee straten van naam zou
veranderen. Het blijkt wel dat Koekelberg van gedachte is geweest aan zijn
straat de naam van François van Zinnick te geven (een voormalig leenheer van
Koekelberg) , maar wegens protest van de inwoners werd het plan niet uitgevoerd.
Wat Berchem betreft, hier heeft het schepencollege, in haar zitting van
4/9/1973, beslist niets aan de bestaande benaming te wijzigen, aangezien zij,
luidens het document, . "voortreffelijk is toegepast aan de straat die
rechtstreeks naar Ganshoren leidt". En zo hebben wij, in dezelfde postsector,
twee Ganshorenstraten en naar verluid geeft dit dubbel bestaan geen aanleiding
tot echte moeilijkheden...Alleszins, mooi voorbeeld van gemeentelijke autonomie!
GEBROEDERS BECQUELAAN
Reeds werd gezegd (cf. Broekstraat) dat oorspronkelijk eenzelfde weg, met name
Broekweg nr. 15, liep van de Groot-Bijgaardenstraat tot de Selliers de
Moranvillelaan.
Later werd hij gedeeltelijk omgedoopt in Azuurstraat en vanaf de plaats waar
deze de Lusthuizenstraat ontmoet, in Gebroeders Becquélaan. Deze laatste
benaming dagtekent van het jaar 1920 en heeft als doel de gedachtenis te bewaren
van twee broeders, die als vrijwilligers naar de oorlog zijn vertrokken: Henri
Becqué, geboren te Berchem op 28/8/1893, soldaat bij het 1ste bataljon
fietscarabiniers, gesneuveld te Noordschoote-Dreigrachten (Frankrijk) op
22/2/1915 en Corneille Becqué, geboren te Berchem op 23/10/1886, soldaat bij het
11de artillerieregiment, gesneuveld te Moorslede op 2/10/1918. Beide gebroeders
liggen samen begraven naast het gedenkmonument in het oude kerkhof en beide
namen staan te lezen op dat monument; men vindt ze ook vermeld op de gedenkplaat
in de gemeenteschool.
In de laan is een toegang tot een gesloten gaarde, zonder eigen benaming, met
enkele woningen waarvan de nummering een voortzetting is van de normale
nummering in de laan (nr. 41 tot 49).
GENTSESTEENWEG
Alleszins de oudste weg van de gemeente, waarvan het bestaan reeds hoog in de
Middeleeuwen wordt vermeld onder verscheidene namen (weg naar Vlaanderen, kassei
naar Gent...). Zeer vroeg geplaveid (zeker sinds het begin van de XVIIIde eeuw),
begint de baan aan het kanaal en doortrekt de gemeenten Sint-Jans-Molenbeek en
Koekelberg, dan Sint-Agatha-Berchem en verder Zellik. Op 21/9/1945 besliste het
college al de huisnummers op Sint-Agatha-Berchems grondgebied met 1000 te
verhogen. Zo is het dat, aan de grens met Molenbeek, de nummering plots van 772
tot 1018 en van 665 tot 1001 overspringt.
In de loop van de tijd heeft de steenweg verscheidene veranderingen ondergaan
zonder nochtans in zijn verloop diep te zijn gewijzigd. Nieuwe straten werden
aangelegd, die erin komen uitmonden en dit, naast oude straten die nagenoeg even
oud zijn als de steenweg zelf, zoals de Hubert Blauwetstraat (vroeger Vijf
Wegenweg), de Openveldstraat, de Strijderstraat (vroeger Groenstraat) en een
zekere, thans verdwenen Gemeentestraat, in de omgeving van de Klissenlaan. Oude
documenten spreken over uitgestrekte landelijke domeinen langs de Gentsesteenweg,
met grote heerwoningen (hof of kasteel) die worden aangeduid meestal met de naam
van de eigenaar (Lanser, Masson-Delvigne, Ledune, Gisseleire.Rechtover de
Bloemkwekersstraat strekt zich een grote groene ruimte uit in de richting van de
Zavelenberg, tussen de nummers 1227 en 1230. Nummer 1163 is het “Instituut
Saint-Albert, gesticht 1951; in nummer 1306 bevindt zich een gebedplaats voor
mohamedanen (moskee) en aan de grens met Zellik is men thans aan het optrekken
van een bouwcomplex met technische en commerciële roeping.. De promotor is de
vennootschap "Berchem Technolgy Center, en de nieuwe straat, die door het geheel
wordt getrokken, heeft aan die vennootschap haar naaml te danken (zie
Technologiestraat).
GEORGES REMYSTRAAT
Op 6 januari 1935 gaf het college "Georges Remystraat", aan "de nieuwe straat
tussen de Openluchtstraat en de Ganshorenstraat”. Uit de documenten van die tijd
blijkt dat de gronden die daartoe nodig waren allen onbebouwd waren. Wie was die
George Remy?
Schoonjans en Bernaerts schrijven dat hij soldaat was, gesneuveld in de oorlog
1914 – 1918, zonder verdere uitleg. Deze naam komt voor noch op het monument in
het oude kerkhof noch op de gedenkplaat in de gemeenteschool; de dodenregisters
voor de jaren 1914 tot 1924 vermelden evenmin deze naam. Wij zijn gaan opzoeken
rondom het jaar 1935 en zo vonden wij dat, op 24 januari 1931 is gestorven Remy
Georges, elektricien, in zijn woning Ontwikkelingsstraat nr. 10, geboren te
Brussel op 29/8/1890.
Aangezien het gaat om één der straten van de Moderne Wijk, zijn wij daar naar
inlichtingen gaan vragen en een oude dame liet ons hier weten dat zij een zekere
Georges had gekend als buur. Hij was een groot oorloginvalide uit de
Wereldoorlog; het Nationaal Werk voor Oorlogsinvaliden had hem een woonst
bezorgd in de “Cité Moderne", hij was lid van de oudstrijdersvereniging en zeer
bekend in de wijk.
De nieuwe straat met zijn naam ligt in de omgeving van zijn woonst en
allerwaarschijnlijkst hebben zijn oude strijdmakkers aangedrongen opdat hij met
eeen straatnaam zou worden vereerd. Schoonjans en Bernaerts hebben dus enigszins
gelijk: al is hij eerst in 1931 gestorven, toch mag hij worden beschouwd als een
slachtoffer van de oorlog 1914-1918.
GISSELEIRE VERSÉLAAN
Het gemeentearchief van het begin van deze eeuw vermeldt vaak de heren Paul
Gisseleire, echtgenoot Françoise Versé, advokaat te Brussel, woonachtig te
Sint-Agatha-Berchem en zijn schoonbroer, Louis Versé, industrieel te Sint-Gillis.
In 1911 sloten de heren Gisseleire en Versé samen een overeenkomst met de
gemeente, betreffende het inrichten en uitbouwen van de wegenis; in 1913 vindt
men een gemeentelijk schrijven waarin wordt gezegd dat deze heren allebei werken
hebben uitgevoerd, zonder onkosten voor de gemeente. Dat is niet te verwonderen,
zij waren zeer aanzienlijke grondbezitters en men is enigszins verbaasd te zien,
volgens de kadastrale documenten van het ogenblik, welke uitgestrekte domeinen
ze bezaten.
In samenwerking met bouwondernemers (waaronder Oscar Ruelens, cf. Oscar
Ruelensplein) hebben zij een vennootschap opgericht voor openbare werken, met
het doel nieuwe wegen aan te leggen in en door hun grondeigendom, zodat een
aanzienlijk deel van die eigendom tot bouwgrond werd geschapen, wat de waarde
natuurlijk sterk deed opklimmen... En zo werden aangelegd allerlei lanen, met
name Basiliek-, Helena-, Laura-, Koning Albert-, de Selliers de Moranville-, en
natuurlijk ook de Gisseleire Versélaan.
Deze laan werd gedecreteerd in 1917, tussen de Gentsesteenweg en de
Groot-Bijgaardenstraat, maar reeds in 1914 is er sprake van "een straat 12 m
breed, genaamd Gisseleire Versélaan". Een officiële beslissing van het college
betreffende die benaming hebben wij niet gevonden en wij zijn dan ook geneigd te
geloven dat de echtgenoten Gisseleire – Versé hun eigen naam hebben gegeven aan
een oorspronkelijk private laan, zoals zij trouwens ook deden voor hun dochters
Laura en Helena. De namen zouden nadien geofficialiseerd worden.
Volledigheidshalve willen wij nog vermelden dat, indien in het begin de
verstandhouding tussen de heren Gisseleire en Versé en de gemeente goed was, ze
later slechter is geworden en een langdurig proces in de jaren 1930 ze heeft
verdeeld.
Anderzijds moet gezegd dat de Gisseleire Versélaan haar benaming wegens een meer
morele reden verdient. Het register van de overlijden meldt immers dat, op 3
oktober 1918, voor België is gestorven te Oostnieuwkerke, Gisseleire Albert,
geboren te Brussel op 13/12/1895, onderluitenant bij de luchtmacht, zoon van
Paul Giseleire en Françoise Versé. Zijn naam staat vermeld op het gedenkmonument
in het oude kerkhof. Hetzelfde register leert ons ook dat in 1921 te Elsene
overleed Françoise Versé en dat zij woonde te Sint-Agatha-Berchem, 41
Gentsesteenweg (dit gebouw werd meestal aangeduid met de naam "kasteel
Gisseleire"). Het domein waar ze woonde wordt op de kaarten dikwijls ook genoemd
"Hof ter Wilst" en het huis werd in 1963 afgebroken om plaats te maken voor het
sportcomplex van de Nationale Bank (hoek Gentsesteenweg en Basilieklaan).
GOEDE BEJEGENINGSTRAAT
Gelegen in het gebouwencomplex van "La Cité Moderne" (zie Moderne Wijkstraat)
dat op 4 oktober 1925 werd ingehuldigd, heeft deze straat (met een reeks andere)
de naam te danken aan de ideologie die aan de grond ligt van het oprichten van
een geheel dat, in die tijd, volkomen nieuw was. De verschillende benamingen der
straten in deze moderne wijk zijn zeer waarschijnlijk toe te schrijven aan de
promotors zelf van de samenwerkende maatschappij; naderhand werden deze
benamingen door de gemeenteoverheid aangenomen en geofficialiseerd.
Wat betreft de Goede Bejegeningstraat, was de bedoeling duidelijk de wijze te
vereeuwigen waarop de voornoemde promotors wensten dat de nieuwe inwoners zouden
worden ontvangen, samen met de hoop dat zij op dezelfde wijze in het vervolg
zouden worden bejegend.
GRAND HALLEUXSTRAAT
Deze straat werd gedecreteerd in 1950 samen met de Schoolstraat (thans
Schoolplein) en evenwijdig met de Dokter Charles Leemansstraat. De naam werd
haar toegekend op 22/7/1952 tijdens de zitting van~het college, om te herinneren
aan het adopteren, door Sint-Agatha-Berchem, op 24 april 1945, van de gemeente
Grand-Halleux (provincie Luxemburg) die hevig werd geteisterd tijdens het Von
Runstedtoffensief in december 1944.
De overheid van Grand_Halleux heeft van haar wegen genaamd "rue de l'Entraide de
Berchem-Sainte-Agathe" en ter gelegenheid van de Kerstfeesten schenkt zij
regelmatig kerstbomen voor het opluisteren van onze straten en pleinen...
GROENDREEFSTRAAT (en oud kerkhof)
Het gaat hier om de oude weg nr. 13 die klom vanaf het Kerkplein, de
Kasterlindenstraat doorkruiste en eertijds verder liep tot de gemeente
Molenbeek, waar, op een hoogte, een tamelijk aanzienlijke beboste oppervlakte
zich uitstrekte (Hoogbosch of, volgens Schoonjans, Scheutbosch); vanaf deze
verhoging zou, in 1695, de Franse maarschalk de Villeroy op Brussel met kanonnen
hebben geschoten en zodoende de Grote Markt hebben vernield. Wij weten niet
wanneer de benaming "Groendreef" aan de weg werd gegeven; de oorsprong is
waarschijnlijk populair en berustte op de groene omgeving. De kasseien waarmee
de weg geplaveid is, zijn niet zeer oud, alhoewel wel archaïsch. In 1907 nog
besliste de gemeente over de weg sintel te laten strooien met het doel hem
gangbaar te maken...
De oude kerk werd gerestaureerd tussen 1972 en 1975 en in dit laatste jaar,
ingehuldigd als "Cultureel Centrum van de Oude Kerk". Het gebouw bevindt zich op
de plaats van een oorspronkelijke kapel, die nu nog het koor van de huidige kerk
uitmaakt en die tot de XIde eeuw kan opklimmen. Later werd er een beuk aan
toegevoegd in romaanse stijl, in de XIVde eeuw Door de eeuwen heen en de
wisselvalligheden van de geschiedenis werd het gebouw verwaarloosd en viel
tenslotte in puin. Na de oprichting van de nieuwe kerk in 1938 werd het oud
gebouw als historisch overblijfsel geklasseerd (1950). Bij het restaureren heeft
men ten zeerste gepoogd het oorspronkelijk aspect te bewaren, namelijk door het
opnieuw gebruiken van de originele stenen en voor wat betreft de nieuwe, door
het bewerken volgens de oude trant.
De pastorie, gelegen naast de kerk, werd bij de restauratiewerken volledig
gesloopt en in haar plaats kwam een tamelijk aanzienlijk pleintje met bomen en
groen, waar allerlei animatiegebeurtenissen kunnen plaats vinden.
Aan het begin van de dreef, rechtover de kerk, staan gebouwen van de brouwerij
Van Calck-Vanden Driesch, een brouwerij die vaak op oude postkaarten voorkomt.
Verderop ontmoet men enkele oude hoeven, die getuigen van het landelijk verleden
van de gemeente; enkele onder hen werden gerestaureerd en zijn bewoond.
Een smalle voetweg leidt van de Groendreefstraat naar het Wilderbos (of
Koninksbos) en boven de dreef prijst een grote villa, onlangs herbouwd en met
een belangrijke tuin omringd, waarschijnlijk de vroegere woning van de familie
Koninks, eponiem van het nabije natuurreservaat.
Ten slotte bereiken wij het oude kerkhof, dat hier werd aangelegd in 1890, na de
desaffectatie van het rustoord rondom de oude kerk (men vindt hier nog enkele
grafstenen) en dat zelf werd vervangen in 1960 door het nieuwe kerkhof aan het
einde van de Kasterlindenstraat. In dit oude kerkhof valt het zicht onmiddellijk
op het mausoleum van de families Goffin en De Rongé, welke de nodige grond aan
de gemeente hebben geschonken.
In het midden van het kerkhof verheft zich het monument aan de gesneuvelden van
de oorlog 1914 – 1918, van de hand van beeldhouwer Culot en ingehuldigd op 18
juli 1919. Het draagt de namen Becqué Corneil, Becqué Hendrik, Blauwet Hubert,
Calus Isidore, Crabbé Joris, Denie August, Desmet Louis, Freys Vincent,
Gisseleire Albert, Knaepen Jean-Baptiste, Heylens Miel, Mertens Joseph, Moureau
Gaston, Préser Prosper, Pauwels Mathieu, Priem Rudolphe, Van Nieuwenborgh Michel,
Van Overstraeten Emile, Vereman Peter, Verplancke Vital; een tiental straten van
de gemeente dragen de naam van gesneuvelde soldaten. Juist naast het monument
liggen de graven van de gebroeders Becqué, van Auguste Denie en van Joseph
Mertens en onderaan het monument is een plaat aangebracht ter herinnering aan
Hubert Blauwet.
In een hoek van het kerkhof vindt men ook een reeks grafstenen betreffende de
slachtoffers van de oorlog 1940-1945, onder meer Hubert Heyman van wie een
straat de naam draagt.
Vermeldenswaard zijn ook de graven van twee Britse soldaten die, op 17 en 18 mei
1940, in Berchem zijn gesneuveld.
Aangezien het oud kerkhof buiten gebruik werd gesteld, bevindt het zich in een
nagenoeg verwaarloosde toestand; niet zonder interesse ontmoet men er de
grafperken van Charles Leemans, oud-burgemeester, van Jean-Baptiste Vanden
Driesch, oud-schepen, van Egide Winteroy, oud-gemeenteraadslid, die elk een
straat met hun naam hebben.
GROENTEBOERSTRAAT
Het gaat hier om een tamelijk recente verkeersweg, in de nieuwe wijk met sociale
woningen, opgetrokken door de "Haard van Sint-Agatha-Berchem", met in- en
uitgang in de Kweepereboomlaan. De benaming is van 1983 en wijst natuurlijk op
de groenteteelt die hier eertijds werd uitgeoefend.
GROOT-BIJGAARDENSTRAAT
Na de Gentsesteenweg hebben we hier de belangrijkste en ook de langste
verkeersweg van Sint-Agatha-Berchem. Zijn benaming (soms ook kassei of steenweg)
komt voor in de oudste documenten en hierin draagt hij het nummer 1 "verkeersweg
van 1ste klas, gaande van de kassei naar Gent tot Groot-Bijgaarden".
Van de grens met Sint-Jans-Molenbeek klimt de straat tamelijk steil naar het
Kerkplein, enigszins kronkelend en met een sterke bocht naar rechts aan het
kruispunt met de Kasterlindenstraat; daarna daalt de Groot-Bijgaardenstraat tot
het laagste punt van de gemeente, aan de grens met Groot-Bijgaarden.
Een groot aantal straten monden uit in deze lange verkeersweg, de meeste onder
hen zijn tamelijk recent; alleen de Soldatenstraat, de Broekstraat en de
Dilbeekstraat klimmen op tot de XVIIIde eeuw.
GULDEN KOORNSTRAAT
Deze poëtische benaming werd op 7 juli 1957 gegeven aan "de nieuwe straat tussen
de Groot-Bijgaardenstraat en de Hoogveldlaan"; de straat was gedecreteerd sinds
1950. Vanzelfsprekend houdt de naam verband met het landelijk karakter van het
landschap, karakter dat toen markanter was dan nu.
Overblijfselen van het boerenbedrijf zijn nog zichtbaar in de onmiddellijke
omgeving, alsook in de namen Weilandstraat, Tuinbouwstraat, Hoogveldlaan.
In deze straat en in een zeer groen milieu, bevindt zich een kindertuin en
basisschool, wijkinstellingen van het Koninklijk Technisch Atheneum van het
Oscar Ruelensplein.
HELENALAAN
In 1917 gedecreteerd om de Gentsesteenweg te verbinden met de Groenstraat (i.e.
Josse Goffinlaan, werd deze weg volledig getrokken door de onbebouwde gronden
van de familie Gisseleire Versé (cf. Gisseleire Versélaan).
Geen enkel officieel document spreekt over de benaming, noch over het tijdstip
en de rechtvaardiging van de naam. Toch is het algemeen bekend (ten minste bij
de oudste inwoners van de gemeente) dat Helena de voornaam was van één der
dochters van Paul Gisseleire en Françoise Versé. Feitelijk was de laan
oorspronkelijk een private weg, zoals trouwens de andere aanpalende laan,
waaraan de naam van de andere dochter, Laura, werd gegeven. Deze mooie voornamen
hebben wel eens doen denken aan de dames door de dichters Ronsard en Petrarca
meermaals bezongen, maar waarheid blijft waarheid, ook al komt ze bedroevend
voor. We mogen althans denken dat deze poëtische herinneringen niet gans afwezig
waren bij de geboorte van de meisjes en het geven van hun naam ...
HERDERINLAAN
Gelegen tussen de Frans Gasthuislaan en de Onze-Lieve-Vrouw van Fatimalaan, werd
deze verkeersweg door het schepencollege op 20 juli 1955 aldus genaamd en eens
te meer, zonder enige verklaring.
De aanwezigheid van de in de omgeving liggende Boerderijstraat wijst op het
landelijk karakter van de wijk en, met Schoonjans en Bernaerts, nemen we zonder
moeilijkheid aan dat het bestaan van een hoeve Draps (waarschijnlijk op het
grondgebied van Ganshoren) de keuze van het college heeft geïnspireerd, vooral
indien, zoals Schoonjans beweert, daar aan schapenteelt werd gedaan. Nochtans
moeten wij eraan herinneren dat wij in de documenten over een hoeve Draps niets
hebben gevonden...
