Sint-Agatha-Berchem

 

Geschiedenis Straatnamen
Heilige Agatha Parochie

Geschiedenis

Sint-Agatha-Berchem is niet steeds een Brusselse gemeente geweest.

Van de 13de tot de 18de eeuw breidde de stad Brussel uit tot de "kuip". (= Vijfhoek) : Obbrussel (nu Sint-Gillis), Molenbeek, Schaarbeek, Laken, Anderlecht, Vorst en een deel van Elsene. De kuip moest de belangen van de geprivilegieerden beschermen.

Zo kende Jan II, hertog van Brabant, reeds in 1295 Brussel het recht toe reglementen op te stellen en accijns te innen op brouwen en de verkoop van bier in een gebied dat reikte tot aan Berchem, Jette, Laken, Evere, Woluwe, Boendael, Anderlecht, Ukkel en Vorst. De gegoeden konden zich vlug een tweede verblijfplaats veroorloven buiten de stadswallen, maar binnen het beschermde gebied. De juridische bevoegdheden van Brussel strekten zich toen reeds uit tot Asse, Beersel, Boortmeerbeek, Eigenbrakel, Drogenbos, Evere en Ruisbroek.

 

 Compensatie

Met de Franse Revolutie werd Brussel teruggedrongen binnen de Vijfhoek. Sint-Joost, Sint-Gillis, Laken, Schaarbeek, Vorst en Anderlecht werden samen met Halle-Lembeek, Gaasbeek en Grimbergen opgenomen in het arrondissement Brussel (de basis voor het latere kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde). Ukkel, Watermaal, Etterbeek, Sint-Pieters(-Jette) en Sint-Agatha-Berchem bleven tot het einde van de l8de eeuw bij de meierij Rode, die later zelf in het kanton Ukkel werd opgenomen. Brussel-stad bestond dan uit vier kantons.De havenwerken van 1921 slorpten dan toch Laken, Heembeek en Haren op. Molenbeek, Schaarbeek en Jette deden enkel beperkte gebiedsafstand.

Als compensatie voor de door Vlaanderen gevraagde taalwetten werd het tweetalig gebied Brussel afgebakend: in 1932 waren er al 16 gemeenten bij. Evere, Sint-Agatha-Berchem en Ganshoren werden pas in 1935 in het tweetalig rechtsgebied Brussel opgenomen. De definitieve inlijving was voor 1954.
Sint-Agatha-Berchem voor én na de 20ste eeuwwisseling.

Vóór 1900 woonden te Sint-Agatha-Berchem vooral min of meer gegoede boeren en arbeiders. Er werd vooral aan landbouw gedaan, groenten en fruit gekweekt, en sommigen verbouwden vlas voor eigen gebruik.

Na 1900 evolueerde de gemeente van boerendorp naar residentiële buitenwijk van de stad Brussel. Luxueuze villa’s, buitenverblijven van rijke Brusselse dokters, advocaten, bankiers, industriëlen en renteniers schoten uit de grond.

Campagne de Monsieur Ledrine. De Villawijk. Een andere fraaie villa. De Grot: een plaatselijk aanbiddingsoord, dat later moest verdwijnen voor het uitbreiden van het centrum.
 

Het is pas vlak na WO II (1940 - 45) dat bedienden en kleine handelaars Sint-Agatha-Berchem hebben ontdekt. Deze middenklassen, meestal tewerkgesteld in de hoofdstad, veroorzaakten beetje bij beetje de verstedelijking.

Zo verdwenen er reeds aan het einde van de jaren dertig verscheidene villa’s en boerderijen om plaats te maken voor massabebouwing van "middenklasse-woningen". Een voorbeeld hiervan is het kasteel Hof ter Overbeke”, ooit de schitterende residentie van de baronnen Serclaes en later als kloostergebouw gebruikt door de zusters “Maricollen”. De naam ,,Maricollendreef” verwijst trouwens naar de voormalige prachtige parkdreef van het kasteel. Hetzelfde lot was de villa van dr. Willox beschoren; gebouwd op een vroeger Hollands bouwwerk uit de onafhankelijkheidsoorlog van 1830, moest zij plaats ruimen voor het huidige rusthuis “Bloemendal”.
 

De gemeente had oorspronkelijk twee kernen.

Eén ervan kan gesitueerd worden rond het huidige Dr. Schweitzerplein, destijds Gemeenteplein geheten. Dit was de plaats waar de tram aankwam, tevens de laatste halte van de lijn. Het gemeentehuis zelf verdween samen met de bekende ,,amigo” het cachot, in volksmond hotel der dronkaards genoemd . De “champetter” was eveneens huisbewaarder van het gemeentehuis.
De "Place Communale" van vroeger Dezelfde "Place Communale" van vroeger, vanuit een ander gezichtspunt.

 

Het oude gemeentehuis van Sint-Agatha-Berchem.

In de verte de Kerkstraat.

De Gentsesteenweg in de jaren zeventig De Gentsesteenweg anno 2008
 

De tweede kern bevond zich rond de Oude Kerk. Hier vindt men nog steeds de “Oude Kroon”, vervolgens café, hotel en restaurant, speciaal gewaardeerd door de Franstalige bevolking van de gemeente en de Brusselaars die er een dagje op uittrokken ,, à la campagne”.
 

De oude dorspkom met café "De Witten Baas, het postkantoor (met zwart bord),
café Labus, café "Oud Berchem" en op de achtergrond, café en restaurant "De Kroon".

Hier logeerden onder andere de speciaal uit Engeland overgekomen jockeys van van mevrouw Goffin, die toen een zeer befaamde renstal bezat. De rijstepap en de vlaaien van De Kroon” waren ook zeer vermaard. De exploitanten lieten echter de zaak over en openden de ,,Nieuwe Kroon”, herberg aan de Gentse Steenweg, achter het voormalige gemeentehuis.
 

 

 

In de wijk rond de Oude Kerk ontsprongen de Berchemse bronnen.
Deze vrij stromende bronnen werden later ondergronds afgeleid om de fonteinen te
voeden van het ,,Hof ter Overbeke” (Bon-Secours). 