Trouwens blijft de vraag gesteld: "waarom herderin en niet herder?" Klinkt het
vrouwelijke woord meer harmonieus of heeft werkelijk een herderin schapen
bewaakt in de omgeving ? Het weze nog gezegd dat na zes maanden de benaming
Herderinstraat werd vervangen door Herderinlaan, wat mooier klinkt en wat
enigszins is gerechtvaardigd door de breedte van de weg en de aanwezigheid van
rijen bonen.
'T HOF TER OVERBEKE
Het betreft een zeer oude naam, die door het college op 23 oogst 1967 werd
hernomen voor een grote gaarde, gelegen tussen de Maricollendreef, de Auguste
Deniestraat en de Dilbeekstraat. Het woord "hof" werd eertijds gebruikt voor een
uitgestrekt landdomein met een aanzienlijke herewoonst. "Hof te Overbeke" (d.i.
gelegen over een beek, nl. de Dilbeek of Molenbeek) was, onder het Hollands
regime, de eigendom van graaf Charles Huysman d'Honsem, burgemeester van de
gemeente tot 1830. Hij had er zijn woonst. Het domein werd later verhuurd aan
Brusselse Jezuïeten en tussen 1890 en 1925, aan vrouwelijke kloosterlingen van
een Kortrijkse gemeenschap met de benaming Apostolijnen of nog, Maricollen. In
hun tijd werden zij door het volk meestal aangeduid als "zusters van O.L.V. van
Goede Hulp", een benaming die vaak voorkomt op postkaarten van die periode.
Hun "klooster" was omheind met een hoge muur en bevond zich te midden van een
groot en mooi onderhouden park. Later kwam het "kasteel" in de handen van een
zekere Emile Nijs en deze stond het af aan de gemeente in 1956. Het
gemeentebestuur gebruikte het voor verscheidene doeleinden (rusthuis,
jeugdherberg) om het ten slotte in 1966 te laten slopen bij de verkaveling van
het domein en het aanleggen van de wijk.
Wij wensen erop te wijzen dat een doorgang voor voetgangers is opgetrokken
tussen deze gaarde naar de Kweepereboomlaan en van hier naar de Kerseboomstraat.
HOGENBOSSTRAAT
De bewoording "hogenbos" is zeer oud en komt voor in de oudste documenten als
plaatsnaam. De straat zelf loopt van de Kasterlindenstraat tot de grens met
Molenbeek, waar (nr. 111) zij de Hoogboschstraat wordt.
Ze werd heringericht vanaf 1913 en in feite is zij slechts de verlenging van de
Groendreefstraat; het is waarschijnlijk dat zij lang deze laatste benaming
deelde.
Immers, het "Hoogbosch" was vroeger (en thans gedeeltelijk nog) een beboste en
hooggelegen oppervlakte; op Molenbeeks gebied, door zekeren (waaronder
Schoonjans) vereenzelvigd met het "Scheutbosch" van waaruit, in 1695, maarschalk
de Villeroy, Brussel en de Grote Markt liet beschieten.
Bij zonneweer en tijdens mooie zomeravonden is het zicht naar de stad vanuit de
Hogenbosstraat buitengewoon mooi en aantrekkelijk. De straat is immers langs
enkele kant bebouwd en het is stellig te hopen dat de overheid deze toestand zal
weten te handhaven tegen een overdreven verstedelijking. Het hierboven
beschreven schouwspel is immers één van de mooiste in de Brusselse
agglomeratie...
HORTENSIASGAARDE
Deze naam werd op 26 juli 1955 door het college gegeven aan een complex van
woningen die gebouwd werden achteraan de Bloemkwekersstraat, welke zojuist werd
voortgezet tot de Groot-Bijgaardenstraat.
Wij herinneren eraan dat de Koninklijke Commissie voor Toponymie en
Dialectologie opmerkingen had gemaakt over het woord "-oord" in de benamingen
Bloemenoord en Populierenoord; het college heeft rekening gehouden met deze
opmerkingen en zo hebben wij een Hortensiasgaarde op enkele afstand van een
Populierenoord...
De zeer oude Bloemkwekersstraat is met haar naam natuurlijk niet vreemd aan de
keuze van al deze benamingen, waarbij ook nog komen Rozengaardstraat en
Bloemendal, naam van het bejaardenhuis van het O.C.M.W.
HOOGVELDLAAN
Zoals de Weilandstraat vertrekt deze verkeersweg van de Groot-Bijgaardenstraat
rechtdoor naar de Hogenbosstraat, maar zij bereikt deze straat niet. Ze wordt
immers onderbroken door de uitgestrekte weide waaraan de naam Weilandstraat is
ontleend. Deze weide klimt tamelijk sterk op naar de Hogenbosstraat en zo
begrijpt men gemakkelijk de benaming Hoogveldlaan, waarvan het element
"Hoogveld" zeer oud is. De kadastrale plannen van 1811 en 1837 vermelden reeds
het bestaan van een "Hoogstraet" die, volgens de documenten, een weinig
gebruikte landweg was.
Officieel werd de benaming door de gemeente toegekend op 12 maart 1953 en bij
uitzondering, met een verklaring: "om te herinneren aan de naam van deze wijk,
hetzij aan het Hoogveld".
HUBERTBLAUWETSTRAAT
Het betreft een oude straat, die in de documenten van de tijd het nummer 16
draagt. In 1916 gaf het college haar de tamelijk eigenaardige benaming "Vijf
wegenstraat". Volgens Schoonjans ging het om een kruispunt gevormd door
verschillende voetpaden in de omgeving van de Bloemkwekersstraat (de Koning
Albertlaan bestond niet); men kan heel moeilijk een juist beeld hebben van de
wegenis in die tijd, na de belangrijke wijzigingen sindsdien aan de wijk
toegebracht.
De benaming "Hubert Blauwetstraat" werd gegeven op 29 april 1920 door de
gemeenteraad (niet het gemeentecollege), op aanvraag van de Vereniging van de
Oudstrijders 1914-1918 en met als doeleinde ". .te vereeuwigen de nagedachtenis
van de soldaten dezer gemeente in de persoon van diegene die de eerste voor het
vaderland is gestorven
Inderdaad, het dodenregister meldt dat op 18 oogst 1914, d.i. veertien dagen na
de Duitse inval in Belgie', de soldaat Hubert Blauwet op het ereveld is
gesneuveld te Oplinter (Tienen), oud 27 jaar.
Zijn naam is vermeld op het gedenkteken in het oud kerkhof; onderaan dit
gedenkteken staat ook een plaat met zijn afbeelding en de vermelding dat hij
sergeant was bij het 22e linieregiment en geboren te Sint-Agatha-Berchem in
1887. Men vindt ook zijn naam op de gedenkplaat in de gemeenteschool.
HUBERT HEYMANSSTRAAT
Deze straat verbindt de Josse Goffinlaan met het Oscar Ruelensplein. Ze werd
gedecreteerd in 1934 en heette toen Maagdepalmstraat, dit tot 6 februari 1945;
ze werd in Hubert Heymansstraat door het college omgedoopt ter herinnering aan
de medeburger door de Duitsers gefusillieerd in 1942.
In het dodenregister van 1942, hebben wij op 22 februari 1942, de overschrijving
van de doodakte gevonden door de gemeente Schaarbeek aan Berchem overgemaakt.
Die akte is in het Frans opgesteld en de vertaling luidt als volgt : "in het
jaar 1942, op 13 februari, werd opgesteld de doodakte van Hubert François
Heymans, muzikant, geboren te Brussel op 5 januari 1900, gestorven op 21 januari
1942 te 9u31 ’s morgens (sic), op het Nationaal Schietplein, Karabiniersplein,
woonachtig te Sint-Agatha-Berchem, Beheerstraat, zoon van Joseph Heymans en
Philippine Dekoster. Verklaring afgelegd door de militaire aalmoezenier...
Zoals reeds gezegd, zijn op het oude kerkhof elf gedenkstenen geplaatst, gewijd
aan de slachtoffers van de oorlog 1940-1945, en daaronder de steen waarop staat
geschreven : «Hubert Heymans, fusillé au Tir National le 21.1.1942, membre
O.M.B.R." (Organisation Militaire de la Résistance). Zijn naam is ook te lezen
op de plaat die, in het begin van de Soldatenstraat, tegen de schoolmuur werd
aangebracht en ingehuldigd op 6 september 1969 door de "Fraternelle de l'O.M.B.R."
ter nagedachtenis van de leden gedood, gestorven of gedeporteerd in de
concentratiekampen.
Het stoffelijk overschot van Hubert Heymans werd te Berchem teruggebracht ter
gelegenheid van een officiële plechtigheid op 23 november 1945.
HUNDERENVELDLAAN
Hunderenveld is een oude plaatsnaam die men in de oudste documenten terugvindt.
Zo wordt heden officieus genaamd het plein waar samenlopen de Koning Albertlaan,
de Groot-Bijgaardenstraat, de Kattestraat en de Potaardestraat; een brede
verkeersweg draagt op zijn enige straatbord bij de Lusthuizenstraat, de naam "Hunderenveldlaan".
Vaak wordt de laan aangeduid als buitenringlaan.
Ofschoon op 3 oogst 1978 de benaming Hunderenveldlaan werd voorgesteld voor "de
weg aan te leggen aan de grens van onze gemeente met Dilbeek en Zellik, hebben
wij hierover geen officiële beslissing kunnen vinden.
Op het deel van de weg, gelegen op het gebied van Sint-Agatha-Berchem, rijzen
drie grote appartementcomplexen op. Zij behoren tot de S.M. "La Cité Moderne"
die ook twee andere complexen heeft gebouwd (de "Cité Moderne" in 1925 en het
Jean-Christophe Ensemble in 1959); de gebouwen van het Hunderenveld dagtekenen
van 1976 en hebben zes of zeven verdiepingen. De idee over sociale woonst zijn
met de tijd veel veranderd.
Ook moet worden attent gemaakt op het sportensemble in 1977 door de gemeente
aangelegd, met hoofdingang langs de Lusthuizenstraat.
INITIATIEFPLEIN
Gelegen te midden van de "Cité Moderne", draagt dit plein, zoals de straten en
de laan van de wijk, een benaming die betrekking heeft met de ideologie waarmee
de gezagvoerders van de samenwerkende maatschappij "La Cité Moderne" bezield
waren.
Het ensemble werd ingehuldigd in 1925 en de straatnamen dateren dus ook van deze
periode. De benaming "Initiatiefplein" heeft als doel te herinneren aan de
ondernemingsgeest van de stichters en leden van de maatschappij, en die
ondernemingsgeest aan te moedigen bij de inwoners.
JEAN-BAPTISTE VANDENDRIESCHSTRAAT
Waar de Kerkstraat rechts loopt naar de Groot-Bijgaardenstraat werd een straat
in rechte lijn aangelegd naar het Kerkplein. Deze straat werd in 1910
gedecreteerd en op 22 november 1910 besliste het college haar de naam Vanden
Driesch te geven, naam die, enkele dagen later en op aanvraag van de familie,
werd veranderd in Jean-Baptiste Vanden Driesch.
Deze persoon werd geboren in Sint-Agtaha- Berchem in 1821 en stierf er in 1897;
de grafsteen in het oude kerkhof draagt het opschrift "J.-B. Vanden Driesch
1821-1897, fils de Pierre". Hij was schepen van de gemeente gedurende
vijfentwintig jaar en zijn vader heeft ook een rol gespeeld in het politiek
leven (hij was gemeenteraadslid vanaf 1830 en dit gedurende meerdere jaren).
Beide waren eigenaars van de toen zeer befaamde brouwerij nabij de oude kerk, en
ook van de herberg "In de Kroon”, door Jean-Baptiste herbouwd in 1869 (zie Steen
onderaan de voorgevel met opschrift J.V.D.D.1869).
Hij liet zich ook een statige woning optrekken, die er als een kasteeltje uitzag
en die in documenten van de tijd wordt aangeduid als "Trianon Sans-Souci". Dit
indrukwekkend gebouw bestaat nog heden en is steeds bewoonbaar (alhoewel
onbewoond), maar het is nagenoeg volledig aan het zicht onttrokken door recente
constructies die, om wille van de richting van de straat, werden opgetrokken.
Het "Trianon Sans-Souci" is nog te zien voor wie de koetspoort tussen nr. 10 en
18 binnentreedt.
ENSEMBLE JEAN-CHRISTOPHE
Zoals reeds gezegd gaat het hier om een uitbreiding van de "Cité Moderne", door
de samenwerkende maatschappij opgericht in 1959, mits toelating van het
gemeentebestuur (zitting van het college van 30 juli 1956).
Het "ensemble" omvat vier appartementgebouwen, gelegen tussen de Openveld- en de
Strijdersstraat; vóór de huidige benaming droegen deze gebouwen de nummers 101
tot 107 van de Openveldstraat.
De stijl is die van de constructie van 1925 en dezelfde architect, Victor
Bourgeois, heeft de plannen ervan opgesteld. De tijden en de gedachten waren
nochtans veranderd en van de vier bloks is, voor Berchem, het eerste voorbeeld
van hoogbouw.
Op 23 mei 1962 besliste het college aan deze uitbreiding de benaming "Ensemble
Jean-Christophe" te geven met het toevoegsel "Romain Rolland 1866-1944
Nobelprijs". Op de straatborden staat deze lange benaming te lezen...
Ook hier wordt geen verdere verklaring in de documenten gegeven en eens te meer
moeten we eigenhandig gissen waarom de overheid aan die naam is gaan denken.
In 1925, bij het opbouwen van de "Cité Moderne", zijn de benamingen van straten
en pleinen in deze nieuwe wijk door de stichters en opbouwers uitgevonden en
gegeven en hierbij lieten ze zich leiden door de grondideologie van hun
onderneming. Deze ideologie vindt men terug, min of meer duidelijk uitgedrukt,
in de lange roman (10 delen) "JeanChristophe" van de Franse schrijver Romain
Rolland. Het werk werd geschreven tussen 1903 en 1912. Tijdens de oorlog
1914-1918 ging de schrijver in Zwitserland leven, waar hij verscheidene werken
"au dessus de la mêlée" liet verschijnen, waarin hij een internationalisme uitte
dat, voor het ogenblik, tamelijk ongepast werd aanzien, wat hem in de openbare
mening in Frankrijk een tamelijk ongunstige faam bezorgde. Nochtans werd het
werk met de Nobelprijs voor de Letterkunde in 1916 bekroond.
Het hoofdpersonage van de roman, Jean-Christophe Krafft, is een Duits musicus en
het werk heeft o.m. als doel te verheerlijken, niet slechts de muziek, maar ook
de edelmoedigheid, de broederlijkheid, de solidariteit, kortom de sociale en
internationalistische gevoelens die ook ten gronde liggen van de bekommernissen
van de "Cité Moderne"; dit verklaart waarom deze naam door één (of meer)
promotors van de samenwerkende maatschappij gekozen werd. Het komt nochtans
tamelijk eigenaardig voor dat de titel van een vermaard roman als straatnaam
voorkomt in een kleine gemeente van Belgie".
Hieruit blijkt naar onze mening het verdwijnen van het gevoel van
dorpsgemeenschap, eigen aan Sint-Agatha-Berchem tot rond het midden van deze
eeuw, een verdwijnen dat in de volgende decennia ten zeerste zal toenemen onder
de invloed van een onweerstaanbare verstedelijking.
JEAN MONNETPARK
Hier staan we voor drie reusachtige gebouwen met talrijke appartementen, twaalf
verdiepingen hoog, ingedeeld in zeven "residenties" met name Straatsburg,
Amsterdam, Luxemburg, Parijs, Brussel, Bonn, d.w.z naast Straatsburg, zetel van
het Europees parlement, de hoofdsteden van de te dien tijde zes leden van de
Europese Gemeenschap.
De gebouwen bevinden zich te midden van een tamelijk groene omgeving (vandaar de
term "park") met hoven, kinderspelen, speelterreinen, maar natuurlijk ook
uitgestrekte betonnen parkeerpleinen voor auto's...
Het is tijdens de zitting van 17 november 1965 dat het college het voor de
eerste maal had over de verkaveling "Jean Monnet"; ietwat later besliste de
overheid de benaming "Jean Monnetpark", die door de maatschappij Etrimo,
verantwoordelijk voor het werk, gegeven was, te bewaren.
Jean Monnet was met Robert Schumann, Alcide de Gasperi en Paul-Henri Spaak, één
van de voorstanders van de Europese idee. Geboren in 1888 en overleden in 1979
was hij een vooraanstaande politieke en financiële onderhandelaar en namelijk
auteur van een befaamd economisch herstellingsplan.
De benaming is natuurlijk te begrijpen in de roes van de Europese éénmaking,
maar ook zij draagt ontegensprekelijk het merk van het langzaam afsterven van
een gevoel van gemeenschap (cf. ensemble Jean-Christophe, Dokter Schweitzerplein).
JOSEPH GENOTSTRAAT
Op 6 juli 1962 aanvaardde het schepencollege van Sint-Agatha-Berchem het
voorstel van de naburige gemeente Sint-JansMolenbeek, een nieuwe verkeersweg "Joseph
Genotstraat" te noemen, ter ere van de burger die dertig jaar lang in de
gemeenteraad (van Molenbeek) heeft gezeteld.
De straat werd gedecreteerd in 1951, om de Gentsesteenweg met de Auguste Van
Zandestraat te verbinden. Ze ligt slechts gedeeltelijk op het gebied van
Sint-Agatha-Berchem, namelijk langs de kant van de pare nummers, van 8 tot 22,
al het overige zijnde Molenbeeks.
JOSEPH MERTENSTRAAT
Het oude voetpad nummer 21, voor de verbreding waarvan reeds in 1913 een
richtingsplan was voorzien "tussen de Kerkstraat en het voetpad 28" (=Bloemkwekersstraat)
bleef voor zeer lange tijd ontoegankelijk voor alle verkeer buiten voetgangers.
Slechts in 1983, ter gelegenheid van het bouwen van het groot
appartementencomplex "Résidence Pirsoul Garden" werd de straat verbreed en
verlengd.
De naam Joseph Mertens werd de straat toegekend door het schepencollege op 16
september 1930, ter nagedachtenis aan een soldaat, slachtoffer van de oorlog
1914-1918, van wie we de doodakte, in het dodenregister van de gemeente
overgeschreven hebben teruggevonden, met in de rand de woorden : "Stierf voor
België" en waaruit blijkt dat op 18 september 1918 is overleden te Calais
(Frankrijk), Joseph Mertens, soldaat bij het 4e linieregiment, geboren te
Sint-Agatha-Berchem op 3/11/1887 en er woonachtig, echtgenoot van Amelie
Schaumans.
Zijn naam komt voor op het gedenkmonument in het oude kerkhof en daar dichtbij
ligt zijn graf met de bovenvermelde vermeldingen. Hij was ook leerling van de
gemeenteschool geweest, waar men zijn naam op de gedenkplaat terugvindt.
Bij ons onderzoek hebben wij ook in de nabije gemeente Groot-Bijgaarden (thans
Dilbeek) een "Jozef Mertensstraat" ontmoet. Hier ook gaat het om een soldaat,
slachtoffer van de oorlog 1914-1918, met een graf in het gemeentelijke kerkhof
en van wie de naam te lezen staat op de gedenkzuil te midden van het marktplein
van Groot-Bijgaarden. Beide gelijkluidende benamingen, in naast elkaar liggende
gemeenten, geven natuurlijk aanleiding tot verwarring en misverstand.
De straat is slechts langs één kant bebouwd, de andere kant zijnde nagenoeg in
haar geheel bezet door het Pirsoulpark, met uitzondering van het hoger vermeld
gebouw "Résidence Pirsoul Garden".
JOSSE GOFFINLAAN
Dit is de benaming van het Berchems gedeelte van de lange verkeersweg tussen de
Pantheonlaan (op Koekelberg) en de Dokter Schweitzerplein (oud Gemeenteplein).