 

Institut-de-Bon-Secours Het Hof ter Overbeke nu

 

Alhoewel het eigenlijke dorpsleven en het religieuze leven zich vooral afspeelden rond deze tweede wijk, verkozen de handelaars de omgeving van het gemeenteplein, waar de Brusselse dagjesmensen van de tram stapten. Ook de Gentsesteenweg telde vele winkels. Enkele typische zaken waren: ,,Pikke Pat, de ijzerhandel en “Nelleke, snoepwinkel en café. Elke straat had trouwens zo ongeveer zijn cafés.
 

De Gentsesteenweg in lang vervlogen tijd, toen men nog onbekommerd op straat kon spelen
 

De verfransing doet zijn intrede.

In praktijk begon de eigenlijke verfransing van deze volledige Vlaamse gemeente vanaf de eeuwwisseling met de inwijking van de Franstalige, Brusselse bourgeoisie. Officieel echter deed het Frans zijn intrede in de loop van de jaren twintig onder het burgemeesterschap van Charles Leemans. Deze voerde onder druk van de bourgeoisie de tweetaligheid in voor de officiële documenten. Zelfs het openlijk protest van de Vlaamse bevolking kon deze beslissing niet meer ongedaan maken. De eerste stap was gezet.

Met de verhuis naar de nieuwe kerk begon de teloorgang van de wijk rond de Oude Kerk. De gemeentelijke activiteiten verplaatsten zich naar het gebied tussen het Dr. Schweitzerplein, de nieuwe kerk en de Koning Albertlaan.
 

Vóór de eeuwwisseling hadden diverse geneesheren hun buitenverblijf in de gemeente, maar ze oefenden er geen praktijk uit. Zieken moesten zich richten tot dokters uit de randgemeenten of voortgaan op eigen kennis of op die van genezers en “overlezers”. De bouw van het ,,Frans Hospitaal” in de jaren twintig bracht hierin grote verandering. Steeds meer vrouwen verkozen om daar te gaan bevallen.
 

Een nieuwe gemeenteschool werd gebouwd in de Soldatenstraat. Er was Nederlandstalig onderwijs met een afdeling voor jongens en een afdeling voor meisjes. De Zusterschool had tevens een Franse klas en zij richtte zich enkel tot meisjes. Jongens van ,,goeden huize” gingen naar een Franstalig college in de hoofdstad.

Het verenigingsleven richtte zich vooral tot het mannelijk deel van de bevolking.
Als verenigingen waren er de fanfare, de boerenbond, de toneelkring en omstreeks 1930, een ,,véloclub’.

Het grootste gedeelte van het ontspanningsleven speelde zich af in en rond het café, waar vogelpik, bakschieten, bollenspel, kaarten en kegelen zeer,,in” waren. Vrouwen en kinderen hielden zich thuis bezig met vertellen, handwerken en kleine spelletjes.

Voor de geïnteresseerde Nederlandstaligen waren er theater en bioscoop in de hoofdstad. Rond 1914 draaide “Cinema Pathé” als eerste stomme films, die dikwijls over verschillende episodes (zondagen) liepen. Pas na de tweede wereldoorlog kwam de eerste bioscoop te Sint-Agatha-Berchem. De toegangsprijs bedroeg toen 7 Belgische Frank (+/- 0,17 €).
 

Feesten

Nieuwjaar was vooral een feest voor de kinderen die dan gingen “nieuwjaar zingen” en hun “nieuwjaarspree” konden afhalen bij meter en peter. Het Sint-Niklaasfeest was in Sint-Agatha-Berchem vóór 1918 zelfs totaal onbekend. Ter vervanging kenden de kinderen wel de ,,Greef’ een vergelijkbaar feest dat plaatsvond drie weken voor Pasen. De kinderen kregen dan krenten, appels, sinaasappels en suikerventjes. De andere feestelijkheden richtten zich meer tot de volwassenen. Al deze feesten gingen samen met een pannenkoeken- en wafelenbak. Het carnaval werd oorspronkelijk op straat gevierd, tot het verbod werd uitgevaardigd om nog gemaskerd op straat te verschijnen. Om veiligheidsredenen werden de feestvierenden naar een balzaal verwezen.
 
Kermis kon toen een hele week duren en werd tot 1940 opgeluisterd met volksspelen. Allerheiligen en Kerstmis waren zuiver religieuze feesten. Ook de processie trok veel volk in de maand september, met de grote kermis.

Buiten het openbaar vervoer verplaatste men zich vooral per koets of per boerenkar. Met de bourgeoisie deden ook de eerste ,,automobielen” hun intrede. De vooruitgang deed zich ook voelen op andere vlakken. Elektriciteit verdrong gas en petroleum. Kort daarna kwamen de eerste radio’s en huishoudelijke apparaten. De eerste radio deed dienst voor de gehele straat. Hetzelfde deed zich voor met de komst van de televisie.

Sint-Agatha-Berchem onderging ook de invloed van de wereldtentoonstelling in 1958, weliswaar minder dan de gemeenten die dichter bij de Heizel liggen. Het ganse dorp had toen familie, vrienden en kennissen te logeren.

De evolutie doorheen de jaren loopt over een viertal periodes: vóór 1900, tussen 1900 en WO. 1, tussen beide wereldoorlogen in en de periode na W.O. II tot 1960. Vanaf 1960 kreeg Sint-Agatha-Berchem zijn huidige vorm.

 

Straatnamen

ALCYONSTRAAT
Vergaderd op 7 oktober 1930 besliste het schepencollege de nodige gronden aan te kopen "voor de nieuwe straat, aan te leggen tussen de steenweg op Gent en de Koning Albertlaan". Reeds op 29 maart, zes maanden vroeger, werd aan deze nog niet bestaande straat de benaming “Alcyonstraat" toegekend, met "alcyon" zonder 5, wat meer overeenstemt met de oorsprong van de naam. Nochtans is deze meer juiste benaming niet gebleven en naambord staat geschreven de meervoudige vorm "alcyons".