Oorspronkelijk liep de weg van de hoogte van Koekelberg tot de hoeve Winteroy
(rechtover de straat Winteroy) en draaide daar rechts tot de Gentsesteenweg
(thans Strijdersstraat). In die tijd heette de weg in zijn geheel Groenstraat.
Het gedeelte dat rechtdoor naar het Dokter Schweitzerplein gaat werd in 1913
gedecreteerd, maar reeds op 22 oktober 1910 kreeg dat gedeelte de benaming Josse
Goffin. In 1929 werd deze benaming uitgebreid tot de Ganshorenstraat, die de
grens vormt met de gemeente.
Josse Goffin, gezaghebber van de Smederijen te Clabecq, was burgemeester van de
gemeente Sint-Agatha-Berchem van 1859 tot 1902 (een record!); in dit ambt was
hij opvolger van zijn vader, Edouard-Guillaume Goffin, burgemeester van 1853 tot
1859. Beide liggen begraven in het mausoleum opgericht in het oud kerkhof, waar
de familie een stuk grond eeuwigdurend werd toegestaan in 1890, bij het
aanleggen van deze (toen nieuwe) rustplaats.
De familie Goffin bezat zeer talrijke grondpercelen in de gemeente en van 1830
af, bewoonde ze het "Hof ter Wilst", uitgestrekt landelijk domein met grootse
woning, dat later overging aan de familie Gisseleire onder de naam "chateau
Gisseleire", gesloopt in 1963.
KASTERLINDENSTRAAT
Wellicht gaat het hier om de oudste benaming (wellicht met de Kattestraat) van
de Berchemse verkeerswegen, met als eerste element, de latijnse term "castrum",
d.i. kasteel, versterking en als tweede de Germaanse stam "linde" (de boom).
De naam zou aldus de betekenis hebben van "verschansing bij de linde". en een
oeroude plaatsnaam weergeven. Heden nog staat een lindeboom op de plaats waar de
drie gemeenten Sint-Jans-Molenbeek, Dilbeek en Berchem aan elkaar grenzen. Oude
topografische kaarten, waaronder die van Ferraris, vermelden deze lindeboom als
herkenningsteken (daar ligt het hoogste punt van de gemeente, nl. 75 m.)
De Kasterlindenstraat begint aan het kruispunt met de Groot-Bijgaardenstraat, in
de de volkstaal "Zavelput" genaamd en eindigt ter hoogte van het nieuw kerkhof
(1960). Een voetweg is aangelegd die van de Kasterlindenstraat neerdaalt tot de
Wilder (cf. Koninksbos).
KATTESTRAAT
Deze straat is zeker te rekenen onder de oudste van de gemeente. In het archief
vindt men ze voor het eerst vermeld onder de Franse benaming "rue des Chats",
weg nr. 2, in het kadastraal verzamelplan van 1811, onder het Frans bewind van
Napoleon; in 1837 wordt ze aangeduid als verkeersweg van eerste klas, tussen de
weg naar Groot-Bijgaarden en de "chaussée de Dillebeke"(sic).
Het lijdt geen twijfel dat de naam van de bestaande straat verkeerd werd
vertaald door ambtenaren die de volkstaal onkundig waren; de benaming heeft
niets met katten te maken.
In vele Vlaamse dorpen en steden bestaat, of heeft bestaan, een Katte- (ook
geschreven Catte-)straat, namelijk in Opwijk, in Asse, in Leuven, in Ukkel, in
Merchtem (waar reeds in 1368 een "Cattestraete" wordt vermeld). Niet éénmaal
wordt, door de bekwaamste taalkundigen, zoals Isidoor Teirlinck of Jan Lindemans,
enig verband met katten gelegd. In de periode, waar in de volkstaal alleen
Vlaamse namen aan verkeerswegen werden gegeven, had de betekenis van het woord "catte"
of "katte" niets met het huisdier te maken.
Verschillende interpretaties van dit Germaans element worden door de
vooraanstaande plaatsnaamkundige Jan Lindemans aangegeven: "catte" zou reeds van
in de Romeinse tijd, een belegeringswerktuig zijn geweest (soort "balista"),
maar er bestaat niet het minste gegeven dat zo'n werktuig in de omgeving zou
hebben bestaan.
Ook heeft men gedacht aan een verband met de "Chatti", een Germaanse stam,
meermaals vermeld door de Latijnse schrijver Tacitus en die heeft deelgenomen
aan de invallen tegen het Romeinse rijk; hoegenaamd geen bewijs van deze "Chatti"
in de streek. Anderen nog zien in de term "katte" een voorganger van het huidige
Duitse woord "Gasse", vroeger "ghasse" of "ghatte" en zou aldus niets anders
betekenen dan "straat".
Dat alles is naar wij menen zuivere fantasie, maar veel redelijker en
geloofswaardiger is de mening van Jan Lindemans die, na zijn bewijsvoering over
"KAT-KADE" (in "Plaatsnamen van Oud Merchtem" blz 163-165) als volgt
concludeert: “Ons besluit kan nu kort zijn: "kat" in de meeste plaatsnamen is
een bijvorm van "kade-kaai" en betekent "aarden opworp gevestigd door paal- en
rijswerk".
Lindemans constateerde dat de kattestraten in de nabijheid van de dorpskom
liggen, die beschut werd door grachten; een katte is in verband te brengen met
de vesten en een kattestraat loopt dan boven (of naar) zo een vest. Hierbij
wensen we te voegen wat R. Meurisse schrijft in "Ontdek Ukkel" blz.57 s.v.
Floreallaan "Het woord "Katte" heeft niets te maken met het alomgekende
huisdier, doch beduidt wel een beweegbaar schutdak voor een uitkijkpost of een
vooruitgeschoven schans ...
Wat de Berchemse Kattestraat betreft is er wellicht enig verband met de
Kasterlindenstraat, waarvan de benaming teruggaat tot een Latijns element, zodat
de beide namen tot ver in de Middeleeuwen zouden opklimmen
Zoals gezegd blijkt Lindemans' uitleg de meest aannemelijke voor deze straatnaam
te zijn. De Franse benaming is nagenoeg twee honderd jaar oud en verdient aldus
in acht te worden genomen, maar zij is stellig onjuist. Moest de overheid eraan
denken de naam te veranderen om de fout te verbeteren, dan zou voor ons de beste
oplossing zijn het oud Vlaams woord als zodanig te bewaren en zo zou men hebben
"rue Katte straat", zoals men ook heeft "rue Kasterlinden straat", "rue Potaarde
straat", "rue du Broek straat", 'true Hogenbos straat", "rue Katteput straat",
"dos du Zavelenberg gaarde",...
In de oude kadastrale documenten bevindt de straat zich in een wijk aangeduid
als "Katteburne" (of Katteput), waarin "burne" of "put" de betekenis hebben van
steen- of zandgroef en het is wel bekend dat tot de XXde eeuw steengroeven en
potaardegroeven talrijk waren in Berchem. Uit deze groeven haalde men het zand
en de stenen die nodig waren voor het aanleggen en het onderhouden van de
verschansing waarop de Kattestraat liep.
In de richting van Groot-Bijgaarden is, wat het bovenste gedeelte betreft, de
straat onbebouwd aan de rechtse kant. De linkerkant loopt naast een tamelijk
uitgestrekte groene vlakte, het Kattebroek (=moerassig braakland bij de Katte of
verschansing).
Deze groene landstreek ligt op de grens met Dilbeek en is waardevol om de flora
en de fauna; ecologische verenigingen spannen zich in om het gebied te
verdedigen tegen de uitbreiding van de verstedelijking. Een voetweg loopt door
het gebied langs de beek (Dilbeek of Molenbeek), die de grens vormt tussen
Berchem en Dilbeek.
KATTEPUTSTRAAT
Zoals hoger gezegd is Katteput een plaatsnaam, waarin "put" een steen- of
landgroef aanduidt. De oorkonden vermelden een Katteput aan de grens met Dilbeek
en een andere Katteput in de omgeving van de Josse Goffinlaan. Officieel werd de
benaming op 11 mei 1976 door het college aan de Koninklijke Commissie voor
Toponymie en Dialectologie voorgesteld, samen met de historische
rechtvaardiging. Het voorstel werd natuurlijk goedgekeurd, wat niet heeft belet
dat een zeker aantal inwoners van de nieuwe straat een petitie hebben ingediend
om de benaming te veranderen, zonder succes. De gemeenteoverheid heeft de
historische benaming gehandhaafd, ter herinnering aan het verleden van het
gebied en het vroeger bestaan van een groef waarvan de Groefstraat (op
Koekelberg) haar naam te danken heeft.
Indien een "katte" werkelijk een opworp was van stenen, palen en zand, dan was
een "katteput" de groef waaruit men de nodige elementen ging halen die daartoe
nodig waren.
Wij wensen de lezer attent te maken op het feit dat de benaming "katteput" zeer
lang levendig is gebleven om een bepaald gebied aan te duiden; zo hebben wij in
handen gehad twee omslagen van brieven, de ene van 1876, de andere van 1889,
zonder aanduiding van gemeente, de geadresseerden wonende "Katteput", zonder
meer...
KEIZER KARELLAAN
Deze zeer voorname verkeersweg maakt het voorwerp uit van een Koninklijk Besluit
van 1906 en de benaming dagtekent van hetzelfde jaar. Hij ligt slechts
gedeeltelijk op Sint-Agatha-Berchem (pare nummers 408 tot 586, onpare nummers
487 tot 557), het overige deel ligt op Ganshoren. De werkelijke aanleg van de
laan werd besproken in het schepencollege van Sint-Agatha-Berchem op 28 november
1912.
Zeer algemeen wordt aangenomen dat de benaming werd ingegeven door het naambord
(met afbeelding) van een zeer oude herberg (reeds vermeld in de XVIIIde eeuw)
gelegen Gentsesteenweg, tussen de huidige Hubert Blauwetstraat en de
Bloemkwekersstraat.
Op dat bord was voorgesteld een toneel ter verklaring van een plaatselijke
anekdote, waarvan de historiciteit trouwens vaak wordt aanvaard. Men vertelt dat
Keizer Karel, in 1540 op reis naar Brussel en vergezeld door één enkele
hoveling, in de duisternis verdwaald was geraakt in de omgeving van Zellik. De
twee reizigers gingen kloppen aan de deur van een hoeve; de boer, die hen
natuurlijk niet herkende, stemde erin toe hen te leiden tot de te volgen weg en
liep vóór hen met een lantaarn in de hand. Onderweg werd hij door een
natuurlijke behoefte gekweld en zonder aarzelen stak hij de lantaarn in de
handen van de keizer, met de woorden "Karel, houd de lanteerne". De volgende dag
vernam hij wie de reizigers waren en was natuurlijk bevreesd over de gevolgen
van zijn gedrag, maar de keizer nam de zaak schertsend op en de boer werd zelfs
enigszins beloond.
De oude herberg "Karel, houd de lanteerne", ook nog vermeld met de naam "Den
Ouden Carel" is afgebroken en verdween met het verbouwen van de wijk. Er is geen
twijfel dat de naam van de laan verband houdt met de benaming van de herberg,
maar ook moet worden inachtgenomen de enorme populariteit van Keizer Karel in de
Vlaamse gewesten, waar tal van verkeerswegen en herbergen zijn naam dragen...
De Franse benaming "Charles Quint" (d.w.z. Vijfde) wijst op het feit dat de zoon
van Philips de Schone en Johanna van Spanje, na zijn aanstelling als Koning van
Spanje onder de naam van Karel de 1ste, in 1519 de vijfde keizer werd van het
Heilige Roomse Rijk van het Duitse Volk, met als voornaam Karel (de andere vier
zijn Karel de Grote 800-814, Karel de Kale 855-877, Karel de Dikke 881-887 en
Karel de IV van Luxemburg 1355-1378).
KERKPLEIN
Het betreft het plein gelegen bij de oude kerk (thans cultureel centrum), een
plein dat nog herinnert aan het dorpskarakter van de gemeente
Sint-Agatha-Berchem, waarvan het vroeger het centrum (dorpskom) uitmaakte. De
groene verhoging naast de kerk was vroeger de grond waarop de pastorie was
gebouwd; deze werd gesloopt in 1970 tijdens de restauratiewerken.
Er staan nog enkele tamelijk oude gebouwen: de brouwerij (Van Calck-Vanden
Driesch), de grote herberg "In de Kroon" (thans trefcentrum voor
Nederlandstalige Berchemnaars), de "staminee" met name "Viool", in 1976 door de
gemeente aangekocht inmiddels een restaurant “Le Viool”.
Ook vindt men er het oud kapelletje gewijd aan Sint Agatha, de maagd met de
afgesneden borsten, beschermster van de gemeente en aangeroepen tegen kanker en
gezwel. Volgens Schoonjans zou de kapel reeds bestaan hebben in 1720, maar dit
wordt betwijfeld. Omdat ze zeer vervallen was, werd zij gerestaureerd en
plechtig "ingehuldigd" op 9 september 1990.
Langs de Kerkstraat loopt de belangrijke Groot-Bijgaardenstraat met een tamelijk
strenge helling vanaf het laagste punt van de gemeente; daarom ook was, aan het
kruispunt met de Kerkstraat, een oude herberg (het gebouw staat er nog) met als
naam "In de Rust van den Berg"...
KERKSTRAAT
De naam is vanzelfsprekend oeroud en het is te verwonderen dat hij het
aandringen van de postadministratie kon overleven, toen deze in 1965
naamsveranderingen wenste voor straten en pleinen gelegen in een gebied met
hetzelfde postnummer en met dezelfde benamingen aangeduid.
Nochtans weze het gezegd dat, in 1825, de straat de naam "'’s Heerenstraat"
droeg, tussen de dorpskom (Kerkplein) en de Gentsesteenweg. Deze hoogdravende
benaming beantwoordde echter helemaal niet aan de werkelijkheid, want het ging
om een aardeweg, tamelijk verwaarloosd en bij slecht weer, moeilijk te
gebruiken.
Wij wensen hierbij te herinneren aan het feit dat de afscheuring in 1841 van het
"gehucht" Koekelberg ten dele berustte op de lange en lastige wegen die door de
Koekelbergse parochianen te gebruiken waren om naar de mis in
Sint-Agatha-Berchem te komen; onder deze wegen was, als laatste etappe, de 's
Heerenstraat...
Meermaals werden veranderingen aan de straat gebracht, voornamelijk bij het
bouwen van de nieuwe kerk. In 1912 reeds was sprake van een nieuw gebouw ter
vervanging van de in puin vervallende oude kerk. Doch eerst in 1936 werd de
eerste Steen gelegd, op een stuk grond geschonken door de stiefdochter van de
gewezen burgemeester Charles Leemans.
De nieuwe kerk werd in 1938 ingehuldigd, maar zonder kerktoren, die later zou
worden aangebracht. Na lang aarzelen verzaakte men aan de kerktoren en zo werd
in 1981 de voorgevel (tot toen in rode baksteen) bedekt met stenen,
gelijksoortig met de rest van het gebouw.
Het binnenste van de kerk is bezienswaardig. In het centrum vindt men een kapel,
helemaal uit glas vervaardigd, en verder houten beeldwerken, herkomstig uit het
mobilier van de oude kerk. Aan de wand prijken ook werken van oude
schildermeesters, en onder meer, misschien een doek van (de school van) Van
Dijck.
Ook is er te zien de grote klok van de oude kerk en het originele beeld van de
beschermheilige van de gemeente, Sint Agatha, een beeld waarvan een afgietsel
berust in de kapel op het Kerkplein.
Tot het midden van deze eeuw eindigde de Kerkstraat, op de hoek met de
Soldatenstraat, met een "grot", die vaak wordt afgebeeld op vroegere
prentkaarten en die werd afgebroken bij het slopen van het oud gemeentehuis en
de verbouwing van de wijk. Volgens Schoonjans, die de grot goed heeft gekend,
werd ze opgebouwd in 1880, in de roes van de recente verschijningen te Lourdes;
ze was natuurlijk toegewijd aan O.L.V. van Lourdes.
Op te merken is, rechtover de parochiale SintJozefschool, een stenen trap
(vroeger in hout) waardoor het mogelijk is te klimmen tot in de Prosper
Preserstraat; dit bewijst eens te meer het oneffen en hobbelig karakter van de
Berchemse bodem.
KERSEBOOMSTRAAT
Deze straat ligt op de grens met de gemeente Dilbeek en daalt verder af langs de
Katte- en Potaardestraat naar het laagste punt van Sint-Agatha-Berchem, komende
van het hoogtepunt, "De Linde", 75 m. De straat is slechts zeer gedeeltelijk op
Berchem gelegen, namelijk onderaan, waar het nummer 172 één van de laatste
Berchemse hoeven is, rechtover de groene weiden van het Kattebroek.
De benaming is duidelijk en houdt natuurlijk verband met het bestaan van
fruitbomen in het gebied (cf. Kweepereboomlaan). Er is nochthans iets
eigenaardigs op te merken met deze straat. In Sint-Agatha-Berchem was de
oorspronkelijke benaming "Kerselarenstraat", in 1961 veranderd in "Kerseboomstraat",
maar de gemeente Dilbeek heeft niets veranderd, zodat men heden heeft, op
Berchems gebied (tweetalig) "rue du Cerisier - Kerseboomstraat" en op Dilbeeks
gebied (ééntalig) een naamplaat met "Kerselaarstraat" en twee borden met "Kerzelaarstraat".
Enigszins eigenaardig ook, is aan het kruispunt met de Kasterlindenstraat, de
aanwezigheid van het kerkhof van Koekelberg, helemaal gelegen op het grondgebied
van Dilbeek.
KLEIN BERCHEMSTRAAT
Het aanleggen van deze straat, slechts gedeeltelijk Berchems, is tamelijk
recent. Op 22 juni 1960 besliste het schepencollege, samen met het college van
Koekelberg, de benaming "Klein-Berchemstraat" te geven aan een deel van de
verkeersweg gelegen tussen de Basilieklaan en de Josse Goffinlaan, aan te leggen
min of meer evenwijdig met de Egide Winteroystraat; deze nieuwe straat vormt de
grens met Koekelberg.
Te dien tijde was de huidige Egide Winteroystraat slechts langs een enkele kant
met woningen voorzien en volgens Schoonjans, met bomen beplant en gelegen naast
akkergronden en weivelden; ze droeg de naam "Dreefstraat".
De linkerkant van de Klein-Berchemstraat, in de richting van de Basilieklaan, is
nagenoeg volledig bezet door de gebouwen en instellingen van het Koninklijk
Atheneum Koekelberg.
De benaming heeft als doel de herinnering te bewaren van een tamelijk afgelegen
Berchemse wijk, met name "Klein-Berchem", een wijk die, volgens het archief,
jaarlijks een kermis inrichtte en daartoe van de gemeente een bepaalde subsidie
verkreeg.
KLISSENLAAN
Klissen zijn zeer gemene planten die men op braakliggende gronden en puinhopen
aantreft en waarvan de vruchten, met stekels bedekt, vaak vastkleven aan het
haar en de kleren van de wandelaars.
Oude documenten spreken over een kronkelende voetweg, gaande van de
Dendermondestraat naar de Gentsesteenweg, waar hij uitmondde in de omgeving van
de huidige Klissenlaan, nadat hij had doorlopen een aanzienlijke braakliggende
vlakte met natuurlijk talrijke klissen, welke voor de kinderen een bron van pret
waren (dixit Schoonjans).
Deze voetweg droeg de populaire benaming van "Gemeentestraat" en die benaming
komt nog voor in 1925; weg en naam zijn volledig verdwenen ter gelegenheid van
het verbouwen van het gebied waar Gentsesteenweg en Keizer Karellaan samenkomen.
Op 25 december 1935 werd door het schepencollege de naam Klissenlaan gegeven aan
de nieuwe weg tussen beide verkeerswegen. Eens te meer wordt geen verklaring
bijgevoegd, maar het is duidelijk dat de overheid aldus heeft willen bewaren de
herinnering aan de talrijke "stekelbollen” die de vreugde van vele kinderen
hebben gemaakt.
KOEKELBERGLAAN
Deze verkeersweg werd reeds in 1913 voorzien op gronden gratis afgestaan door
Paul Gisseleire en zijn schoonbroer Louis Versé. Hij komt voor met verschillende
benamingen. In 1916 heet hij "avenue du Parc Louise" (d.i. één van de dochters
van Leopold II), later wordt hij "Elisabethlaan", toen het gebied gelegen vóór
de Basiliek het Ellisabethpark was geworden. Deze laatste benaming verdween
echter wegens het feit dat de gemeente Koekelberg reeds een straat met
Elisabethpark had.
Zo is het dat, op 11 november 1923, het schepencollege besliste, officieel de
naam "Koekelberglaan" te geven aan het deel van de verkeersweg op Berchems
grondgebied gelegen, d.i. van de Gentsesteenweg tot de Auguste Van Zandestraat,
die de grens vormt met Molenbeek. Op deze gemeente heet de laan Edouard
Beneslaan (naar de voorzitter van de Tsjechoslovakische Republiek 1935-1938 en
1945-1948); verderop, op de gemeente Koekelberg, draagt ze de naam
Sint-Agatha-Berchemlaan.
KONING ALBERTLAAN
Het aanleggen van deze lange en belangrijke verkeersweg werd in 1913 beslist, en
zo ook de benaming. In tegenstrijd dus met wat er over het algemeen wordt
gedacht is de naam niet een herinnering aan de terugkeer uit de oorlog 1914-1918
van de Koning-Ridder, maar werd hij gegeven ter ere van de jonge Koning die, in
1909 zijn oom Leopold II opvolgde.
Wij herinneren eraan dat, in dezelfde geest, aan het terrein gelegen voorr de
Basiliek, dat toen als park werd aangelegd, de naam van Koningin Elisabeth werd
gegeven. De laan loopt van de Kerkstraat tot de grens met Groot-Bijgaarden (Hunderenveld)
en zij werd getrokken door grondeigendommen die nagenoeg allen tot de families
Versé en Gisseleire behoorden.
De gebouwen van het gemeentehuis dragen het nummer 33. Deze gebouwen werden op
18 juli 1949 aangekocht van het N.V. The Continental Railway and Tramway Supply
Company; ze werden door de gemeentelijke diensten in gebruik genomen in 1951.
Het oud gemeentehuis, gelegen ongeveer op de plaats waar thans de schuilplaats
voor tram 19 staat, werd in hetzelfde jaar gesloopt. De gemeentelijke gebouwen
werden later uitgebreid feestzalen, bestuursgebouwen, tuin; de plechtige
inhuldiging van het complex had plaats op 13 september 1975.
KORTESTRAAT
Het voetpad 26 genaamd "Korte Weg" liep, luidens een verslag van de
collegezitting van 1910, van de Soldatenstraat tot de Kerkstraat.
De wijk werd met de tijd grondig veranderd (nieuwe straten en gebouwen,
optrekken van de nieuwe kerk met aanpassing van de omgeving) en dit heeft als
gevolg dat de vroegere aftekening van de weg nagenoeg onmogelijk te trekken is
geworden. Het blijkt zelfs waarschijnlijk dat niet deel van de oude "Korte Weg"
met de huidige straat zou overeenstemmen.
Wat er ook van weze, de oude benaming is gebleven voor een verkeersweg die
werkelijk niet lang is.
KWEEPEREBOOMLAAN
De naam werd op 6 september 1967 gegeven aan de nieuwe straat tussen de "Haard
van Sint-Agatha-Berchem" en de Kerselarenstraat (op Dilbeek).
In 1959 werd deze gemeentelijke samenwerkende maatschappij opgericht en tussen
1964 en 1968 had zij zevenendertig sociale familiehuizen gebouwd op gronden
gelegen achter het Hof te Overbeke. Later, in 1981-1982, werden andere woningen
bijgevoegd, maar de benaming van de verkeersweg werd niet gewijzigd.
Deze benaming is natuurlijk in verband te brengen met de fruitteelt die in de
omgeving moet hebben bestaan en waarvan de Kerseboomstraat ook het bewijs heeft
bewaard.
Volledigheidshalve willen wij hieraan toevoegen dat kweeperebomen, kiemgewassen
zijn met gele, peervormige, geurige vruchten behorende tot de familie van de
rosaceeën. Vers zijn de vruchten oneetbaar, maar ze zijn zeer geschikt voor het
maken van jam.
LANDHUIZENLAAN
De wandelaar is stellig enigszins verbaasd door de naam "laan", gegeven aan deze
korte en smalle weg zonder uitgang, een soort gesloten gaarde gelegen tussen de
nummers 1126 en 1128 van de Gentsesteenweg.
In de Landhuizenlaan staan vijf huisgebouwen, waarvan vier gekoppeld. Volgens
Schoonjans bestond het vijfde gebouw, dat de baan afsluit, vroeger dan de andere
en ze zou de oorzaak geweest zijn van het niet verder liep.
Destijds was de "Société Civile de Constructions Immobilières" gelast met de
verstedelijking van de wijk en zeer waarschijnlijk had ze als doel een
verkeersweg te trekken tot aan de Soldatenstraat. Men weze trouwens opmerkzaam
op het feit schuinover de “laan”, een andere gesloten verbouwing bestaat (zonder
nochtans de mummering van de Gentsesteenweg te onderbreken, zonder specifieke
benaming.
Wij weten niet wanneer de naam "avenue des Cottages” werd gegeven; voor het
eerst wordt hij document van 1929 (alleen in het Frans) en met Schoonjans en
Bernaerts nemen we aan dat hij berust op de stijl van de huizen die er die er
stonden of er zouden gebouwd worden.
De Nederlandstalige naam werd eerst in 1962 door de gemeenteoverheid ingevoerd
en volgens ons moet dit betekenen dat het oorspronkelijk ging om een private
weg, waarvan de naam slechts door de bouwmaatschappij werd gegeven. In de
maatschappij zetelden de families Gisseleire en Versé en men weet dat
verscheidene verkeerswegen eigenhandig door de grondeigenaars genaamd (cf.
Gisseleire Versélaan, Helenalaan, Lauralaan)
LAURALAAN
Precies deze laan is één van de wegen de eigenaars Versé en Gisseleire; ze was
voorzien vanaf 1914 om de "nieuwe laan" (i.e. Koekelberglaan) te verbinden met
de Basiliek- en de Josse Goffinlaan.
Traditioneel wordt in Sint-Agatha-Berchem beschouwd (cf Helenalaan) dat de twee
dochters van Paul Gisseleire en Françoise Versé hun (voor)naam aan twee lanen
hebben gegeven. Oudere inwoners van de wijk (waaronder enkelen de familie hebben
gekend) hebben ons de traditie bevestigd. Geen officieel document echter maakt
hiervan melding; zie hierover wat hoger werd gezegd betreffende de Helenalaan.
Grote grondeigenaars gaven wellicht eigenhandig een benaming aan wegen in hun
eigendom aangelegd (cf. Gisseleire Versélaan, de Selliers de Moranvillelaan),
benaming die later door de overheid werd aangenomen. Dit zal ook het geval zijn
geweest voor de Lauralaan en zoals reeds gezegd, indien de verklaring niets te
maken heeft met de "dame" van de Italiaanse dichter Petrarca, toch is de naam
harmonieus genoeg om de ouders enige dank te bewaren...
LOUIS BRAILLESTRAAT
De straat dagtekent van 1948 en op 2 februari van dat jaar schreef de directie
van het provinciaal Instituut voor Doofstommen, Blinden, Zwakzichtigen (thans
Provinciaal Centrum voor Gehoor- n Gezichtsgestoorden) aan het schepencollege
een brief waarbij ze de overheid bedankte voor de benaming gegeven aan de nieuwe
straat gelegen bij de ingang van het instituut.
Louis Braille werd geboren te Coupvray (Frankrijk, Seine-et-Marne) in 1812 en
stierf te Parijs in 1852. Toen hij drie jaar oud was, werd hij blind ten gevolge
van een ongeval. In 1819 werd hij opgenomen in het "Institut pour Jeunes
Aveugles" te Parijs en nauwelijks vijftien jaar, vond hij een alfabetsysteem uit
voor nietzienden, een systeem dat heden nog in voege is (Braille alfabet).
Het Berchems instituut werd door de provincie Brabant gesticht in 1883, eerst
alleen voor slechthorenden, later (vanaf 1904) ook voor slechtzienden.
LOUIS DESMETSTRAAT
Ze verbindt de Dilbeek- met de Wilderstraat en werd voorzien vanaf 1930; op 16
september van dat jaar kreeg zij haar naam van het schepencollege.
Louis Desmet is een Berchems soldaat gesneuveld in de oorlog 1914-1918 en zijn
naam komt voor op het monument in het oude kerkhof. Meer inlichtingen hebben we
niet kunnen vinden en in de diensten van de Burgerlijke Stand van de gemeente is
geen melding gemaakt van deze Louis Desmet (b.v. overschrijving van zijn
doodakte); we moeten ons aldus met dat weinige vergenoegen...
LUSTHUIZENSTRAAT
Deze luchtige verkeersweg, enerzijds langs het Jean Monnetpark, anderzijds langs
de sportinstellingen van de gemeente, loopt van de Steenweg op Zellik tot de
Gebroeders Becquélaan, waar hij wordt voortgezet door de Azuurstraat tot aan de
Koning Albertlaan.
Met Schoonjans (die alhier woonde als kind) nemen we aan dat de naam betrekking
heeft met de bouwtrant van de huizen die er stonden, huizen waarvan heden niets
meer overblijft, tenzij de naam van de straat.
Het meest gekende van deze huizen was de "villa" van dokter Fagnart, omgeven
door weiden en velden en afgebroken in 1965, bij het optrekken van het Jean
Monnet-complex. Uit het archief vernemen wij dat de villa in 1917 bezet was door
de Duitse overheid, wat bewijst dat ze niet aan prestige ontbrak.
In 1920 werd een straatnaambord aangebracht (was er geen voorheen?); in 1934
wordt er door de overheid asbedekking gestrooid en in 1953 werd beslist de
straat te plaveien, "op een meter breed, vanaf de steenweg tot de eigendom van
dokter Fagnart". In 1957 wordt in het college gesproken over "aan te leggen
straten" in het domein van dokter Fagnart. Dat alles wijst erop dat, over een
tamelijk nabije periode, het gebied er helemaal anders uitzag dan heden.
Op 28 maart 1963 had het college het over de verkaveling van de eigendom Fagnart;
iets later werd het project van de eerste blok "parc Jean Monnet" goedgekeurd en
zo begon de totale verandering van de wijk die, zoals gezegd, niet meer door
oude mensen te herkennen is.
MARIA VAN HONGARIJELAAN
Deze laan bevindt zich nagenoeg uitsluitend op Ganshoren; het Berchems gedeelte,
gelegen naast het "Basilix"complex, werd in 1983 aangelegd bij het oprichten van
dat complex en is slechts een verlenging van de reeds bestaande laan (tussen de
Nestor Martinstraat en de parkeerzone van de grootmarktwinkel).
De benaming is vanzelfsprekend in verband te brengen met de nabijgelegen Keizer
Karellaan. Maria van Hongarije was de zuster van de keizer en bestuurde in zijn
naam onze gewesten van 1550 tot 1558.
MARICOLLENDREEF
Aangelegd op de vroegere wegen 14 en 28 werd deze baan voorzien vanaf 1917, maar
eerst op 16 september 1930 kreeg zij de benaming Maricollenstraat (in 1933
veranderd in Maricollendreef).
Principieel is een dreef een landweg die leidt naar een belangruk gebouw
(kasteel, kerk, klooster,...). Het ging in dit geval om een kasteelachtige
woning, in de documenten van de tijd aangeduid met de naam "kasteel Nijs". Zoals
hoger gezegd (cf. 't Hof te Overbeke) bevond het kasteel zich daar waar in de
XVIIde eeuw, een burg was gebouwd, die later de woning was van graaf Charles
Huysman-d'Honsem, burgemeester tot 1830.
Het gebouw werd nadien het klooster van de geestelijke gemeenschap der
Apostolienen of Maricollen (ook wel eens genaamd Marollen), met een huis in de
omqeving van de "Marollen" in Brussel.
Het domein met het klooster verdween in 1966 tijdens de verkaveling en het
aanleggen van de wijk.
Het bovendeel van de dreef, vanaf de Kweepereboomlaan, bevindt zich, wat de
rechtse kant betreft, op de gemeente Dilbeek en wordt bijna geheel ingenomen
door het kerkhof van Koekelberg.
MATHIEU PAUWELSSTRAAT
Gelegen tussen de Dilbeekstraat en de Poolsterstraat, langs de installaties van
het Provinciaal Instiuut voor Gehoor- en Gezichtsgestoorden, is deze straat
tamelijk recent. De benaming werd op 16 september 1930 door het college gegeven,
ter herinnering aan de Berchemse soldaat Mathieu Pauwels, van het 7e
linieregiment, schrijnwerker, overleden te Aarschot op 19 augustus 1914. Zijn
naam is te lezen op het monument in het oud kerkhof.
MICHEL VAN NIEUWENBORGSTRAAT
Deze verkeersweg werd officieel gedecreteerd in 1933, maar was reeds ettelijke
jaren vroeger voorzien om de Louis Desmetstraat te verbinden met de Auguste
Deniestraat. De benaming werd gegeven tijdens de zitting van het college op 16
september 1930.
Ook hier gaat het om een slachtoffer van de oorlog 1914-1918. Zijn doopakte,
overgeschreven in het gemeenteregister, meldt dat voor Belgie" stierf op 11
december 1915 te Confreville l'Orcher (Frankrijk), de artilleriesoldaat Michel
Van Nieuwenborgh, geboren te Hekelgem op 7 april 1879 en wonende te
Sint-Agatha-Berchem
Ook zijn naam komt voor op het monument in het oude kerkhof.
MODERNE WIJKSTRAAT
In 1923 tekende de architect Victor Bourgeois de plannen van een sociale wijk in
de trant van de Engelse hofwijken, met gemeenschappelijke infrastructuur en
huizen met gras en bloemen omringd.
De promotor van het project was een samenwerkende maatschappij van huurders,
genaamd "La Cité Moderne", waarvan de sociale zetel gelegen was nummer 276
Leopold II laan; de stichter en voorzitter van de maatschappij was Georges Rens
en de gemeentelijke Franstalige bibliotheek in de Soldatenstraat draagt heden
zijn naam.
Op dat ogenblik was de idee van een dergelijk ensemble iets gans nieuw, in
sterke tegenstelling met de ongezonde straatjes zonder uitgang waar
werkluigezinnen al te vaak moesten leven.
De nieuwe wijk werd ingehuldigd op 4 oktober 1925. Het was natuurlijk nodig
geweest over te gaan tot meerdere onteigeningen (bijna uitsluitend onbebouwde
grond) en meermaals werd beroep gedaan op de medewerking van de gemeente.
De wijk heeft zes straten, twee pleinen en een laan en de benamingen werden
uitgedacht en gegeven door de beheerders van de maatschappij, in hun keus
geïnspireerd door de ideologie die hen bezielde (cf. de benamingen van de
betrokken verkeerswegen).
Wat in het bijzonder de Moderne Wijkstraat betreft, was de bedoeling natuurlijk
de naam van de maatschappij in leven te houden. Daarom juist werd de straat
oorspronkelijk en zeer lang, Cité Modernestraat genoemd en slechts in 1962, op
verzoek van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Diajectologie, werd de
naam, taalkundig verkeerd, veranderd.
Wij menen echter dat de oudere benaming te verkiezen is en dat de Koninklijke
Commissie de oorspronkelijke bedoeling uit het oog heeft verloren.
Zoals reeds hoger gezegd heeft de S.M. "La Cité Moderne" later twee andere
gebouwcomplexen laten optrekken, namelijk het ensemble Jean-Christophe, in 1959
en het Hunderenveldcomplex, in 1978.
MYRTENLAAN
Slechts één enkel gebouw in deze laan bevindt zich op Berchems grondgebied, het
draagt het nummer 7 en is door de eigenaar volkomen verwaarloosd. Sinds lang
onbewoond en bouwvallig geworden, steekt het huis hevig af in de tamelijk grote
Molenbeekse laan, waarvan het trouwens door zijn ligging de lijn onderbreekt.
Natuurlijk zijn naburige inwoners, en ook wandelaars, het eens om het verdwijnen
van dit "gebouw" te wensen. Op de voorgevel staat nog in grote letters
geschreven "Victor De Groeve, pépiniériste, entretien de jardins" en dit geeft
ons de verklaring van de benaming van de verkeersweg.
Wij herinneren eraan dat de nabije Fik Guidonstraat vóór 1945 Asterstraat werd
genoemd, met betrekking op de tuinbouw die toen (of vroeger) in de wijk hoogtij
vierde. Myrten zijn gewassen met eeuwigdurend groene bladeren en witte geurige
bloemetjes.
Het is natuurlijk de gemeente Sint-Jans-Molenbeek die in 1932 besliste deze
verkeersweg aan te leggen tussen de Asterstraat (ook grotendeels Molenbeeks) en
de Begijnenstraat (helemaal op Molenbeek); alzo werd de oude weg 27, genaamd
Potaerdegat, verbouwd.
NESTOR MARTINSTRAAT
In 1937 stelde de heer Joseph Martin, gezagvoerder van de "Fonderies Nestor
Martin" gelegen op Ganshoren, aan het college voor, de private weg die naar de
werkhuizen leidt te laten herbouwen. Veel later, op 30 december 1954, op
voorstel van de gemeente Ganshoren en op verzoek van de heer Georges Martin,
thans bestuurder van de onderneming, werd het deel van de Dendermondestraat,
gelegen tussen de Keizer Karellaan en de grens Zellik, omgedoopt en met de naam
Nestor Martin voorzien.Dit was ter gelegenheid van de honderdste verjaring de
eerste werkzaamheden ter plaatse van de stichter de ijzergieterij Nestor Martin.
In de richtinq van Zellik, vanaf de Maria Hongarijelaan, is alleen de linkse
kant van de straat Berchems. Aan de grens met Zellik wordt thans een nieuwe
straat aangelegd, samen met het bouwen van een ensemble technico-commerciele
instellingen (cf. Technologietraat).
ONDERLINGE HULPLAAN
Enige laan in het complex "La Cité Moderne" dagtekent zij natuurlijk van
1923-1925 toen het geheel werd aangelegd.
De benaming is gelijktijdig met de andere straatnamen in het ensemble en ook
hier is de verklaring te vinden in de algemene ideologie van de samenwerkende
maatschappij
Wat deze naam betreft gaat het om één van de bekommernissen van de promotors,
meer bepaald onderlinge hulp waartoe huidige en toekomstige bewoners steeds
moeten bereid zijn.
ONTWIKKELINSSTRAAT
Nog een straat van "La Cité Moderne", met aanleg en benaming dus ook van 1925.
Eens te meer moet worden x beroep gedaan op de filosofische ondergrond van de
complexgedachte, waarin het geloof in de vooruitgang de mensheid voorhanden is.
ONZE-LIEVE-VROUW VAN FATIMALAAN
Aangelegd in 1955 is deze laan het vervolg van Georges Remystraat. De benaming
werd haar gegeven op 20 juli 1955 (doch meer bepaald als straat) en dit verzoek
van de onderpastoor van de Basiliek; het verzoekschrift was begeleid door een
petitie van de parochianen. Het hoofdargument was het feit dat een huis werd
gesloopt in de nabije Ganshorenstraat en dat gevel van dat huis versierd was met
een beeld van O.L van Fatima; rondom dat beeld hadden de parochianen gewoonte,
in de maand mei van ieder jaar, dagelijks samen te komen om te bidden. De
overheid werd daarbij verzocht het beeld in de gevel van de nieuwe straat plaats
te geven en zo is het voornoemde beeld te zier een muurvak van nummer 26 in de
laan.
Einde 1955 werd de straat een laan, gelijktijdig met de Herderinstraat: beide
verkeerswegen kregen aldus een meer indrukwekkende benaming, enigszins
gerechtvaardigd door hun breedte en door de aanwezigheid van bomen aan de twee
kanten. Het beeld van O.L.V. van Fatima werd luisterrijk in de nis geplaatst
tijdens een speciale plechtigheid op 1 mei 1956, in de aanwezigheid van een
vertegenwoordiger van het college.