Het weze hier gezegd dat over het algemeen de overheid de reden van haar keus niet aangeeft, het tegenovergestelde is uitzonderlijk. Het is aldus de taak van de navorser die reden te ontdekken.

In dit geval is het nodig de voorgevel van het tamelijk oud gebouw gelegen nr. 65 van de straat, goed te bekijken; bovenop deze gevel leest men het opschrift "CYCLES ALCYON". Destijds bezat dit fietsenmerk een zekere befaamdheid en het had natuurlijk als doel te laten verstaan dat de hoedanigheden van deze zeevogel, lichtheid, vlugheid, elegantie, ook kenmerken waren van de rijwielen die dit merk droegen en die in het daar gevestigde atelier werden vervaardigd.

De schepen der werken was toen Pierre Cnops (later werd deze ook burgemeester) en die schepen was eigenaar en uitbater van het werkhuis "Cycles Alcyon". Het is aldus maar al te duidelijk dat de benaming de voorkeur van het college zou krijgen.

Wij wensen nochtans hierbij attent te maken op het feit dat het betrokken werkhuis waarschijnlijk het enige gebouw was langs de voetweg, later door de straat vervangen en dat deze voetweg wellicht met de populaire benaming "langs de Alcyon" werd aangeduid.

Op een zeker ogenblik werd de benaming ongeschikt bevonden door de Commissie voor Toponymie en Dialectologie en deze commissie stelde voor haar te vervangen door "Ijsvogelstraat". Wij geven toe dat de officiële straatnaam op linguïstisch gebied niet gelukkig is, maar het voorstel van de commissie bewijst dat zij hoegenaamd niet op de hoogte was van de oorsprong en de ware betekenis van de naam.
Deze werd door de overheid bewaard, en terecht, want hij getuigt, op bescheiden maar markante wijze, van het verleden van de gemeente...

ARMAND DE NEUTERSTRAAT
In 1933 werd besloten een nieuwe straat te trekken tussen de Evariste de Meersmanlaan en de Groot-Bijgaardenstraat. Op 1 maart 1934 werd haar door het schepencollege de naam van Armand De Neuter toegekend en zoals gewoonlijk, zonder de minste uitleg.

Bernaerts en Schoonjans beweren dat het hier gaat over een slachtoffer van de oorlog 1914-1918, maar de naam komt voor noch op het gedenkteken in het oud kerkhof noch op de gedenkplaat in de gemeenteschool. Zo werden wij ertoe gebracht ook elders te gaan zoeken en meer bepaald in de registers "sterfgevallen" voor de jaren 1920-1940. Hier vonden wij één enkele inwoner van Sint-Agatha-Berchem met de naam Armand De Neuter, gestorven op 2 juli 1933 in zijn woning, 54, Gisseleire Versélaan, oud 47 jaar (geboren te Antwerpen in 1886).

Hij was metaalhandelaar en het sterfgeval werd aangegeven door zijn twee zoons, Charles (geboren 1910) en Pierre (geboren 1912).

Wij zijn erin geslaagd Charles De Neuter terug te vinden en deze vertelde dat hun vader in 1913 met zijn familie naar Canada is vertrokken. Bij het uitbreken van de oorlog in augustus 1914 kwam hij zich aanmelden als vrijwilliger in het Belgisch leger en, slachtoffer van de stikgassen in de streek van leper, werd hij in 1916 naar Canada teruggestuurd. Hij vertoefde daar tot 1923 en kwam tenslotte zich in Sint-Agatha-Berchem vestigen als handelaar in non-ferro metalen. Zijn atelier bevond zich op het einde van zijn hof, achter zijn woning in de Gisseleire Versélaan en dit werkhuis lag langs de nieuwe straat.

Armand De Neuter was zeer actief als lid van verenigingen van oud-strijders, en een gekende figuur in de gemeente. Hij had natuurlijk de gevolgen te ondergaan van het inademen van stikgas. Zijn vroegtijdige dood in 1933 is daar het bewijs van. Derhalve is hij te beschouwen als een slachtoffer van de eerste wereldoorlog, ook al is hij pas vijftien jaar na het einde van deze oorlog gestorven.

Het is trouwens te veronderstellen dat de patriottische verenigingen van het ogenblik het voorstel, zijn naam aan de nieuwe straat te geven, hebben gesteund bij de gemeenteoverheid.

AUGUSTE DENIESTRAAT
Deze straat dagtekent van het jaar 1930 en het is tijdens de zitting van 16 september 1930 dat het college besloot haar de naam te geven van één van de Berchemse soldaten gesneuveld tijdens de oorlog van 1914-1918.

Op te merken is dat tijdens diezelfde zitting zes andere oorlogslachtoffers op dezelfde wijze werden vereerd :(Louis Desmet, Emile Heylens, Joseph Hertens, Mathieu Pauwels, Michel Van Nieuwenborgh, Pierre Vereman); het is te vermoeden dat de vaderlandslievende gloed die aan deze keuze ten gronde ligt te wijten is aan de ietwat speciale omgeving van de honderdste verjaring van de Belgische onafhankelijkheid (september 1830).

De naam Auguste Denie komt voor op het gedenkteken in het oude kerkhof en hij is ook te lezen op de herdenkingsplaat in de gemeenteschool, waarvan hij dus leerling is geweest.

Zijn grafzerk bevindt zich bij het monument, met als opschrift "Aan onze welbeminde zoon August Denie, ridder der Leopolds Order, oorlogskruis met palm, medaille van den IJzer en Herinneringsmedaille, geboren te Sint-Agatha-Berchem den 15 december 1892, gesneuveld voor het vaderland den 18 oktober 1918."

Het doodsattest werd in het register van de gemeente overgeschreven in 1922 met, in de rand, de vermelding “Stierf voor Belgie"; daaruit blijkt dat op 27(sic) oktober 1918 in De Panne is overleden Auguste Denie, soldaat bij het 17e linieregiment. De aangifte van het sterfgeval werd gedaan door twee ambulanciers van het hospitaal .'L'Océan".