Hierbij willen wij eraan herinneren dat in 1917 te Fatima, een kleine stad in
Portugal, drie jonge herders verklaarden dat de Heilige Maagd hun was verschenen
en dit op zes verschillende dagen. De plek werd bijna onmiddellijk een
belangrijk pelgrimscentrum en het eerbetoon aan O.L.V. van Fatima spreidde zich
in korte tijd over gans de christenwereld.
OPENLUCHSTRAAT
Deze verkeersweg werd in 1931 gedecreteerd bij Koninklijk besluit, maar hij was
reeds lang daarvoor voorzien en zo is het dat de benaming gegeven werd op 30
september 1924, eens te meer zonder enige verklaring in de gemeentearchieven.
Bernaerts schrijft dat de naam te wijten is aan de benaming van een villa
"Openlucht", maar we hebben niets gevonden om deze mening te staven. Op de hoek
met de Georges Remystraat staat een herberg met opschrift "In de Openlucht",
maar deze benaming is toe te schrijven aan de straat, niet het tegenovergestelde
(de herberg is jonger dan de straat)...
Gelet op het feit dat de straat aan de grens ligt van "La Cité Moderne" die
toen, in 1924, volop in opbouw was en gelet op het feit dat de nieuwe bouwwerken
het kenmerk droegen van openluchtige huizen en hoven (dat was feitelijk het doel
zelf van de samenwerkende maatschappij), zo menen we te mogen besluiten dat ook
hier de algemene ideologie, aan de grond van de nieuwe constructie, een rol
heeft gespeeld.
Deze verklaring sluit helemaal niet uit dat in de omgeving een villa "Openlucht"
zou hebben bestaan...
OPENVELDSTRAAT
Deze verkeersweg, met de benaming (vaak ook "Opene-veld"), vindt men in de
oudste gemeentedocumenten (tot in de XVIIde eeuw); de naam heeft klaarblijkelijk
verband met de wijd open landvlakte waardoor de weg zich ontplooide. In 1912
voorzag de gemeenteoverheid de verbreding en verbouwing van de weg 6 genaamd
Dendermondestraat tot de weg 5 genaamd Groenstraat; de kadastrale plannen wijzen
erop dat alléén onbebouwde gronden in het gedrang werden gebracht.
Het gedeelte tussen het Oscar Ruelensplein en de Gentsesteenweg was, in de
eerste jaren van deze eeuw, nog een smalle aardeweg, zoals blijkt uit een
prentkaart van die tijd. Het nummer 100 is een gemeentelijke kindertuin (nr 2),
ingehuldigd op 10 september 1962 en de nummers 101 tot 107 werden in datzelfde
jaar uit de nummering van de straat weggehaald om vervangen te worden door het
ensemble Jean-Christophe, met speciale nummers.
OSCAR RUELENSPLEIN
Ocar Ruelens, geboren in 1850 en gestorven in 1922 te Sint-Agatha-Berchem (in
zijn huis gelegen 90, Openveldstraat) was een zeer aanzienlijke grondeigenaar en
tevens ook een zeer belangrijke bouwondernemer, van wie zeer vaak melding wordt
gemaakt met de families Gisseleire en Versé. Bij zijn dood liet hij aan de
gemeente een belangrijk legaat (50.000,- van die tijd) ten voordele van de armen
en behoeftigen. In 1911 wordt hij vermeld als eigenaar van een "kasteel" in de
Openveldstraat, gebouw dat door vluchtelingen tijdens de oorlog 1914-1918 zal
worden bezet en daardoor veel schade zal ondergaan. In 1919 werd hij door de
gemeente gelast een openbaar plein aan te leggen op de kruising van de Egide
Winteroystraat, de Strijdersstraat en de Josse Goffinlaan (moderne benamingen),
plein dat de naam "Groenplein" zou dragen; het werk werd niet uitgevoerd...
Op 23 maart 1933 besliste het schepencollege aan het kruispunt
Openveldstraat-Strijdersstraat de naam "Oscar Ruelensplaats"(sic) te geven,
later verbeterd in plein. Hier (nr 13) bevinden zich de gebouwen van het
Koninklijk Technisch Atheneum, gesticht in 1963, met wijkscholen, een kindertuin
(1971) en een basisschool (1973), in de Gulden Koornstraat.
PIERRE VEREMANSTRAAT
De wandelaar moet wel verbaasd zijn als hij beseft dat deze "straat” slechts een
kronkelend voetpad is, waarlangs niet één gebouw bestaat; niet het minste
straatnaambord is er te lezen. Deze "straat" is verdwenen bij het verbouwen van
de omgeving en het oprichten van de instellingen voorzien rondom het Pirsoulpark.
Natuurlijk had deze verkeersweg vroeger een veel grotere betekenis en werd in de
volksmond aangeduid met de naam "Kruisweg". Hij leidde toen van de Kerkstraat
naar de kruising Bloemkwekersstraat, Vijf Wegenstraat (i.e. nu Hubert
Blauwetstraat); men vergete niet dat te dien tijde de Koning Albertlaan niet
bestond.
De benaming werd gegeven op 16 september 1930, ter herinnering aan de Berchemse
soldaat Pierre Vereman, van het 17e artilerieregiment, gestorven voor Belgie" te
Rosendael (Frankrijk) op 21 januari 1919 en geboren te Maxenzele op 28 september
1875. Zijn naam is te lezen op het monument in het oude kerkhof.
PIRSOULPARK
Eertijds was dit een grote private hof, achteraan een statig gebouw op de hoek
van de Joseph Mertens- en de Pierre Veremanstraat. De eigenaar was een zekere
Pirsoul, gezaghebber bij de Nationale Bank, die er lange tijd met zijn familie
woonde. Later verhuurde hij het goed en verkocht het ten slotte aan de gemeente
in 1956.
De overheid maakte er een openbaar park van, dat officieel als zodanig werd
ingehuldigd op 1 mei 1956. Toen reeds was sprake het gebouw om te zetten in
gezondheidscentrum; heden dient het als tehuis voor het Franstalige "Office de
la Naissance et de l'Enfance" en meer bepaald voor raadplegingen voor
zuigelingen.
De gemeente heeft ook nabijgelegen gronden aangekocht en een kinderplein
aangelegd; er bestaan projekten betreffende het oprichten van een laagbouw als
kinderkribbe en kinderbewaking.
POOLSTERSTRAAT
Tijdens zijn zitting d.d. 17 december 1958 heeft het college beslist alzo te
noemen, de nieuwe straat tussen de Groot-Bijgaardenstraat en de Mathieu
Pauwelsstraat, en gelijktijdig werden de benamingen Zenitstraat, Sextantstraat
en ook Segmentstraat toegekend (cf. Zevensterrenstraat en Potaardestraat).
Al deze namen van astronomische aard zijn, zoals reeds gezegd, te wijten aan het
naambord "In de Zevesterre", van een oude en vermaarde herberg gelegen in de
GrootBijgaardenstraat. In 1930 had deze herberg haar naam gegeven aan de straat
rechtover haar vroegere ligging (thans een appartementsgebouw).
De zevensterren waren de zes van de Grote en de Kleine Beer en de schitterende
Poolster, de enige die met het blote oog kan worden gezien.
In de straat bevindt zich de gemeenteschool nr 1.
POPULIERENOORD
Dit "oord" dagtekent van 1954 en op 25 maart van dat jaar besliste het college
hem deze benaming te geven, trouwens gelijktijdig met het Bloemenoord. Wij
herinneren eraan dat de Commissie voor Toponymie en Dialectologie bezwaar liet
kennen tegen het woord “oord" (te vervangen door "gaarde").
De gemeenteoverheid behield de twee reeds in voege zijnde benamingen, maar zou
later rekening houden met de opmerking van de commissie (zie Hortensiasgaarde en
Beekgaarde). Ook de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe liet bezwaar kennen,
aangezien ze reeds op haar gebied een populierenoord had; de bemerking bleef
zonder gevolg.
POTAARDESTRAAT
De weg nr 11 genaamd "Potaerdebaan" komt voor in de documenten van het begin van
de XIXde eeuw, en zijn belang blijkt uit het gebruik van het woord "baan" en
niet "weg" of "straat". Hoger reeds hadden we de gelegenheid de lezer attent te
maken op het feit dat de Berchemse bodem rijk was aan zand en aarde geschikt
voor bakstenen. Documenten uit de XIXde eeuw en het eerste deel van de XXde eeuw
vermelden zeer vaak het bestaan van steenbakkerijen. De benaming Potaardestraat
is oud en van populaire oorsprong en heeft stellig betrekking met de
aanwezigheid in de streek van een potaardegroef.
Op 17 december 1958 besloot het college een deel van de straat om te dopen
(gedeelte tussen de Koning Albertlaan en de Zenitstraat) voor een nieuwe
benaming "Segmentstraat". Het besluit werd echter nooit uitgevoerd, de
straatnaamverandering stuitte op weerstand van de bewoners. Het besluit werd
ingetrokken en de oude naam bleef aan het geheel van de verkeersweg.
Volledigheidshalve vermelden wij dat te Wezembeek-Oppem ook een Potaardestraat
bestaat en dat de Potaardegatstraat op SintJans-Molenbeek ook enige verwarring
kan verwekken. Niettegenstaande deze eventueel storende homonymie heeft de
gemeenteoverheid de aloude naam met folkloristisch karakter willen handhaven,
als een van de "monumenten" (in beperkte betekenis) van Sint-Agatha-Berchem.
PROSPER PRESERSTRAAT
Het project de Soldatenstraat door een verkeersweg te verbinden met de
Kerkstraat is tamelijk oud, maar de praktische verwezenlijking bleef lang
achter, voornamelijk wat betreft het uiteinde in de Kerkstraat, veel lager
gelegen. De straat werd voor het verkeer opengesteld in 1956, zonder uitgang
nochtans; in 1958 werd in de Kerkstraat een houten trap aangelegd, waarmee
voetgangers de Prosper Preserstraat konden bereiken; in 1963 werd de straat
geplaveid en in 1964 werd de heden nog bestaande stenen trap gebouwd. Zonder
uitgang heeft de straat een kalm karakter in een stille omgeving.
Zeer vroeg had de straat haar benaming gekregen, namelijk op 5 mei 1931. Ze
heeft als doel de herinnering te bewaren van de korporaal bij het 1ste
carabiniersregiment Prosper Preser, woonachtig te Sint-Agatha-Berchem, geboren
te Sint-Jans-Molenbeek op 22 augustus 1890, gesneuveld te Caeskerke op 23
augustus 1915 (net 25 jaar oud). Zijn naam is geschreven op het monument in het
oude kerkhof.
RAVOTTERIJSTRAAT
Bij gebrek aan specifieke documenten dateren we de benaming van deze straat,
zoals de andere straten en pleinen in de "Cité Moderne", van het jaar 1925
waarin de wijk werd ingehuldigd. Ook hier houdt de straatnaam verband met de
filosofische strekking van de promotors en meer bepaald, met hun zorg ter
beschikking van de jongeren speelruimten te stellen; voor hedendaagse bezoekers
mag deze infrastructuur tamelijk primitief en ontoereikend voorkomen, maar voor
deze periode ging het zeker om een nieuwe en ongewone inachtneming.
RENÉ COMHAIRELAAN
Voorzien vanaf 1914 met de benaming "verlengde Basilieklaan" verbindt deze weg
de Gentsesteenweg met de Groot-Bijgaardenstraat, aldoor de Soldatenstraat.
Op 6 december 1945 besliste het schepencollege haar de naam van René Comhaire te
geven, dit ten gevolge van "zijn patriotische dood". Het straatbord draagt
tevens de vermelding : "Door de Duitsers gefusilleerd de 13e januari 1943".
In de gemeenteregisters van de Burgerlijke Stand hebben wij opzoekingen gemaakt
en zo vonden wij, overgeschreven in 1947, de volgende doodakte in het frans
opgesteld "L'an 1945, le 3 mai est décédé à Baie Lubeck (Allemagne), COMHAIRE
Jean Arthur Louis René, né à Ledeberg le 28 août 1924, célibataire, fils de René
Jean Comhaire et de Lucienne Vynckier, domiciliés en dernier lieu à
Berchem-Sainte-Agathe, chaussée de Gand 1110". Dit document vermeldt de vader
René Comhaire, overleden 13 januari 1943 en eponiem van de laan, op de hoek
waarvan hij met zijn familie leefde.
Een ander document leert ons dat de genaamde Comhaire Jean (de zoon) in
Duitsland is gestorven en begraven en dat de moeder, Vynckier Lucienne, weduwe
Comhaire René, uit de concentratiekampen in 1945 als politieke gevangene is
teruggekomen.
Andere archiefstukken vermelden dat de gemeente twee weerstanders telt, die door
de Duitsers werden neergeschoten, Heymans Hubert (cf. de straat met deze naam)
en Comhaire René.
De zoon, Jean, werd aldus door de Duitsers gearresteerd en naar Duitsland
weggevoerd waar hij in 1945 overleed; de vader, René, was op 13/1/1943 door
Duitsers gefusilleerd (hierover hebben we geen documenten).
Indien de oude "verlengde Basilieklaan" alleen de naam van de vader draagt, toch
moet men beschouwen dat aldus eer wordt gebracht aan gans deze familie weerstand
die haar patriotische houding zeer duur heeft betaald.
De René Comhairelaan is een zeer mooie en brede weg waarin menig gebouw het
kenmerk heeft bewaard van residentieel karakter van de gemeente, in de tijd dat
de rijke burgerij uit Brussel hier haar buitenverblijf had. Hier vindt men nog,
zoals in de de Sellier de Moranvillelaan, grote villa's met hoven en grasperken
meer bepaald op nr. 59, een kasteelachtige constructie die herinnert aan het
"kasteel Gisseleire" verdwenen in 1963, op de hoek van de Gentsesteenweg en de
Basilieklaan en ook aan het steeds bestaande "Trianon Sans-Souci" van
Jean-Baptiste Vanden Driesch, in de straat met deze benaming, maar onzichtbaar
geworden ten gevolge van de huizen die vóór deze prestigewoning werden opgericht
Jean-Baptiste Vanden Drieschstraat, tussen nr. 12 en 18).
ROZENGAARDSTRAAT
Het aanleggen van deze straat, in 1955, tussen de Groot-Bijgaardenstraat en de
Wilderstraat, vergde het verplaatsen van grote hoeveelheden grond, dit ten
gevolge van het aanzienlijke hoogteverschil tussen de twee kanten van de weg. De
benaming werd op 25 augustus 1955 door het college toegekend en staat logisch in
verband met de nabijgelegen Bloemkwekersstraat, die ook verantwoordelijk is voor
het Bloemenoord en de Hortensiasgaarde.
SAMENWERKERSPLEIN
Dit plein is gelegen in de "Cité Moderne" met, zoals meermaals reeds werd
gezegd, een benaming door promotors van de samenwerkende maatschappij gegeven en
later door de gemeenteoverheid overgenomen (datum 1925 inhuldigingsjaar van het
geheel). Zij heeft natuur als doel te herinneren aan het feit dat de constructie
te wijten was aan een goed begrepen samenwerking.
Op het plein bevindt zich het gedenkteken opgericht ter ere van Victor
Bourgeois, de stedebouwkundige die de plannen van de nieuwe wijk tekende. In
1935 was hij verantwoordelijk voor het paviljoen van Belgisch Kongo, in de
Internationale Expositie van Brussel. Ook vinden hem terug bij het oprichten, in
1959, steeds ten dienste van de S.M. "La Cité Moderne", van de nieuwe opbouw
genaamd ensemble Jean-Christophe.
SAINT-MOULINPARK
Dit park is gelegen tussen de Soldatenstraat en de Dokter Charles Leemansstraat
en de naam is die van de familie de Saint-Moulin; ze woonde in de
Soldatenstraat, nrs 49 en 51 en verkocht een tamelijk uitgestrekt grondgebied
samen met de gebouwen die er stonden. De gemeente, die het geheel had
aangekocht, gebruikte het voor verscheidene doeleinden; men vindt er thans een
Franstalig cultureel trefoord.
SCHOOLPLEIN
De eerste gemeenteschool te Sint-Agtaha-Berchem werd opgericht in 1859. Vóór het
slopen van de gebouwen, waar heden het uitgebreide Dokter Schweitzerplein zich
uitstrekt, bevond de school zich juist naast het verdwenen gemeentehuis, in de
Soldatenstraat. De nieuwe schoolgebouwen werden in 1935 ingehuldigd, met strenge
scheiding tussen jongens en meisjes (in de steen gebeitelde opschriften
"Meisjesschool" en "Jongensschool"), iets dat toen normaal was en kenschetsend
is voor het verleden, maar dat helemaal verouderd en eigenaardig voorkomt.
Vóór het vroegere schoolgebouw lag toen de Schoolstraat, die liep tot de Dokter
Charles Leemansstraat. Om dezelfde redenen die de naamverandering van de
Gemeenteplaats als gevolg hadden (homonymie met verkeerswegen van andere
gemeenten in dezelfde postsector) werd de Schoolstraat op 22 december 1965
omgedoopt in Schoolplein.
De nieuwe schoolgebouwen (men leest er een opschrift met de precieze
inhuldigingsdatum, 1 augustus 1935) werden gedeeltelijk benuttigd door het
Koninklijk Atheneum van Koekelberg, van 1944 tot 1947, wegens nijpend gebrek aan
lokalen. Sinds 1962 vindt men er ook een muziekschool, die in 1968
muziekacademie is geworden. Tegen de muur in de grote gang in de school prijkt
de herdenkingssteen met de namen van de oudleerlingen voor het vaderland
gestorven in de oorlog 1914-1918. Op deze steen lezen we namen die nagenoeg
allen werden toegekend aan gemeenteverkeerswegen: C. Becqué, H. Becqué, A. Denie,
E. Heylens, J. Mertens, E. Van Overstraeten, G. Moureau.
SERRESTRAAT
Een tamelijk recente straat in de nieuwe wijk van de Hogenbosstraat met in- en
uitgang in de Tuinbouwstraat, zodat de Serrestraat een soort gesloten woonerf
uitmaakt.
De benaming is van 9 december 1982 en heeft duidelijk betrekking met de
tuinbouwwerkzaamheden die alhier vroeger werden uitgeoefend (cf. ook
Tuinbouwstraat).
SEXTANTSTRAAT
Deze straat is de verlenging van de Mathieu Pauwelsstraat, tussen de
Poolsterstraat en de Zenitstraat, en zoals voor deze twee straten, is de
benarning toe te schrijven aan het bestaan van de oude herberg "In de Zevesterre"
gesloopt in 1962 (cf. Zevensterrenstraat).
De benaming werd gegeven op 17 december 1958, tamelijk lang voordat de straat
werd aangelegd. Het is wellicht niet nutteloos te vermelden dat de sextant een
meettoestel is, meestal astronomisch gebruikt, waarmee de hoogte van de zon en
andere hemellichamen kan worden berekend. De benaming is dus in duidelijk
verband met de andere "astronomische" straatnamen in dezelfde wijk.
SOLDATENSTRAAT
Een zeer oude straat, reeds vermeld in documenten van het begin van de XIXde
eeuw, maar alleszins nog ouder. De "tableau d'assemblage du plan cadastral" in
1811 opgesteld door het Frans bewind van Napoleon heeft het over de "chemin n°3
dit rue des Soldats", verkeersweg van eerste klasse tussen de "pavé de Gand" (=Gentsesteenweg)
en de "chaussée de Grand-Bigard".
In 1913 werd de straat enigszins verbreed en later onderging ze allerlei
veranderingen, nochtans zonder dat de oorspronkelijke richting gewijzigd werd.
Haar aanknooppunt met het Gemeenteplein (thans Dokter Schweitzerplein) werd
grondig aangepast aan de nieuwe toestand veroorzaakt door het bouwen van de
nieuwe schoolgebouwen en de nieuwe kerk, alsook door het optrekken van de
hoogbouw ter vervanging van het oude gemeentehuis en de omliggende constructies.
De naam van de Soldatenstraat ook is zeer oud, zodat de verklaring ervan
moeilijk te vinden is. De meeste oude benamingen in de volkstaal gebruikt, zijn
zelfverklarend en zonder moeite begreep eenieder als er sprake was van
Hunderenveld, Hogenbos, Hoogveld. en ook Kasterlinden, zelfs Katteput en
Kattestraat. Wat de Soldatenstraat betreft is dat niet het geval en er bestaat
allerhande uitleg over die "soldaten" die hun naam aan de straat hebben gegeven.
Uit de geschiedenis leren wij dat, tussen 1745 en 1749, onze streken door de
Fransen werden bezet, die de Oostenrijkers hadden verjaagd. Deze militaire
gebeurtenissen hadden zeker troepen bijeengebracht in de omgeving van Brussel,
troepen die natuurlijk moesten gelogeerd worden en onderhouden.
Dat zal ook wel het geval geweest zijn in de jaren 1789-1790 gedurende dewelke
de kortstondige Republiek van de Verenigde Belgische Staten werd geschapen en
ten gronde ging. lets later kwamen de Franse revolutietroepen terug (Jemappes
1792) en het jaar daarop (Neerwinden) opnieuw de Oostenrijkers; ten slotte
betekende de slag bij Fleurus (1794) de definitieve bezetting door de Fransen.
Dat alles bewijst dat soldaten in de streek niet ontbraken, vooral op
strategische punten zoals voornane verkeerswegen en, wat Sint-Agatha-Berchem
betreft en naburige dorpen, de Gentsesteenweg en de Groot-Bijgaardenstraat. Er
zijn documenten die wijzen op de aanwezigheid van Franse cavaleriesoldaten in
1746 te Ganshoren, te Jette en ook te Sint-Agatha-Berchem en dit was geen
uitzondering. Nolens volens hadden de inwoners al deze troepen te logeren en hun
aanwezigheid ging natuurlijk gepaard met vorderingen, opeisingen en allerlei
andere weinig aangename gebeurtenissen.
In de geest van tijdgenoten en het geheugen van latere generaties moeten de
pijnlijke herinneringen uit die beroerde tijden stellig overleefd hebben,
alleszins in een voldoende maat opdat de weg waarlangs soldaten gehuisvest waren
in de volksmond als "soldatenstraat" zou worden bestempeld.
Naast de in 1935 ingehuldigde schoolgebouwen is de merkwaardige gemeentelijke
bibliotheek opgericht, met als benaming "Georges Rens"; deze was
voorzitter-stichter van de Samenwerkende Maatschappij "La Cité Moderne" en in de
wijk, door deze maatschappij in 1922-1925 aangelegd, werd door Georges Rens een
bibliotheek gesticht, die later door de gemeente werd overgenomen en naar de
Soldatenstraat verplaatst.
Bij de schoolmuur staat een herdenkingsplaat, ingehuldigd op 6 september 1969,
ter ere van leden van de O.M.B.R., welke tijdens de oorlog 1940-1945 in Duitse
concentratiekampen zijn omgekomen; we vinden er de naam van de Berchemnaar
Hubert Heymans, van wie een straat de naam draagt.
Men weze ook oplettend voor het huis nr 32 in de straat; het is immers één van
de enkele Berchemse boerderijen die tegenwoordig nog bestaan en getuigen van het
landelijke verleden van de gemeente.
STATIEPLEIN
De spoorweglijn 50 Brussel-Denderleeuw-Aalst-Gent werd aangelegd 1853-1855 en
het is waarschijnlijk dat een stationgebouw in die tijd werd opgericht. De
bezoeker heeft stellig niet de indruk dat veel werd vernieuwd sinds de
oprichting... Het pleintje gelegen voor de constructie had waarschijnlijk ook
toen reeds de benaming "Statieplein'. Het naambord aangebracht tegen de muur van
het hoekhuis draagt deze benaming, niettegenstaande het feit dat de Commissie
voor Toponymie en Dialectologie heeft laten opmerken dat het woord "statie"
Zuidnederlands is en moet vervangen worden door "station". Wij menen nochtans
dat deze "verkeerde" benaming een echt folkloristische waarde heeft en als
dusdanig mag worden bewaard.
Het Statieplein heeft een tamelijk armzalig uitzicht en misschien zal de in bouw
zijnde nieuwe Technologiestraat met de technisch-commmerciële instellingen aan
de wijk een nieuw leven geven...
STICHTINGSTRAAT
Nog een verkeersweg in de "Cité Moderne". Straat en naam zijn te dateren van
1925 (huldigingsjaar van het geheel). De benaming houdt klaarblijkelijk verband
met de onderhandelingen betreffende de stichting van de samenwerkende
maatschappij, verantwoordelijk voor het gebouwengeheel; deze stichting had
plaats in 1922 en, zoals gezegd, was de sociale zetel gevestigd 276, Leopold II
laan.
STRIJDERSTRAAT
Het gaat hier om het einddeel (van de "hoeve Winteroy" tot de Gentsesteenweg)
van de oude weg 5, genaamd Groenstraat, die liep van de Koekelbergse hoogvlakte
(Basiliek) tot de steenweg, met een bocht rechts aan de "hoeve Winteroy" en die
uitkwam rechtover de Hubert Blauwetstraat. De oudheid van de weg is bewezen door
documenten uit de vorige eeuwen, maar de toestand van deze nochtans belangrijke
baan blijkt uit het feit dat nog in 1853 het schepencollege heeft beslist de
straat met plaveistenen te voorzien op een lengte van 100 meter tegenover "Den
Ouden Carel" in de grote steenweg...
Op 17 augustus 1920 besloot de gemeenteraad (niet het college) de oude benaming
te veranderen in die van "Strijdersstraat”, met als doel het aandenken te
vereeuwigen van de inwoners voor het vaderland gestorven (cf. ook Hubert
Blauwetstraat).
Van 1908 tot 1960 was de straat voorzien van een tamelijk hoge watertoren, die
zeer vaak op oude prentkaarten wordt weergegeven.
TECHNOLOGIESTRAAT
Het betreft hier een nog niet afgewerkte verkeersweg tussen de Nestor
Martinstraat en de Gentsesteenweg, aan de grens met Zellik. De maatschappij "Berchem
Technology Center" bouwt hier een nieuwe wijk met technologische en commerciële
strekking en de baan in aanleg geeft reeds nu een zeer bevallige indruk. Een
toegang naar het plein Statieplein is voorzien en daardoor zal dit plein
alleszins een meer levendig karakter hebben.
Tijdens de zitting van 20 december 1990 keurde gemeenteraad het voorstel van het
college goed, waarbij de nieuwe straat "Technologiestraat zou genaamd
worden,steunend op de naam van de bouwende maatschappij en op aard van de nieuwe
baan.
TUINBOUWSTRAAT
Deze straat, met in- en uitgang in de Hogenbostraat, vormt met de Serrestraat,
die gans erin begrepen is, een gesloten geheel, waarvoor nochtans een doortocht
voor voetgangers is voorzien naar de Ferdinand Elbersstraat (op
Sint-Jans-Molenbeek).
Op 18 mei 1960 werd de benaming door het schepencollege beslist en het is
duidelijk dat ze betrekking heeft op tuinaanleg en tuinbouw die in het gebied in
voege waren (of geweest waren). Het aanleggen van de straat verliep niet zo vlug
en zo lezen we dat, in 1962 nog, de overheid enkele camions met as en sintel als
wegbedekking liet uitstrooien.
De straat is heden voleindigd in de kalme en luchtige omgeving van de
Hogenbosstraat die, ons insziens mag beschouwd worden als één der mooiste
plekken van de gemeente.
WEILANDSTRAAT
Tijdens de zitting van het schepencollege op I oktober 1954 werd deze benaming
gegeven aan de straat die de Groot-Bijgaardenstraat (aan haar begin, kant Molen
beek) moest verbinden met de Hogenbosstraat. Doch deze baan werd niet voltrokken
tot deze straat, waartoe een toegang slechts voor voetgangers mogelijk is langs
een smalle voetweg; de Weilandstraat is aldus feitelijk zonder uitgang voor het
verkeer. De weg werd vroeger aangeduid met het nummer 25 en in de volksmond
genaamd "Dwarsstraat", met een duidelijke betekenis. Het weiland waaraan de
huidige naam is ontleend, is steeds voorhanden en voor wie van op de
Hogenbosstraat naar beneden kijkt strekt het zich uit als een grote groene
grasvlakte. Het is stellig te hopen dat de bouwijver van immobiliënpromotors zal
kunnen weerhouden worden en dat dit "monument" van het Berchemse schone zal
bewaard blijven
WILDERSTRAAT
De "Wilder", vaak ook genoemd "Koninksbos" (naar de naam van de laatste
eigenaar), is een zes hectaren grote groenstrook, gelegen tussen de
Groendreefstraat, de Kasterlindenstraat, de Maricollendreef en de Wilderstraat.
Met de naam "Wilder" werd eertijds een grondstreek aangeduid, als dusdanig
vermeld in de oudste gemeentedocumenten, wellicht in verband met het tamelijk
wild karakter van het beboste geheel. Het betreft namelijk een half-natuurlijke
biotoop met aanzienlijke waarde op ecologisch gebied.
Tijdens een plechtigheid die plaats vond op 9 september 1990 ter gelegenheid van
de "Dag van het Patrimonium" werd de Wilder, door een erfpacht van
negenennegentig jaar, overgemaakt aan het Ministerie van het Brussels Gewest,
zodat het behoud van het goed verzekerd wordt tegen de vraatzucht van de
bouwpromotors...
De straat werd, wat de aanleg betreft, gedecreteerd in 1933 (alvorens was ze een
eenvoudige landweg); de benaming werd reeds vroeger en meer bepaald op 16
september 1930, officieel door het schepencollege toegekend.
ZAVELENBERGGAARDE
Op 16 juni 1965 besliste het college deze naam te geven aan de nieuwe
verkeersweg met ingang in de Klissenlaan. De bouwwerken werden reeds in 1963
toegestaan aan de "Société Nationale de Logement". De benaming "Zavelenberg" is
oud en wordt in documenten van het begin der vorige eeuw meermaals vermeld, soms
onder de Franse vorm "Montagne de Sable". Het is een volksplaatsnaam voor een
zandgroeve (met zandhoop) zoals er meerderen in Berchem bestonden (cf. Zavelput
en ook Potaardestraat); in 1864 nog werd de eigenaar van de Zavelenberg door de
gemeente gelast de nodige zandhoeveelheid te leveren voor het reeds begonnen
plaveien van de weg "achter de herberg Keyzer Karel" (d.i. waarschijnlijk de
huidige de Selliers de Moranvillelaan).
Toen Berchem besliste de nieuwe verkeersweg "Zavelenberggaarde' te noemen liet
de gemeente Oudergem weten dat op haar gebied en sinds twee jaar een Zavelenberg
- Montagne de Sable" bestond. De bemerking had geen verder gevolg en de naam
werd behouden wegens de gehechtheid van de overheid aan de folkloristische
waarde en haar streven naar het behoud van een groenstrook waarvoor allerlei
ecologische verenigingen zich inspannen.
Het valt niet te loochenen dat de uitgestrekte landelijke buurtstrook, met
weiden en bosgronden, in de onmiddellijke nabijheid van de verstedelijkte
Dendermondestraat en vooral Keizer Karellaan, een waardevol landschap
voorstellen. Het is aldus verheugend dat het geheel, zoals de Wilder, ten slotte
is overgemaakt aan het Brussels Ministerie voor Milieubehoud.
Op 25 maart 1974 sloot de gemeenteoverheid een akkoord met de eigenaar, waarbij
een deel zou worden omgebouwd in een klein speelplein voor kinderen; een voetpad
werd aangelegd dat vanaf de Gentsesteenweg naar dit speeltuintje leidt.
STEENWEG OP ZELLIK
Feitelijk gaat het hier om een deel van de Gentsesteenweg, tussen de de Selliers
de Moranvillelaan en de Keizer Karellaan. Voorzien reeds in 1948 werd dit
gedeelte slechts later aangelegd en de benaming dagtekent van de zitting van het
college, op 7 maart 1957.
ZENITSTRAAT
Deze tamelijk recente verkeersweg werd aldus genaamd door het schepencollege op
17 december 1958. Zoals een reeks andere straten is ook haar naam in verband te
brengen met het bestaan van de oude herberg "In de Zevesterre" die in 1962 werd
afgebroken. Men leze hieromtrent wat gezegd wordt over de Poolster- en de
Sextantstraat en ook wat volgt betreffende de Zevensterrenstraat.
In de Zenitstraat bestaat een gesloten inbouw zonder speciale benaming en met de
huisnummers 53 tot 65. In 1975 werd het voorstel ingediend aan dit ingesloten
gedeelte van de straat de naam "Zenitgaarde" te geven, maar het voorstel is
zonder gevolg gebleven.
Het is wellicht niet nutteloos te noteren dat het zenit, dat punt van het
hemelgewelf aanduidt, dat het hoogtepunt verticaal boven het hoofd van de
waarnemer betekent.
ZEVENSTERRENSTRAAT
Over deze straat hebben we het reeds meermaals gehad. Reeds in 1913 werd het
aanleggen van de straat voorzien, op de ligging van het oud voetpad nr 16, maar
eerst later werd ze werkelijkheid; nog in 1927 besloot het college over de
voetweg een laag as en sintel als bedekking te laten strooien.
De benaming is van 16 september 1930 en staat in verband met de zeer oude en
vermaarde herberg "In de Zevesterre", gevestigd op de plaats waar thans een
appartementsgebouw is opgetrokken, rechtover de straat, en dat dagtekent van
1963. De herberg werd natuurlijk afgebroken, sloop die door de gemeenteoverheid
werd beslist in 1962, mits "het bewaren voor later gebruik" van een zeker aantal
bouwelementen.
Zo is het dat een reeks balken en liggers in 1964 werden verkocht aan de heer
Guy de Saint-Moulin (cf. Saint-Moulinpark) en, in 1965,een andere reeks aan een
koper uit Zaventem; dit bewijst dat het ging om tamelijk waardevol materiaal,
van merkwaardige kwaliteit.
"In de Zevesterre" was, zoals ook "Karel houd de Lanteerne" en "In de Kroon",
een aloude dorpsherberg waar '5 zondags stedelingen uit Brussel lokaal bier en
boterhammen met witte kaas kwamen gebruiken. Na het verdwijnen van zijn herberg
kreeg de vroegere eigenaar (met heimwee vervuld ?) toelating van de
gemeenteoverheid een café te openen in nr 63 van de Bloemkwekersstraat. Op het
venster van dit café zijn zeven sterren afgebeeld, waaronder grotere; dit zijn
de sterren van de Grote en de Kleine Beer, alsook de schitterende Poolster.
Die eigenaar is verdwenen, andere uitbaters zijn gekomen, maar de benaming "In
de Zeven Sterren" is gebleven.We verwijzen hier de lezer naar wat hoger werd
gezegd ter gelegenheid van de namen Poolsterstraat, Sextantstraat en
Zenitstraat.
SLOTBESCHOUWINGEN
Aan het einde gekomen van deze studie over de honderdentwaalf benamingen van
straten, lanen, pleinen en parken in de gemeente, beschouwen we het als relevant
een classificatie op te stellen, steunend op bepaalde gemeenzame eigenschappen
die onder hen bestaan.
In een eerste groep wensen we samen te brengen namen die chronologisch oud zijn,
berusten op een volksgebruik en een echte folkloristische betekenis hebben. Ook
indien de benaming laattijdig werd toegekend, mag zij worden beschouwd als
"monument" (in de enge betekenis van het woord) van de lokale geschiedenis, als
een erfenis uit het verleden, als een te handhaven patrimonium.
De gemeenteoverheid heeft dit meestal goed begrepen en enkele uitzonderingen
daargelaten, is dit patrimonium bewaard gebleven.
In de loop van de jaren en de omstandigheden zijn verdwenen: de "Hollestraat (i.e.
Ferdinand Elbersstraat), de "Groenstraat" (i.e. Strijdersstraat), het oud
"Gemeenteplein" (i.e. Dokter Schweitzerplein), maar we hebben heden nog de
Broekstraat en Broekweg, de Kortestraat, de Hoogveldlaan, de Hogenbosstraat, 't
Hof te Overbeke, de Potaardestraat, het Hunderenveld, de Kasterlindenstraat, de
Katteput, de Openveldstraat, de Wilderstraat, de Zavelenberggaarde en ook de
Kattestraat (met de verklaring katte=kade, kaai, aarden verschansing).
Wegens chronologische redenen voegen we hierbij de Soldatenstraat (benaming
reeds in voege einde XVIIIde eeuw), waarvan de verklaring niet al te zeker mag
schijnen, maar die toch ook, zoals de andere, uit de oude volkstaal komt.
Men zal merken dat deze eeuwenoude benamingen vanzelfsprekend zijn en een
duidelijke betekenis hebben. Daarom ook menen wij in deze eerste groep te mogen
rangschikken een reeks andere namen, min of meer oud, waarvan de betekenis voor
de hand ligt, aangezien ze een gebouw of een plaats aanduiden, waartoe ze
leiden.
Zo hebben we, reeds vermeld vanaf het begin van de vorige eeuw Dendermondestraat,
Dilbeekstraat, Kerkstraat en Kerkplein, Gentsesteenweg, Ganshorenstraat,
GrootBijgaardenstraat, Klein-Berchemstraat en ook Groendreefstraat, zo men
beschouwt dat deze liep vanaf de oude kerk tot het Hoogbosch op Molenbeek.
Veel jonger van dezelfde aard, zijn de Basilieklaan, het Schoolplein (voorheen
Schoolstraat), de Frans Gasthuislaan, de Koekelberglaan, de Maricollendreef, de
O.L.V. van Fatimalaan, de Europadorpstraat en de steenweg op Zellik.
In het begin van de Xxste eeuw verschijnen benamingen die plaatselijke
personages in ere houden, iets wat helemaal onbekend is in de vorige groep.
Sommigen onder deze personen hebben een belangrijke rol gespeeld in het
plaatselijk politiek leven, zoals de burgemeesters Josse Goffin, Auguste Van
Zande en Charles Leemans, alsook de schepenen Jean-Baptiste Vanden Driesch en
Evariste De Meersman, maar ze waren ook belangrijke grondeigenaars, zoals ook
waren de families de Selliers de Moranville, Ruelens, Winteroy, Pirsoul, De
Mulder, de Saint-Moulin en last but not least, Gisseleire-Versé en dochters
Helena en Laura.
In deze reeks zijn ook te rangschikken Ferdinand Elbers en Joseph Genot,
gemeentelijke mandatarissen van de grensgemeente Molenbeek, van wie twee straten
de naam dragen.
Hierbij aarzelen we niet deze tweede reeks te voleindigen met de Keizer
Karellaan (die met zich de Maria Van Hongarijelaan heeft meegebracht) en de
Koning Albertlaan. Met hen gaat het stellig niet om plaatselijke personaliteiten
stricto sensu; maar de Berchemse legende en het bestaan van de aloude herberg "Karel
houd de Lanteerne" hebben toch een naklank van bevoorrechte banden tussen
Sint-Agatha-Berchem en de Keizer. En wat betreft Koning Albert, van wie de naam
kort na zun troonsbestijging aan een nieuwe laan werd gegeven, mag men
beschouwen dat hij gemeen goed was van alle Belgische steden en dorpen, zodat
zeer waarschijnlijk er weinigen onder hen zijn die geen Koning Albertstraatlaan
zouden hebben.
Een derde groep begrijpt verkeerswegen gewijd aan de slachtoffers van de twee
wereldoorlogen. In 1920 hebben we de Strijdersstraat, de Hubert Blauwetstraat en
de Gebroeders Becquélaan. In 1930 en in de sfeer van de herdenking van het
honderdjarig bestaan van Belgie", worden straten genaamd naar Auguste Denie,
Emile Heylens, Joseph Mertens, Louis Desmet, Mathieu Pauwels, Michel Van
Nieuwenborgh, Pierre Vereman, Emile Van Overstraeten, Prosper Preser, allen
gesneuveld in de oorlog 1914-1918. Enkele jaren later werden twee uitgestelde
slachtoffers vereerd : Armand De Neuter, oorlogsvrijwilliger aan de stikgassen
ontsnapt en de oorlogsinvalide Georges Remy. De tweede wereldoorlog werd
herdacht met straatnamen ter ere van drie door de vijand gedode burgers : René
Comhaire, Hubert Heymans en de inwoner van Molenbeek, Fik Guidon. In deze reeks
begrijpen we ook de Grand-Halleuxstraat, de gemeente door de oorlog geteisterd
en die door Sint-Agatha-Berchem werd geadopteerd.