AUGUSTE VAN ZANDESTRAAT
Op 11 juni 1915 besliste de gemeenteraad van Sint-Agatha-Berchem de weg nr. 7, gezegd Potaardegat, de naam te geven van Auguste Van Zande, voor wat betreft het deel gelegen tussen de Gentsesteenweg en de Josse Goffinlaan. Hij wilde zodoende eer betuigen aan deze handelaar, landbouwer en eigenaar van de herberg "In de Vergadering" langs de Gentsesteenweg en vooral zijn uittredend burgemeester. Auguste Van Zande was immers burgemeester van 1903 tot 1915. Het gedeelte van de straat, tussen de Basilieklaan en de Josse Goffinlaan, behield nochtans de benaming “Dreefstraat" en eerst in 1933 kreeg de straat in haar geheel de naam van Auguste Van Zande; tenslotte, van 17 mei 1939, werd dit gedeelte omgedoopt in Egide Winteroystraat.

Het grootste deel van de straat behoort tot de gemeente Sint-Jans-Molenbeek, die trouwens de oude benaming Potaardegat heeft bewaard voor de straat die de Auguste Van Zandstraat voortzet tot de Begijnenstraat. Alleen de nummers 58 tot 114 zijn op Sint-Agatha-Berchem gelegen.

AZUURSTRAAT
Deze straat en de Gebroeders Becquélaan, die er de voortzetting van is, vormden vroeger een enkele verkeersweg met name Broekstraat, gaande van de Groot-Bijgaardenstraat tot de de Selliers de Moranvillelaan, dus over de Koning Albertlaan.

Op 28 april 1955 werd het deel gelegen tussen de Koning Albertlaan en de Gebroeders Becquélaan omgedoopt in Azuurstraat, eens te meer zonder enige verklaring in het gemeentearchief. Waarom deze nieuwe benaming?

Sedert 1930 was er een Zevensterrenstraat met uitmonding in de Broekstraat, in de nabijheid van de Koning Albertlaan. De benaming Zevensterrenstraat had vervolgens een reeks benamingen geïnspireerd van astronomische aard (Poolsterstraat, Zenitstraat, Sextantstraat) en zo is men gaan denken dat het hier ging om een gelijkaardige gedachte. Deze verklaring moet verworpen worden om chronologische redenen: de naam Azuurstraat dagtekent, zoals gezegd, van 1955, dan wanneer de "hemelse” benamingen eerst in 1958 werden toegekend. Bij gebrek aan officiële documenten zijn wij in een andere richting gaan zoeken.

In het gemeentearchief betreffende de collegeraad gedurende de periode 1950-1970 is er zeer vaak sprake van een vereniging van liberale dames, genaamd "L'Azur - Het Azuur". De voorzitster van de vereniging was te dien tijde de echtgenote van de liberale burgemeester Van Ruyteghem, en de familie woonde in de Broekstraat 21. De azuurkleur stemde volkomen overeen met de blauwe vlag van de toen politieke meerderheid; ofschoon deze verklaring ietwat folkloristisch mag blijken, toch moet zij als echt worden beschouwd, want zij werd ons bevestigd door de dochter zelf van de toen "regerende” burgemeester...

BASILIEKLAAN
Het is een welbekend feit dat Koning Leopold II de gedachte heeft gehad op de bergvlakte Koekelberg (daar waar eens de molen van Ganshoren stond) een pantheon op te richten, een groots gebouw waar de beroemde mannen van het land zouden worden begraven. Het plan werd in 1884 opgegeven, maar het is in enige mate bewaard gebleven in de benamingen '’’s Lands Roemlaan en Pantheonlaan (op het grondgebied Koekelberg).

Het ontwerp "Basiliek van het Heilig-Hart van Jezus" dagtekent van 1903, met de oprichting van een nieuwe parochie die zich uitstrekt over delen van Koekelberg, Jette, Ganshoren en Sint-Agatha-Berchem. De bouwwerken begonnen in 1905 met het leggen van de eerste steen van een grootse kerk in gotische stijl. Dit oorspronkelijk ontwerp werd bijna onmiddellijk verlaten om vervangen te worden door een neo-byzantijnse basiliek, waarvan nogmaals Leopold II de eerste steen kwam leggen in 1911. Het gebouw werd eerst in 1970 voltrokken, met het bouwen van de koepel.

Het plan voor een laan tussen de vlakte Koekelberg en de Soldatenstraat wordt reeds vermeld in 1912 en een dergelijke laan maakt het voorwerp van een koninklijk besluit in 914, waarbij werd voorzien dat zij zich zou uitstrekken tot de Groot-Bijgaardenstraat. Het aanleggen van de Basilieklaan gebeurde geleidelijk; het laatste deel, aan de overkant van de Gentsesteenweg, draagt sinds 1945 de benaming René Comhairelaan.

De Basilieklaan ligt gedeeltelijk op Koekelberg en gedeeltelijk op Sint-Agatha-Berchem, in Sint-Agatha-Berchem zijn de nummers 1 tot 127 en 2 tot 110. Ze heeft talrijke veranderingen ondergaan naar gelang nieuwe huizen en gebouwen werden opgericht, voornamelijk rondom het kruispunt waar de Klein-Berchem-, de Egide Winteroy- en de Auguste Van Zandestraat samenkomen.

BEEKGAARDE
Deze gesloten verkeersweg is tamelijk recent en bevindt zich tussen de nummers 22 en 40 van de Lauralaan, maar met eigen nummering. Deze gaard heeft zijn naam te danken aan de beek Paruck, die ontspruit in de beneden Basilieklaan en die eertijds in open lucht vloeide naar Koekelberg. De Paruck is thans een riool geworden, volledig onder de grond gedolven. De benaming werd op 26 april 1977 aan de Commissie voor Toponymie en Dialectologie voorgesteld en door deze commissie goedgekeurd.
BEHEERSTRAAT

Met deze straat bevinden wij ons in het gebouwcomplex "La Cité Moderne" (zie Moderne-Wijkstraat). De benaming is te dagtekenen van 1925, jaar waarin het geheel werd ingehuldigd; zij heeft natuurlijk als doel de gedachtenis in leven te houden van de beheergebouwen van de vennootschap "La Cité Moderne" (ook nog heden bevinden de burelen zich in deze straat). Men mag ook denken dat het woord een meer abstracte betekenis heeft en dat de overheid daarbij de aandacht heeft willen trekken op de hoedanigheden die nodig waren om een dergelijke onderneming tot een goed einde te brengen.

BLOEMENOORD
Op 25 maart 1954 besliste het schepencollege "Clos Fleuri - Bloemenoord" te noemen, het gebouwencomplex palende aan de Bloemkwekersstraat. Het is vanzelfsprekend dat de benaming berust op de aanwezigheid van deze verkeersweg, waarvan de naam voorkomt in de oudste documenten van het gemeentearchief.

Het weze gezegd dat, met de verlenging van de “de Selliers de Moranvillelaan” en het oprichten van de administratieve gebouwen van het O.C.M.W. van Sint-Agatha-Berchem in 1977, een doorgang voor voetgangers werd aangelegd, zodat het Franswoord "clos" niet helemaal meer van pas is.

Het weze ook gezegd dat de Commissie voor Toponymie en Dialectologie het Nederlandse woordje "oord" onjuist heeft gevonden en daarom heeft verzocht de naam te veranderen in "Bloemengaarde". Het college heeft nota genomen van de opmerking, maar niettemin de oorspronkelijke benaming bewaard. Toch zal men er rekening mee houden later, bij het toekennen van de namen "Hortensiasgaarde" en nog later van "Beekgaarde".

BLOEMKWEKERSSTRAAT
Het gaat hier om het zeer oude voetpad nr. 28 gezegd Bloemistenweg, waarvan de verbouwing werd beslist in 1911, maar die zeer vaak vermeld wordt in documenten van het begin van de XIXde eeuw. Het is duidelijk dat de naam berust op de tuinwerkzaamheden die alhier werden uitgeoefend. De verkeersweg is tamelijk kronkelend (althans in het deel bij de Gentsesteenweg, het oudste deel) en hij heeft belangrijke wijzigingen ondergaan in de loop van de tijd : de meest recente dagtekent van 1962 toen de straat werd verlengd tot de Groot-Bijgaardenstraat (samen met het aanleggen van het Bloemenoord, het Populierenoord en de Hortensiasgaarde). Het is op 26 mei 1910 dat het college heeft beslist de benaming "rue des Fleuristes - Bloemkwekersstraat" te geven aan de "oude voetweg tussen de Gentsesteenweg en, de Kerkstraat" (de Koning Albertlaan bestond niet...). Men mag zich inbeelden dat deze voetweg nagenoeg de hedendaagse Pierre Veremanstraat volgde.

Wij houden eraan de aanwezigheid te vermelden, nummer 63 van de straat, waar destijds de herberg ‘In de Zeven Sterren" gelegen was. In 1963 werd de aloude herberg "In de Zevesterre” afgebroken (zie : Zevensterrenstraat), in de Groot-Bijgaardenstraat. De eigenaar-uitbater kreeg in 1969 de toelating van de gemeente, een drankhuis te openen in dit huis van de Bloemkwekersstraat en traditiegetrouw of misschien ten gevolge van een zekere heimwee, gaf hij hem de naam van de oude verdwenen herberg. De uitbaters zijn veranderd, maar de naam bleef...

Bij de Koning Albertlaan staat het complex "Bloemendal", tehuis voor bejaarde personen behorende tot het O.C.M.W.; het is gebouwd op de gewezen eigendom van notaris Willockx (1968); aan de overkant van de straat ligt het park Pirsoul (cf. die naam), met speelplein voor de kinderen. Lager, nr. 28, vinden wij de ingang van de Nederlandstalige basisschool, het “Sint-Albertusinstituut, dat zich tot … bevond op de Gentsesteenweg, waar tot dan de Nederlandse als de Franstalige basisschool gevestigd waren.

BOERDERIJSTRAAT
Deze straat is slechts gedeeltelijk Berchems (nummers 1 tot 31 en 2 tot 32), het overige gedeelte ligt op Ganshoren; trouwens is deze gemeente zeer waarschijnlijk verantwoordelijk voor de benaming. Deze doet natuurlijk denken aan landelijke bezigheden; Schoonjans en Bernaerts verklaren ze door de aanwezigheid van een zekere boerderij Draps, die alhier zou hebben gestaan. Toen de straat werd aangelegd (1936) was er in de omgeving geen enkel gebouw, zoals blijkt uit de plannen van het kadaster. Schoonjans schrijft zelfs: “ ... in de straat gelegen hoeve Draps, waar aan schapenteelt' werd gedaan" (cf. Herderinlaan). Van deze hoeve hebben we noch spoor noch vermelding kunnen vinden. Ofschoon zij in 1936 werd gedecreteerd is de straat slechts ettelijk later tot stand gekomen en in 1947 nog was zij niet eens geplaveid.

BROEKSTRAAT
De naam "Broek" komt meermaals voor in de oudste documenten van de gemeente, die opklimmen tot de XVIIIde eeuw Daardoor wordt aangeduid een onvruchtbaar stuk grond, derhalve onbebouwd, vochtig en moerassig, waar dorpelingen die geen eigen grond bezaten vrij hun dieren mochten laten grazen. Het woord komt ook voor in de oordnaam "Kattebroek" (cf. Kattestraat).

De Broekstraat is de oude verkeersweg nr. 15, gaande van de Groot-Bijgaardenstraat tot de Koning Albertlaan en waarvan de verbouwing werd gedecreteerd in 1913. In 1917 werd zij verlengd over deze laan tot de “de Selliers de Moranvillelaan” (heden Azuurstraat en Gebroeders Becquélaan).