Een vierde lijst straatbenarningen staat eng in verband met de bouw van de "Cité
Moderne" en de ideologie van de bewindvoerders van de verantwoordelijke
maatschappij Beheerstraat, Goede Bejegeningsstraat, Initiatiefplein, Moderne
Wijkstraat, Onderlinge Hulplaan, Ontwikkelingsstraat, Ravotterijstraat,
Samenwerkersplein en Stichtingstraat
Wij menen hierbij te mogen voegen de Openluchtstraat. De latere uitbreiding van
de "Cité Moderne", genaamd "Ensemble Jean-Christophe", beantwoordt aan
gelijksoortige bekommernissen.
Het langdurig bestaan en het verdwijnen van de oude herberg "In de Zevesterre"
hebben een reeks straatnamen ingegeven met "astronomische inslag Poolsterstraat,
Sextantstraat, Zenitstraat en Zevensterrenstraat. Wellicht bij deze reeks is te
rekenen de Azuurstraat, alhoewel hier de benaming eerder ook berust op politieke
plaatselijke aangelegenheden.
Een zesde categorie straatnamen behelst de verkeerswegen in het specifiek milieu
van het ogenblik; dikwijls is deze omgeving verdwenen, zodat de benamingen te
beschouwen zijn als overblijfselen van het verleden, m.a.w. als "monumenten" van
locale geschiedenis Beekgaarde, Landhuizenlaan, Lusthuizenstraat, Klissenlaan,
Statieplein, Weilandstraat en Gulden Koornstraat. De benaming van de zeer oude
Bloemkwekersstraat ligt aan de grondslag van het Bloemen- en het Populierenoord,
van de Hortensiasgaarde en van de Rozengaardstraat.
Wij rekenen bij deze reeks de Louis Braillestraat, zo genaamd ten gevolge van de
nabijheid van het Provinciaal Instituut voor Gehoor- en Gezichtsgestoorden.
En zo komen we aan de zevende en laatste reeks straatnamen, berustend op de
werkzaamheden die eertijds (gebeurlijk nog) ter plaatse of in de omgeving werden
uitgeoefend.
Deze benamingen herinneren aan het ambachtelijk en economisch verleden van de
gemeente en als dusdanig te beschouwen als deeluitmakend van haar patrimonium.
De fruitteelt is aanwezig in de Kerseboomstraat en in de Kweepereboomlaan; de
tuinbouw vindt men in de Groenteboer-, de Serre- en de Tuinbouwstraat; de
bloementeelt overleeft in de hierboven reeds vermelde aloude Bloemkwekersstraat
en ook in de Myrtenlaan; de Boerderijstraat en de Herderinlaan wijzen op het
vroeger bestaan van landbouw en veeteelt in de wijk.
In deze reeks zijn ook te citeren de Eilandenhoutstraat (houtindustrie), de
Nestor Martinstraat (metaalgieterij) en niettegenstaande de ornithologische
benaming, de Alcyonsstraat (rijwielmakerij). De laatste van de Berchemse
straten, met name Technologiestraat, heeft hier ook haar plaats.
Twee benamingen werden in de vorige opsommingen niet ontmoet, het Jean
Monnetpark en het Dokter Schweitzerplein. Stellig zijn allebei indrukwekkend en
vol prestige, maar ook duidelijk zonder enige band met het historisch en
economisch verleden van de gemeente. Ze zijn het teken van het geleidelijk
verdwijnen van het gemeentebewustzijn en wijzen op de fusie van de oude
dorpsgemeente in een uitgebreid stadsgeheel.
STRAATNAMEN ZIJN EEN PATRIMONIUM
Ter gelegenheid van de verlopen "Dag van het Patrimonium", waarbij de gemeenten
van het land uitgenodigd waren hun "kunstschatten" in ere te stellen, heeft
Sint-Agatha-Berchem enkele manifestaties op touw gezet, rondom de oude kerk, bij
de gerestaureerde Sint-Agatha-kapel, in de Groendreefstraat, het Wilderbos en de
nieuwe kerk.
De schrijver van onderhavig werk, Armand Fougnies, was daarbij aanwezig en het
bleek hem duidelijk dat zijn gemeente andere elementen bezit, die als een
patrimonium mogen worden beschouwd, een patrimonium zijnde een geheel van
goederen uit de familie geërfd.
Het gaat hier over de oude benamingen van plaatsen en straten, die door de
overheid werden bewaard en die aldus niet zijn verdwenen samen met het materiële
of sociale substraat waardoor zij in het leven werden geroepen :. Broek en
Kattebroek, Hoogveld, Hogenbos, Katteput, Hunderenveld, Zavelenberg...
Sint-Agatha-Berchem heeft nagenoeg geen monumenten, in de gewone betekenis van
het woord, d.w.z. bouw- of beeldhouwwerken die als doel hebben de gedachtenis
van een personage of van een gebeurtenis te herdenken: de oude kerk, het
gedenkteken voor de doden van de oorlog 1914-1918, de villa Marie-Mirande, het
mausoleum van Rongé-Goffin, het memoriaal Victor Bourgeois, enkele grafzerken in
het oud kerkhof. Maar het woord monument heeft ook een andere, meer ongewone
betekenis, namelijk die van" document" , voorwerp uit een verleden waarvan het
de herinnering bewaart. Zo vindt men in de geschiedenis van de talen
"monumenten" betreffende de oudste teksten die in deze talen werden geschreven
en die tot ons zijn gekomen: zo is "Le Serment de Strasbourg" van 842 het oudste
monument(in lopende tekst) van de Franse taal.
Is het derhalve niet billijk als monument van het verleden van
Sint-Agatha-Berchem te beschouwen die oude benamingen, gegrond op sociale en
topografische kenmerken van de oorden waar de talrijke generaties die ons
voorafgingen hebben geleefd ?
Het is trouwens niet nodig ver in het verleden terug te gaan, en m.i. zijn ook
monumenten van verlopen tijden, namen als: Lusthuizenstraat (zonder lusthuizen),
Klissenlaan (zonder klissen), Eilandenhoutstraat (mooie naam, maar waar is dat
exotisch hout ?), Soldatenstraat (zonder soldaten), Zevensterrenstraat (waar
zijn ze ?), Beekgaarde (onvindbare beek) , het Jean-Christophe ensemble (wat
heeft Sint-Agatha-Berchem te maken met deze Duitse romanheld uit het werk van de
Franse schrijver Romain Rolland?), de Maricollendreef (geen spoor meer van enig
nonnetje)...
Al deze benamingen getuigen van een verleden dat, ten gevolge van de
verstedelijking, groot gevaar loopt te verdwijnen uit het collectief geheugen.
Wij hebben gepoogd het weinige dat nog overleeft uit dit verleden te redden en
daarom werd dit werk geschreven. Moge de bewuste Berchemnaar, die in zijn
gemeente wil leven en niet alleen bestaan, en moge de nieuwsgierige wandelaar,
die gaarne soms merkwaardige hoekjes ontdekt, meestal niet of weinig bekend,
mogen zij allebei in dit bescheiden geschrift de interesse en het genoegen
vinden, welke de schrijver heeft gevonden tijdens het opstellen ervan.
OPMERKINGEN
Uit de oude documenten die wij hebben geraadpleegd blijkt dat, tot het einde van
de XIXe, de gemeente slechts een gering aantal verkeerswegen telde met een
officiële benaming. "Wegen" en "voetwegen" werden aangeduid door een nummer,
gebeurlijk gevolgd door een populaire naam, voorafgegaan door het woord
"gezegd".
Zo leest men vaak "Weg nr.3 gezegd Soldatenstraat" of "Weg nr.2 gezegd
Kattestraat". De meeste verkeerswegen waren niet geplaveid en werden meestal
"onderhouden" bij middel van as of sintel.
Het toekennen van een benaming behoort tot de bevoegdheid van de gemeentelijke
overheid en meer bepaald (althans wat Sint-Agatha-Berchem betreft), van het
schepencollege. Deze overheid nochtans moet allerlei gegevens en aanwijzingen
inachtnemen, die het voorwerp uitmaken van een ministerieel rondschrijven van
1972. Zij wordt daarbij ook verzocht advies te nemen bij de Koninklijke
Commissie voor Toponymie en Dialectologie en eventueel bij de Koninklijke
Commissie voor Monumenten en Landschappen, maar het advies van deze twee'
verenigingen is geenszins bindend en de gemeente blijft meester van haar
beslissing. Het wordt haar ook aangeraden de voorziene benaming ter kennis te
brengen van de omliggende gemeenten van de agglomeratie, om daardoor soms
hinderende gelijkenissen te vermijden.
De rangschikking van de namen van straten, lanen, pleinen en parken is strikt
alfabetisch, volgens een reglementaire die voorziet' dat, als het gaat om namen
van personen, de eerste letter van de voornaam en, bij gebrek aan voornaam, de
eerste letter van de naam, de rangschikking bepaalt. Bij de overige benamingen
steunt men op de eerste letter van.het naamwoord of van het bijvoeglijk
naamwoord waarmee de straatnaam begint.
Heilige Agatha
De naam Agatha zou niet zoals velen vroeger dachten van de half edelsteen
agaat komen maar afgeleid zijn uit het Griekse Agatos wat betekent: goed — edel
— deugdzaam.
De martelares zou geboren zijn in Palermo in Sicilië onder keizer Decius die
regeerde van 245 tot 251 en die de eerste christenenvervolger was. Zij is een
der meest beroemde en vereerde heiligen uit de vroege kerkgeschiedenis. De
meeste feiten uit haar leven zijn echter legendaris.
De landvoogd van Sicilië, Quintinus, probeerde Agatha voor zich te winnen. Hij
gelaste een zekere Afrodesias die met haar negen perverse dochters een bordeel
runde Agatha in te wijden in wat hij van haar zou willen bekomen. Agatha gaf de
meiden bij elk aanzoek als antwoord: Mijn wil is gebaseerd op de rots en heeft
Jezus Christus als basis. Uw woorden zijn als de wind, uw beloften als de regen,
uw bedreigingen als voorbij stromende rivieren. Afrodesias melde aan Quintinus
dat rotsstenen zacht maken en ijzer plooibaar maken als lood gemakkelijker was
dan deze vrouw van haar geloof te laten afwijken.
Quitinus stelde haar zelfde volgende vragen: van welke komaf ben jij? — ik stam
uit een adellijk en beroemd Siciliaans geslacht. Als je van adel bent waarom
gedraag je, je dan als een slaafse meid? — omdat ik in dienst sta van mijn
meester Jezus Christus. Ze werd daarop in de gevangenis geworpen gemarteld en de
borsten afgerukt.
Midden in de daaropvolgende nacht zou de apostel Petrus aan haar verschenen zijn
vergezeld van een engel die een fakkel droeg. Deze genas haar wonden haar alzo
behoedend van het doodbloeden. Deze verschijning joeg de bewakers op de vlucht,
Agatha achter latend met openstaande gevangenis deuren. Ze wilde echter niet
vluchten.
Vier dagen later liet Quintinus haar naakt over een tapijt van gloeiende kolen
heen en weer trekken. Op dit ogenblik brak er een zware aardbeving los. Twee
keizerlijke raadgevers werden. onder het neerstortende puin bedolven. Ondanks
alles werd ze terug in de gevangenis geworpen. Geduldig in haar lijden en
gelaten biddend heeft ze haar geest aan haar schepper weergegeven. Haar passio
onder zware folteringen wordt verschillend overgeleverd. Met brandende kaars of
fakkel, met tang, met schaal of boek met afgesneden borsten erop. Deze laatste
soms tot broodjes verbastert.
In de stad Catania heeft ze geleefd in is gestorven op 5 februari 251, door haar
belager Quintinus, landvoogd en rechter op Sicilië, die haar aan de beulen
overgeleverd heeft.
De eilanden Sicilië en Malta vereren haar als patrones. Ze wordt vooral
aanroepen tegen brandgevaar, bliksem en tegen eruptie van vulkanen.
Met haar sluier hebben inwoners van Catania in 1444 de lavastroom van de Etna
tegengehouden.
Verder is ze de patrones van: klokkengieters, glasblazers, edelsmeden,
juweliers, minnen (borstvoedsters) veel beroepen die met vuur te maken hebben.
Op andere plaatsen wordt ze aanroepen tegen vooral borstkwalen.
Te Sint-Agatha-Berchem wordt de heilige aanroepen volgens het oude bordje uit
het kapelletje tegen kanker en ettergezwellen. Ettergezwel is een oude benaming
van abces, of bedoelde men hier vroeger borstkanker mee?
De tweede ons bekende Agatha gemeente in ons land is de in de Dijle-vallei
gelegen deelgemeente van Huldenberg: Sint-Agatha-Rode. En hier treffen we een
aanroeping aan tegen zwerende kankerachtige borsten. Op haar feestdag plaatst
men hier een schilderij en een beeld van Agatha in het midden van de kerk waar
de gelovigen de afgeknepen borsten van de heilige kunnen beroeren.
Als heilige wordt ze in de kerk bij de voornaamste geplaatst en bezit twee
kerken in Rome, de Sant-Agatha-de-Goti, gebouwd door paus Gregorius in 592 en de
Sant Agatha in Trastevere. In Italië is ze alom aanwezig. Ook in Constantinopel
werd ter hare ere een kerk gebouwd.
In Duitsland zoekt men bescherming tegen brand door het geven van het zogenaamde
Sint-Agatha-brood en het aansteken van de beschermkaars tijdens hevig onweer.
Te Chainneux in Frankrijk wordt zij eveneens tegen brand en ontij aanroepen en
in de kathedraal van Rouen is er van haar een prachtig gebrandschilderd raam te
bewonderen. Ook in Nederland vonden we enkele plaatsen met de naam Agatha,
namelijk in het Limburgse Lottum. In het Noord-Brabantse Cuyk wordt zelfs een
hele wijk Sint Agatha genoemd.
Soms draagt ze een palmtak ten teken van haar marteling, soms wordt ze gekroond
voorgesteld ten teken van haar triomf. Ook met een tang bij het afsnijden van
haar borsten gebruikt waarbij deze op een vergezellend bordje worden getoond.
Haar feestdag wordt gevierd op haar datum van overlijden op 5 februari en haar
grafschrift luide: Mens sancta, spontaneus honer Dei et patriae liberato. (haar
heilige geest betekent een directe lof aan God en de bevrijding voor het
vaderland (hemel).
Tijdens haar marteling stortte het paleis van Quintinus in. De landvoogd zelf
kreeg een stamp van zijn paard en stortte in een moeras. Er werd van hem niets
meer teruggevonden. Een monnik uit de abdij van Ename bij Oudenaarde, Martijn
van Torhout, heeft in 1286 een gedicht over de heilige geschreven in het Diets
met als titel: SenteAechte. Slechts 700 van de oorspronkelijke 1700 verzen zijn
bewaard gebleven. Te Tielt in West- Vlaanderen werd rond 1409 een soort
rederijkerstoneel opgevoerd met als titel “De passie van Sente-Aegten”.
Deze feiten tonen de belangrijkheid der devotie tot de heilige Agatha aan.
In 1999 is een delegatie, gevormd door gemeenteoverheden van Sint-Agatha-Berchem,
op bezoek geweest in Catania. Ze bezochten er de levensplaats van onze
parochieheiige en schonken een kopij van het Berchemse Sint-Agatha-beeldje aan
de stad Catania. Zij werden op hun beurt bedacht met een prachtig met vele foto
‘s geïllustreerd boek over het leven van de heilige. Het bevat ook de uitleg
over de plaatselijke plechtigheden en monumenten die aan haar zijn toegewijd.
Waarom werd Sint-Agatha als naam toegevoegd aan onze gemeente?
Er is:
geen enkel verband met de plaatselijke overleveringen;
geen enkel verband met een plaatselijk riddergeslacht;
geen enkel verband met de oude moederparochie Wemmel (Sint Servaas)
Wanneer is de toevoeging gebeurd?
Tot op heden heeft men geen enkel houvast wat de invoerdatum of de reden zou
geweest zijn waarom men Sint Agatha als heiligennaam heeft toegevoegd. Er zijn
wel bestanden die een vroegere verering van het Heilig Kruis bespreken, maar dat
zou dan in een kapel geweest zijn voor de huidige oude kerk gebouwd was.
Er heeft wel tot begin vorige eeuw een Heilig Kruiskapel gestaan op de hoek van
de Soldatenstraat en de Groot-Bijgaardenstraat. Aangeduid op oude landkaarten en
bevestigd door pastoor Wielemans in zijn rapport over zijn parochie van 1902 aan
de archivaris van het aartsbisdom. Was dit nog een overblijfsel van een vroegere
kruisdevotie? In de 12de eeuw bij de verbouwing van de houten Heilig Kruiskapel
naar een stenen kerkgebouw is het twijfelachtig omdat in geschriften uit die
tijden geen vermelding Sint Agatha voorkomt.
Volgens sommige bronnen zou het ingevoerd zijn na het concilie van Trente en het
begin van de Contrareformatie (1563). Noch de burgerlijke, noch de kerkelijke
overheden kunnen met zekerheid een datum van toepassing geven. Men vindt de naam
Sint Agatha volop terug in akten en geschriften van eind 17de, begin 18de eeuw.
Er ligt hier een enorm arbeidsveld open voor onderzoek.
De Sint-Agathakapel
In eerste instantie was er de cultus van het Heilig Kruis, dan volgde de cultus
van de heilige Agatha. Rond 1600 was er de oprichting van een kapel dankzij een
weldoenster. Deze kapel bevond zich op de hoek van de Groot-Bijgaardenstraat en
een dreef naar de kerk. Er was een bron ter plaatse, de zogenaamde Sint-
Agathaborre. Het water werd door de bedevaarders meegenomen en ook gebruikt als
doop en wijwater. De kapel hinderde echter het vervoer van de lijkstoeten op de
kruin van de berg en was begin 1700 zeer bouwvallig geraakt door regenval en
stormschade. Na een smeekschrijven van pastoor Guillelmus Devos besloot men de
kapel af te breken en te verplaatsen naar de overzijde waar ze thans nog staat,
rugwaarts tegen het hekken van het hoekhuis. Op de huidige plaats was ook een
bron doch na wereldoorlog I heeft men deze afgesloten. Het kerkplein werd
afgegraven om de steilheid van de berg te verminderen en alzo het verkeer te
vergemakkelijken. Dit alles gebeurde tussen 1720 en 1747. Sint Agatha, alhoewel
te Berchem aanroepen tegen kanker en ettergezwellen, wordt evenwel beschouwd als
patrones van klokkengieters en minnen (voedsters). Het originele polychroom
beeldje uit de kapel van de 15de – 16de eeuw van de heilige wordt bewaard in de
nieuwe kerk.
In de kapel zelf werd een replica geplaatst. Het huidige kapelletje werd in
1987-88 gerestaureerd met de hulp van de Koning Boudewijn-stichting.
Architecturaal stelt het gebouwtje niet veel voor. Het is opgetrokken in een
landelijke baksteen uit een veldoven en met cementmortel bepleisterd. Aan de
achter en rechterzijde zijn de openingen zichtbaar waarlangs het bronwater geput
werd.
De legende van het vagevuur van Sint-Agatha.
Voor het aftoppen van de hoogte, waar de kapel stond, was het een hele toer om
met een gespan de helling op en af te rijden. De voerlui moesten hun paarden tot
het uiterste aansporen. Dit gebeurde gewoonlijk met het nodige geroep en getier
vergezelt van enkele ferme vloeken.
Midden de Keysersberg stond echter de kapel van Sint-Agatha waar al die voerlui
voorbij kwamen. De pastoor van Sint-Agatha-Berchem ergerde zich verschrikkelijk
aan deze gang van zaken en besloot een einde te maken aan die godslasteringen
bij de kapel van onze heilige. Hij plaatste een bord met de vermelding dat
voerlui, bij het voorbij rijden der kapel met kar en paard en zich onthielden
van alle godslastering en hun dieren goed behandelden 10 dagen aflaat in het
vagevuur kregen. Dit in de richting Brussel (stijgend verkeer) en de helft, dus
5 dagen voor de andere richting (dalend verkeer). Daarentegen werden degenen die
hun dieren slecht behandelden of zich van de aflaten niets aantrokken bedreigd
dat ze door zulke houding aan te nemen, in de modder zouden vast rijden aan de
zijkant van de weg en dit zelfs bij droog weer.
De oude kerk
In zijn primitieve staat bestond de oude kerk uit een robuuste toren en een kort
schip aan deze toren gebouwd. Dit stenen gebouw volgde op een houten kapel
toegewijd aan het Heilig Kruis, we zijn in de 11de eeuw. De stijl is Romaans en
sober. De Lediaanse bouwstenen komen vermoedelijk uit de plaatselijke
steenpoelen.
1132. Eerste vaste gegevens uit de abdijarchieven van Grimbergen. Altare de
Wamblinis cum appendicum suts Berchem, Radeiinghem et Ramesdunc.
1311 Berchem een onafhankelijke parochie los van Wemmel. Brief van bisschop
Petrus III de Mirepoix van Kamerjk over aanstelling van een nieuwe pastor in
eclesia de Berchem. Tot de Franse bezetting in 1795 leveren de abdijen
Grimbergen en Dieleghem de parochiepriesters.
1590
Tijdens de godsdienstoorlogen wordt het gehele dorp en kerk verwoest. De
contrareformatie brengt dan weer herstel en verfraaiing der kerken. 1635 Het
zwaar beschadigde torenkoor werd hersteld tussen 1643 en 1683 door Ludovicus Van
Der Elst. Wegens geldgebrek en voortdurende vijandelijkheden werden de werken
meerdere malen stilgelegd.
1661
Er werd een vrunte of doopkapel bijgebouwd voor aan de toren (volgens
gedenksteen).
1695
Tijdens de beschieting van Brussel door de Villeroy werd de kerk geplunderd en
zo goed als verwoest.
1704
Restauratie en gieten van een nieuwe klok door P. Mellaerts te Brussel.
1744
Verbouwingen onder architect De Doncker.
1825
Het beheer der parochie door de abdijen Grimbergen en Dieleghem is geëindigd en
de eerste bisschoppelijke priester begint aan zijn taak.
1840
Gedurende zes jaar worden grote werken aan de kerk uitgevoerd. Er worden twee
zijbeuken aangebouwd en het koor werd verhoogd. Aan de buitenzijde was deze
ingreep goed zichtbaar wegens het verschil van steensoort. De aanbouw was
namelijk in rode baksteen terwijl de bestaande bouw in natuursteen was. Dit zal
de laatste verbouwing worden van het kerkje.
1890
Het kerkhof rond de kerk werd buiten gebruik gesteld.
1913
Men stelt de eerste plannen op om een nieuwe kerk te bouwen maar de 1ste
wereldoorlog kwam roet in het eten gooien.
1938
De nieuwe kerk werd voltooid en ingewijd. De oude kerk werd ontwijd en buiten
gebruik gesteld Haar wacht nog een hele lijdensweg. Belgische troepen tijdens de
mobilisatie in 1939- 1940, scoutslokaal in 1942, lokaal van het verzet in de
bevrijdingsdagen van 1944, en later terug scoutslokaal. Bijna een ruïne en toch
nog geklasseerd op 25/10/1950 en onder architect J. Rombaux vanaf 1970
gerestaureerd. Uiteindelijk als cultureel centrum geopend op 25/05/1975 Zo bleef
ons laatste overblijfsel uit ons verleden voor altijd bewaard.
De nieuwe Sint-Agathakerk
In 1913 werden reeds plannen uitgewerkt door architect Degand om de oude kerk af
te breken en op dezelfde plaats een nieuwe op te richten. De eerste Wereldoorlog
stuurde deze plannen in de war.
Een delegatie met dhr. Graulus komt in 1926 met een voorstel om grond uit hun
bezit in de Soldatenstraat af te staan voor de bouw van een nieuwe kerk. Men
komt niet tot een overeenkomst.
Het oude dorpscentrum rond de toenmalige kerk word langzaam verlaten ten
voordele van het gemeenteplein en de Gentse Steenweg. Daarom zoekt men de nieuwe
kerk meer naar het nieuwe centrum te plaatsen.
Alleen de diocesane overheid is bevoegd de plaats van vestiging te bepalen.
Toenmalig burgemeester Dr. Karel Leemans geeft pastoor J. Schoofs een
koopbelofte op een gedeelte van zijn gronden in de Kerkstraat.
Kerkraadvoorzitter Janssens suggereert architect Frans Buelens uit
Sint-Jans-Molenbeek om de plannen der nieuwe kerk uit te werken. Deze worden
echter door de ‘Koninklijke commissie voor de praalgebouwen ‘verworpen die een
oudere vorm van bouwstijl aanbeveelt.
Pastoor Schoofs gaat met de kerkraad verschillende kerken bekijken, ondermeer de
kerk van Bosvoorde waar hij zelf jaren onderpastoor was. Na bijsturing der
plannen worden ze door de commissie aanvaard.
In de maand oktober 1928 brengt Kardinaal - Aartsbisschop J. Van Roey, vergezelt
van Vicaris-generaal Van Cauwenbergh een bezoek aan Sint-Agatha-Berchem. Zij
gaan de grond, eigendom van Dr. Karel Leemans in de Kerkstraat bekijken, waar de
nieuwe kerk zou worden ingeplant en geven hun goedkeuring.
Op 04/07/1930 wordt door Notaris F. Wildermans uit Sint-Pieters-Woluwe de akte
opgesteld van de grond voor de bouw van de kerk die als gift onder levenden
wordt aangeboden aan de parochie. Deze aanbieding door mejuffrouw Maria Michiels,
aangenomen dochter van burgemeester Dr. Karel Leemans betreft de percelen
Sec.A126 a2 ,126 n,en gedeeltelijk 126 r, 126 u, 126 z, met een totale
oppervlakte van 22 a 47 ca en gelegen in de Kerkstraat
De hogere overheid aanvaardt op 06/07/1930 en wordt van officiële zijde door een
koninklijk besluit in het Staatsblad als algemeen nut erkend.
De Kerkraad keurt uiteindelijk de nieuwe plannen en het lastenboek van architect
Beulens goed op 21/05/1931 en geeft opdracht de aanbesteding op gang te brengen.
Om de werken te financieren gaat zij over tot de verkoop van verschillende
gronden in de Kerk en Kasterlindenstraat. De grot van O.L. V. van Lourdes aan
het gemeenteplein zal worden afgebroken en ook deze grond zal aan de gemeente
worden verkocht.
Door de beurscrash van 1929-1930 was er die tijd veel werkloosheid. De overheid
gaf dan ook flinke premies voor de aanmaak van openbare gebouwen, en ook hier
werden de nodige aanvragen gedaan om de fondsen van de bouw te spijzen. Ook werd
menig vermogend parochiaan door pastoor Schoofs aangesproken om geldelijke
bijstand. Zo werden de nodige centen bijeen gebracht.
Op 15/02/1934 werd uit 15 aanbiedingen de aannemer Isidore Mathieu uit Houtain
l’Eveque de eerste fase van de bouw gegund. De eerste fase omvat de bouw van de
toren tot de kruisbeuk.
De tweede aanbesteding van de vier vakken, kruisbeuk, priesterkoor, sacristie,
bergplaats en wc, dus het grootste gedeelte buiten toren, doopvont, voutiefkapel
en het eerste vak (travee) geeft 4 aanbiedingen. Dezelfde aannemer als de 41ste
fase wordt aangeduid
De ruwbouw was klaar op 01/08/1936 en men voorzag 100 werkdagen voor de
binnenafwerking. Tenslotte werd de bouw van de kerk stopgezet zonder dat de
toren en nog enkele aanbouwsels waren uitgevoerd. De financiële middelen waren
uitgeput. Het afgewerkte gedeelte werd door Mgr. Van Cauwenbergh plechtig
ingezegend op 17/07/1938 om 9:45 uur. Bij de inwijding gaf de kerk een kale
indruk. De muren evenals het altaar, de communiebank en de 4 biechtstoelen waren
in prachtig marmer uitgevoerd. Buiten de kruisweg die in de muren van de
kruisbeuk ingewerkt was, was er geen enkel heiligenbeeld of schilderij te
bespeuren. Zelfs de traditionele preekstoel ontbrak en de zondagpreek gebeurde
dan maar op een verhoog. Er was echter wel centrale verwarming en achter de
kolom van de linkerbeuk stond een harmonium opgesteld om de diensten te
begeleiden. De verlichting gebeurde door elektrische lampen in witte glazen
bollen. De kerkstoelen waren van het gebiesde type uitgezonderd vooraan in de
kerk waar van die fluwelen privé stoelen stonden.
Buiten op het dak stond boven de kruisbeuk een klein torentje met klok. De grote
ingang werd afgesloten met een hoge grijze poort en een houten sas binnen in de
kerk om de tocht en het lawaai wat af te snijden. In deze toestand gaan we de
oorlogsjaren door en in april 1947 gaat kerkenbouwer pastoor Schoofs met rust en
hij wordt vervangen door pastoor Eduardus Franckx
Deze priester kreeg tot taak de kerk maar voorlopig gerust te laten en al zijn
krachten in te zetten als scholenbouwer voor de lagere jongensschool. In 1950
ging men over tot de afbraak van de villa van de vroegere burgemeester naast de
kerk. Op deze vrijgekomen ruimte legde de gemeente de Grand-Halleuxstraat aan.
Hierdoor kwam de kerk vrij te staan langs de vier zjjden. Door het afbreken van
een oude hoevemuur aan de schoolstraat kwam de ruimte voor het huidige Koning
Boudewijnplein vrij.
Op 22/12/1967 neemt pastoor Alouis Lindemans de parochie over. Hij erft van zijn
voorgangers 2 onafgewerkte gebouwen, de kerk en de jongensschool en zet zich in
om beide dossiers definitief af te ronden.
Burgemeester Victor Guns, sinds 1965 in functie, is wat de kerk betreft dezelfde
mening toegedaan en dit duo gaat werk maken van de eindafwerking van de kerk
door architect Rombaux een eerste planning te laten opstellen.
Men verlaat het principe van de aanbouw van een toren en verkiest een gevel in
Neo-Romaanse stijl. Het bisdom suggereert nog om de gevel in leien af te werken.
Architect Vande Perre neemt de zaak over en vindt een tussenoplossing waardoor
het plan aanvaard word door kerkraad en gemeenteraad.
In 1979 worden de nodige subsidies aangevraagd. De kostprijs zal worden gedragen
door en à rato van: Staat 40%, provincie 30%, gemeente en kerkraad samen 30%.
Gezien de belangrijke staatsinterventie komt staatssecretaris Annemie Neyts
persoonlijk de omvang der werken bekijken.
Na aanbesteding worden de werken gegund aan aannemer Frans Van Vaerenbergh uit
onze gemeente. Deze start de werken in begin 1980. Met de afbraak van het
torentje op de kruisbuik en de dakherstelling gaan een tweetal jaren voorbij. Na
het plaatsen van voorzetramen ter bescherming der gebrandschilderde ramen is de
kerk eindelijk buiten afgewerkt. Ter herinnering wordt in de voorgevel een
gedenksteen geplaatst met de namen van diegenen aan de realisatie van dit
project hebben meegewerkt.
De binnenafwerking daarentegen was nog niet beëindigd. Het grote evenement daar
was de inplanting van de polyvalente ruimte. Dienstig als weekkapel en tijdens
rouwplechtigheden leent zij zich tot meerdere dienstbaarheden. Het is zowel een
symbolisch als een praktisch bouwsel in het centrum van de kerk en moet een
verbindingsteken zijn tussen het verleden, het heden en de toekomst. De grote
cultuurschok kwam op kerstavond 1986 toen het op zolder ontdekte en
gerestaureerde werk van Anton Van Dijck aan de parochianen werd voorgesteld. Het
zette Sint-Agatha-Berchem, bij wijze van spreken, op de wereldkaart door de
grote belangstelling door de nationale en internationale pers en TV voor het
schilderij. De ontdekking en restauratie was schijnbaar weer een werk van
pastoor en burgemeester. In 1989 werd uit veiligheid overwegingen besloten het
originele beeldje van Sint-Agatha uit de kapel naar de kerk over te brengen. In
de kapel zelf werd een replica geplaatst.
En als laatste kreeg de kerk van Sint-Agatha-Berchem van de zusters Ursulinen
van Laken hun prachtig Van Bever-orgel aangeboden. Het uit 1905 stammende
instrument werd grondig nagekeken, overgebracht en in onze kerk geplaatst in het
jaar 1992 en vormt er het voorlopige sluitstuk van de bouw en de inrichting van
onze Sint-Agatha kerk.
De Van Dijck van Sint-Agatha-Berchem.
Het schilderij stelt de rust tijdens de vlucht naar Egypte voor. Het is een
geschilderd werk, olie op doek, en meet 2,87 m op 2,18 m. Het werd vervaardigd
rond 1630, ongesigneerd en ongedateerd. Vermoedelijk komt het uit het atelier
van Anton van Dyck (1599 -1641).
Maria, Jozef en het kindje Jezus kijken naar een kinderfiguur (St. Jan?) omringd
door zeven spelende engelen.
Het doek komt uit de oude kerk en heeft van daaruit een tijd in de oude pastorij
gelegen en moet later mee verhuist zijn naar de zolder van de nieuwe. Het is een
groot vraagteken hoe en van waar het schilderij in de gemeente gekomen is.
Bijna totaal vergeten en op voorstel van burgemeester Victor Guns is pastoor
Alouis Lindemans het uit zijn lijst gesneden kunstwerk van de pastorijzolder
gaan halen. Het was in een doek gewikkeld, vervuild en licht beschadigd. Het
werd ter restauratie gegeven aan Jan Heunninckx, uit Opwijk, een gepensioneerd
inspecteur van het kunstonderwijs, schilder en ervaren restaurateur. De klus
werd in twee maanden geklaard en de restauratie kosten werden gedragen door Mw.
Mertens uit Sint-Agatha-Berchem.
Na de restauratie werd het ter controle naar het Koninklijk instituut voor het
kunstpatrimonium gebracht, die na doorlichting de bevestiging gaven dat het doek
inderdaad uit de periode van Anton van Dyck stamde.
Het kunstwerk werd tijdens de kerstviering van 1986 aan de parochianen
aangeboden. Onmiddellijk ontstond er een toeloop van binnen en buitenlandse pers
en televisie ploegen. Sint-Agatha-Berchem werd op de wereldkaart gezet!!
Diepgaander onderzoekingen moeten in de toekomst meerdere gegevens aan het licht
brengen. Eveneens zal moeten onderzocht worden hoe het meesterwerk in het
verleden in onze gemeente beland is.
Gelijksoortige werken bevinden zich in de Hermitage van Sint-Petersburg onder de
benaming “De Madonna met de patrijzen “, en twee replieken zijn te bewonderen in
Nantes en Lion. Een derde is te vinden in de Galeria P1711 te Florence. Al deze
kunstwerken hebben een bijna totale gelijkenis, enkele details niet te na
gesproken.
Het orgel
Dit orgel werd gebouwd door Pierre-Salomon Van Bever. De gebroeders orgelbouwers
Van Bever waren wereldwijd gekend om de technische en artistieke kwaliteit van
hun orgels.
Het werd gebouwd voor de Luikse wereldtentoonstelling van 1905.
Daarna kreeg het orgel een plaats in de kruisgalerij van de kapel van de
kostschool der zusters Ursulinen te Laken. In 1991 hebben deze zusters hun orgel
geschonken aan de parochiekerk van Sint-Agatha-Berchem, die het in dank
aanvaardde.
Een jaar later werd het instrument totaal gerestaureerd door de neef en opvolger
van de Van Bever, François Drabs. Daarna werd het overgebracht en geïnstalleerd
in onze kerk.
De in de muur ingebouwde kruisweg werd daardoor wel enigszins verstoord in
rangorde maar de plaats van inplanting van het orgel was de beste keuze.
De muziekacademie van Sint-Agatha-Berchem maakt gebruik van dit instrument voor
de opleiding van haar leerling organisten.
De polyvalente ruimte
Ieder persoon die de Heilige Agatha kerk betreedt, kijkt verwonderd naar dat
bouwsel midden de kerk, zich afvragend wat het doel is van dergelijke
constructie. Een kerk in de kerk zouden we het kunnen noemen. Vele trouwe
kerkgangers die regelmatig de kerkdiensten bijwoonden hebben zich dat ook
afgevraagd.
Het woord polyvalent betekent meerdere waarde of mogelijkheid. De bedoeling was
om de misvieringen in de week daar te laten doorgaan. Het is inderdaad veel
gezelliger als men in klein aantal is van de ruimte hierbij aan te passen. Ander
argument was het verwarmingsprobleem. Telkens de grote kerk verwarmen viel nogal
kostelijk uit. De kleine polyvalente ruimte was vlug verwarmd.
Een volgend voordeel was dat men de ruimte kon gebruiken afgezonderd van de
normale kerkruimte; door de deuren te sluiten ontstond een aparte
vergaderruimte. Het kerkbezoek is de laatste decennia fel achteruit gegaan
waardoor de beschikbare ruimte in de kerken veel te groot werd. Men zocht dus
andere mogelijkheden.
Hoe ziet deze kapel er uit.
De stijl is modern en voorzien voor een dertigtal plaatsen. Op de vier hoeken
staan gepolychromeerde heiligenbeelden komende uit de oude kerk. Zo vinden we de
evangelist Johannes en de maagd Maria onder het kruis (het kruis zelf is
verdwenen) deelbeelden van een oude kruisweg van c.a. 1500 indertijd aan de
buitenkant der oude kerk.
Een sint Anna ten drie, met Maria haar kindje Jezus dragend en gezeten op de
schoot van haar moeder St. Anna. Op de tegenover liggende hoek een Sint-Rochus,
pestheilige, draagt de pelgrimsmantel en dito hoed met de Sint-Jakobsschelp, hij
toont zijn gezwollen schenkel teken van de pest. De hond aan zijn voeten brengt
hem als pestlijder in afzondering het nodige eten.
Dit wat de buitenzijde betreft. Treden we echter binnen en bewonderen we het
interieur.
Het altaar is van het moderne type, de kern is een oud Spaans kruis (alleen de
corpus) verborgen achter twee deurtjes, dat van de Filippijnen werd meegebracht
door Pater Karel Lindemans broer van Pastoor Lindemans en Scheutist op de
Filippijnen.
Het is bevestigd op een ovaal koperen plaat in de vorm van een amandel, teken
van het leven. Daaronder een halve wereldbol in porselein door Mieke Everaet uit
Opwijk. Het geheel omvat de Latijnse spreuk “STAT CRUXDUM VOL V1TUR ORBIS” (Het
kruis blijft staan terwijl de wereld ronddraait.) Het interieur heeft ook een
aantal moderne schilderijen door een artieste uit deze regio: Marie-Paule
Raigoso Dionisio en omvat zeven levendige en kleurrijke taferelen en toont ons
in het scheppingsverhaal, een verhaal van liefde tussen God en de mensheid.
Eerste dag: God scheidt het licht en de duisternis Tweede dag: God scheidt de
grote en de kleine waters. Derde dag: God schept de continenten Vierde dag: God
schept de planten, de bloemen en de struiken. Vijfde dag: God schept de vissen
in het water, de vogels in de lucht. Zesde dag: God schiep de mens naar zijn
beeld en gelijkenis Zevende dag: God ruste.
Een laatste werk bevind zich in de achtergrond:De Opstanding draagt het symbool
van ons geloof in zich dat ook wij eens zullen ver ijzen en eeuwig gelukkig
zullen worden in de liefde. De spiegels die hier en daar werden ingezet
suggereren de brug tussen het erfgoed van het verleden en het heden die hiermede
in elkaar vloeien.