De benaming "weg 15 gezegd broekstraat" is zeer oud, zoals eerder gezegd, maar het woord "straat" mag geen illusie verwekken; in december 1937 nog nam het college de beslissing twintig ton asgrauw te laten strooien over de weg, waarvoor het aldus de enige wegbedekking was..

In de Broekstraat bestaan nog twee boerderijen, getuigen van Sint-Agatha-Berchems landelijk verleden (nr. 51 en 124). De meest opvallende is gelegen op het kruispunt met het einde van de “de Selliers de Moranvillelaan”. Het aspect en de bedrijvigheid van haar neerhof zijn merkwaardig, in de lommer van een centrale hoge boom, naast een weide met lammeren, alles gelegen op enkel honderd meter van het stadsverkeer en vlak naast het groots gebouw van het geriatrisch centrum van het O.C.M.W.

BROEKWEG
Tot in de jaren 1960 was dit voetpad de enige doortocht tussen de Bloemkwekersstraat (nog niet verlengd) en de Broekstraat, een zeer groene en schilderachtige doortocht waarvan heden slechts het bovenste gedeelte overblijft. Het aanpassen van het voetpadeinde aan de verlengde de Selliers de Moranvillelaan had als gevolg het verdwijnen van het grootste deel van de verkeersweg, namelijk met het afbreken van het landelijk huis "La Chaumière".

DE MULDERPARK
In 1982, bij het opbouwen van de wijk Katteput, werd hier een klein parkje aangelegd, met toegang vanaf de Josse Goffinlaan. De benaming dagtekent van 1983, ter herinnering aan een belangrijke grondeigenaar, Jean De Mulder; hij stierf in 1964 en gaf aan de gemeente een aanzienlijk erfgoed op deze plaats. Een aanvraag werd door bewoners van de wijk bij de gemeente ingediend, strekkende tot het geven van een andere, meer dichterlijke benaming (Muzenpark, Dichterspark...). De aanvraag had geen gunstig gevolg en de naam De Mulderpark bleef bewaard...

DENDERMONDESTRAAT
Deze belangrijke verkeersweg wordt reeds vermeld op het kadastraal plan van 1811 met de naam "chemin n° 6 dit de Termonde". De benaming is duidelijk op zichzelf. De straat is gemeenschappelijk met Ganshoren en alleen de nummers 1 tot 55 zijn Berchems. De kosten voor het onderhoud zijn derhalve verdeeld tussen Sint-Agatha-Berchem en Ganshoren.

DE SELLIERS DE MORANVILLELAAN
Reeds vóór 1914 gedecreteerd, komt deze belangrijke verkeersweg voor op de plannen van 1917, met de benaming "de Selliers de Moranvillestraat". In deze plannen valt op dat nagenoeg al de gronden die nodig waren om deze baan te trekken, aan de familie Gisseleire Versé toebehoorden, met uitzondering van een aanzienlijk perceel gelegen bij de Gentsesteenweg, perceel waarvan de eigenaar wordt vermeld als zijnde "monsieur de Sellier (sic) de Moranville Antoine Maurice, à Saint-Gilles".

Het gaat hier om ridder Antonin de Selliers de Moranville, in 1908 in het administratief jaarboek van Belgie vermeld als generaal-majoor van de rijkswacht, wonende steenweg op Charleroi, 46; hij was dus grondbezitter te Sint-Agatha-Berchem, maar woonde er niet. Wij hebben de kleinzoon van de qeneraal kunnen bereiken (deze wordt vermeld als luitenant-generaal in 1921) en die heeft ons laten weten dat zijn grootvader talrijke huizen heeft laten bouwen in "zijn" straat, waarin zijn echtgenote ook grondpercelen bezat.

Bij onze opzoekingen hebben wij nog een andere ridder de Selliers de Moranville gevonden, met als voornaam Léonard (1803-1856), vader van de generaal. Deze was een tijdlang dagbladschrijver en, van 1843 af, inspecteur van het lager onderwijs voor het kanton Asse. Wegens zijn ambt is het best mogelijk dat hij werkelijk ter plaatse zou hebben gewoond. In het gemeentearchief betreffende het oprichten van de eerste Berchemse gemeenteschool in 1859 wordt herhaaldelijk de inspecteur Desellier (sic) vermeld en naar onze mening gaat het hierbij over ridder Léonard de Selliers de Moranville; deze achtte het waarschijnlijk onnodig zijn adellijke benaming bij zijn werkzaamheden te gebruiken.

De naam van deze baan betreft de familie, niet een bepaalde persoon; zij verdient tweemaal aldus te worden genoemd en de harmonieuze benaming kreeg nog meer luister toen, in 1915, het college besliste dat de straat voortaan een laan zou worden...

Zekere gebouwen, voornamelijk langs de kant van de onpare nummers, zijn op te merken, vooral nummer 11, de villa "Marie-Mirande", opgericht rond 1920 en waarvan de voorgevel officieel geklasseerd is. Het gaat hier om een van de enkele "monumenten" van Sint-Agatha-Berchem (in de beperkte betekenis van het woord), een staal van "art déco", werk van de keramist Guillaume Janssens, die er met zijn familie heeft gewoond en die de villa heeft gewijd aan zijn dochter Marie-Mirande. Met keramiekwerk van de gevel is merkwaardig door het trapsgewijze afdalen der kleuren in de figuren. Twee allegorische vrouwen verbeelden er de schilderkunst en de bouwkunst en enkele symbolen hebben zekere bezoekers doen denken aan invloed van de vrijmetselarij; deze mening is totaal verkeerd, aangezien de heer Schoonjans, die het werk "Berchem vroeger en nu" heeft geschreven, ons persoonlijk heeft bevestigd (hij heeft zelf de familie Janssens gekend) dat de keramist en zijn kinderen zeer nauwkeurig de katholieke godsdienst beleefden.

Een reeks grote villa's, met wijde grasperken en hoven, trekken de aandacht; zij zijn getuigen van een periode waarin Sint-Agatha-Berchem, voor de gegoede burgerij van Brussel, een graag bezocht landelijke vertoefplaats was, waar men helemaal geen rekening had te houden met terreinbesparing.

Tot 1977 ging de de Selliers de Moranvillelaan slechts gedeeltelijk over de Koning Albertlaan, alwaar zij eindigde zonder uitgang. In dat jaar werd ze verlengd tot de Broekstraat, samen met het optrekken van het geriatrisch centrum en de burelen van het O.C.M.W.

DILBEEKSTRAAT
De oude weg nr. 10, zogezegd Dilbeekstraat, wordt met deze benaming vermeld in de oudste documenten en namelijk in het kadastraal plan van 1811. Vanzelfsprekend leidt deze weg naar de aanpalende gemeente Dilbeek en aan de grens wordt de benaming gewijzigd in "Kattebroekstraat" naar een zeer oude streeknaam (cf. Kattestraat).

In de Dilbeekstraat bevindt zich de hoofdingang van het Provinciaal Instituut voor Gehoor- en Gezichtsgestoorden, in 1883 gesticht en waarvan het geheel zich uitstrekt over een grote oppervlakte tussen de Groot-Bijgaardenstraat en de Mathieu Pauwelsstraat.

DOKTER CHARLES LEEMANSSTRAAT
Deze verkeersweg verbindt de Kerkstraat met de Groot-Bijgaardenstraat en werd gedecreteerd in 1935, maar de aanleg en opbouw vergden ettelijke tijd. Tal van onteigeningen waren daartoe nodig en namelijk wat betreft de eigendom van dokter Charles Leemans; deze geneesheer woonde nr. 28 Kerkstraat en was burgemeester van Sint-Agatha-Berchem van 1915 tot 1930. Het graf van de familie Leemans is steeds zichtbaar in het oud kerkhof.

Het landelijk karakter van de gemeente, tot een niet al te ver gelegen periode, blijkt duidelijk uit het feit dat, nog in 1959, de inwoners aandrongen bij de overheid om de "straat" te plaveien, een werk dat eerst in april 1963 werd voltooid.

DOKTER SCHWEITZERPLEIN
De aloude "gemeenteplaats" werd aanzienlijk gewijzigd en vergroot bij het afbreken, in 1951, van het oude gemeentehuis met landelijk karakter en meer nog, in 1965, met het bouwen van de grote appartementcomplexen.

Het verzaken aan de oeroude en traditionele benaming werd in feite opgedrongen door de hervorming, in 1965, van de postsectoren, waardoor het noodzakelijk werd benamingen te veranderen wegens grove nadelen en hindernissen voortvloeiend uit de gelijknamigheid van straten en pleinen in verschillende gemeenten van eenzelfde postsector.

De verandering van deze nagenoeg ancestrale benaming ging gepaard met een uitzonderlik gebeuren; het college besliste de inwoners op een officiële wijze te raadplegen en van 8 tot 28 september 1965 werden zij uitgenodigd hun advies aan de overheid ter kennis te brengen, namelijk over de bedoeling van de overheid het plein de naam "Centrumplein" toe te kennen. Het staat vast dat opmerkingen en tegenvoorstellen werden gedaan, maar de inhoud ervan is ons niet bekend.

Op 6 oktober 1965 besloot het college de benaming "Schweitzer Albertplein" aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen en aan de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie voor te leggen. Later werd door de gemeenteraad de naam veranderd in "Dokter Schweitzerplein".

Dit alles bewijst dat het veranderen van een verkeersweg- of pleinnaam, vooral als het gaat over zeer oude namen, niet zonder moeilijkheden gebeurt. Volledigheidshalve voegen wij hierbij dat de gemeenteraad tevens besloot op het straatbord de woorden "Nobelprijs voor de Vrede 1952" toe te voegen.

Eens te meer wordt de reden niet aangegeven, waarom de naam van deze Elzassische arts, muziekliefhebber, van protestantse godsdienst, wereldberoemd als stichter van het hospitaal te Lamberene (Gabon) werd gekozen voor het gemeenteplein van een kleine Belgische gemeente. Duidelijk is het dat de keuze werd beïnvloed door het recent afsterven van de luisterrijke figuur (4 september 1965), wat niet belet dat een dergelijke keuze een aanduiding betekent van het verdwijnen van een echt gemeenteluk gevoel en meer bepaald van het dorpskarakter van Sint-Agatha-Berchem, meer en meer door de verstedelijking meegesleept.

Wij wensen ook te vermelden dat, na een zeer lange periode van immobilisme, de gemeenteoverheid eindelijk (1990) ertoe is gekomen het grondperceeltje gelegen op de hoek van het plein met de Josse Goffinlaan, om te bouwen in een aardig groen parkje.

EGIDE WINTEROYSTRAAT
Deze straat is de oude verkeersweg nr. 9 tussen de Josse Goffinlaan en de Basilieklaan; de aanleg en de verbouwing ervan werden beslist in 1917.De plannen van at ogenblik tonen dat de grond die daartoe nodig was helemaal onbebouwd was. Aan het kruispunt met de Josse Goffinlaan stond "de hoeve Winteroy". Deze Winteroy was een zeer aanzienlijke grondbezitter, tevens uitbater en landbouwer; hij was ook gemeenteraadslid van 1890 tot 1903.

De benaming komt het eerst voor in documenten van het jaar 1939, maar het is zeer waarschijnlijk dat ze dagtekent van het jaar 1937, toen de betrokkene is gestorven (zijn graf is steeds te zien in het oude kerkhof, met als opschrift 1855-1937). Vóór dat jaar droeg de straat de naam "Dreefstraat" en ze was de voortzetting van de huidige Auguste Van Zandestraat, die ook lange tijd Dreefstraat werd genoemd.

De oude gebouwen gelegen juist voor de straat in de Josse Goftinlaan worden heden nog aangeduid door de naam "hoeve Winteroy".

EILANDENHOUTSTRAAT
Deze exotische benaming mag geen illusies opwekken; de baan tussen de Nestor Martinstraat en de Gentsesteenweg, en die loopt juist naast de spoorweglijn, verdient moeilijk de naamstraat gelet op het feit dat zij enkel commerciële gebouwen telt zonder enige woonst Ze mondt uit in de Gentsesteenweg met een circulair pleintje, waar autobus en tram hun terminus hebben.

Op 6 november 1957 verkreeg de firma BOMACO (= Bois et Matériaux de Construction) de toelating van het college de naam "Eilandenhoutstraat" te geven aan een private weg waarlangs ze exotische houtsoorten opstapelde, die ze uit verre eilanden invoerde. De benaming had natuurlijk het voordeel prestige aan haar productie te geven. De firma is verdwenen, maar de naam is gebleven.

EMILE HEYLENSSTRAAT
Op 16 september 1930 werd door het college de naam van Emile Meylens toegekend aan de straat gelegen tussen de Kasterlindenstraat en de Mollestraat (tegenwoordig Ferdinand Elbersstraat). Hij was een soldaat gesneuveld in de oorlog 1914-1918; zijn naam is geschreven op het gedenkmonument in het oude kerkhof en ook op de gedenkplaat in de gemeenteschool. Zijn doodakte werd in het gemeenteregister overgeschreven en naast de woorden in de marge "Stierf voor België" lezen we dat, op 25 oktober 1914 is gestorven te Ramskapelle Heylens Emile, geboren te Sint-Agatha-Berchem op 12 augustus 1892, soldaat bij het 6e artillerieregiment. De overschrijving gebeurde op 9/3/1923.

De Emile Meylensstraat ligt slechts gedeeltelijk op Berchems grondgebied (tot en met nr. 62); het overige deel behoort tot de gemeente Sint-Jans-Molenbeek.

EMILE VAN OVERSTRAETENSTRAAT
Het aanleggen van de straat werd beslist in 1933 en de benaming werd gegeven op 3/11/1933. Ze is een herdenking aan een soldaat gesneuveld tijdens de oorlog 1914-1918. Men vindt zijn naam terug op het monument in het oude kerkhof en op de gedenkplaat in de gemeenteschool. Zijn doopakte hebben wij niet teruggevonden.

EUROPADORPSTRAAT
In de zitting van 5 februari 1958 heeft het schepencollege zich akkoord verklaard met het voorstel van E.H. Pire, Nobelprijs voor de vrede in december van hetzelfde jaar; het ging over het opbouwen van een dorp ten behoeve van vluchtelingen in naam van de vereniging "Hulp aan Verplaatste Personen" waarvan hij voorzitter was. Zo werd een klein ensemble gebouwen opgetrokken, juist naast de Maricollendreef, waar een private weg werd aangelegd. Feitelijk gaat het om een omsloten gaarde met vijf complexen in dezelfde stijl, elk met vijf appartementen en met tuinen omringd. Eén van de complexen draagt een plaat met de woorden "Don du peuple du Canton de Vaud",d.w.z. gegeven door het volk van het Zwitsers kanton Vaud.

Op 26 juni 1959 schreef E.M. Pire aan de gemeente een brief waarin hij voorstelde dat, indien aan deze private weg een naam moest gegeven worden, hij de voorkeur gaf aan de naam van de ontdekkingsreiziger Nansen, die in 1896 de Noordpoolbereikte, maar die vooral promotor was geweest van talrijke werkzaamheden ten behoeve van de vluchtelingen tijdens de oorlog 1914-1918. Het "dorp" was officieel ingehuldigd geweest op 30 maart 1958 in aanwezigheid van Koningin Elisabeth.

Volledigheidshalve voegen wij hierbij dat E.M. Dominique Pire (1910-1969) aalmoezenier was bij de Weerstand en daarna grote faam verwierf voor zijn optreden ten voordele van de D.P. (displaced persons) en namelijk door het opbouwen van verscheidene "dorpen" in Sint-Agatha-Berchem, in Aken, in Augsburg en in Spiesen.

EVARISTE DE MEERSMANLAAN
Gedecreteerd in 1928 werd deze laan effectief aangelegd in 1929 op de bestaande weg nr. 24. De benaming is van 1930 en heeft als doel de gedachtenis te bewaren van notaris Evariste De Meersman, die schepen was van de gemeente van 1921 tot 1929; hij stierf terwijl hij dit ambt bekleedde, in zijn huis gelegen in de Kerkstraat nr. 38.

Dat men hier "laan" heeft verkozen, liever dan "straat" is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat de baan tamelijk breed is en aan beide kanten voorzien van tuinen vóór de huizen.

FERDINAND ELBERSSTRAAT
Deze weg heeft zeer lang de benaming "Holle straat" gedraqen. Hij ligt slechts gedeeltelijk op Sint-Agatha-Berchem, het overige deel is op Sint-Jans-Molenbeek. Het is trouwens deze gemeente die heeft voorgesteld hem de naam Ferdinand Elbers te geven, voorstel dat op 21/2/1946 door het Berchems schepencollege werd aanvaard.

Ferdinand Elbers was schepen in Molenbeek, woonde er in de Vierwindenstraat nr. 176 en was in 1908 lid van de Senaat.

In 1956 heeft het college nog de oude benaming "Hollestraat" behouden voor het deel dat op Berchems grondgebied lag en slechts op 6/7/1960 werd beslist aan deze benaming te verzaken, zodat sindsdien gans de straat de naam van Ferdinand Elbers draagt.

FIK GUIDONSTRAAT
Deze straat, in 1938 gedecreteerd, is verdeeld over Sint-Jans-Molenbeer en Sint-Agatha-Berchem (nummers 28 tot 48 en 33 tot 61). Oorspronkelijk heette de weg"Asterstraat", in verband met het bestaan van bloem- en boomkwekers in de omgeving(cf. Myrtenlaan). Hij werd omgedoopt op 26/9/1944, op verzoek van de gemeente Sint-Jans-Molenbeek, die zodoende eer wilde brengen aan haar gestorven medeburger, Victor (genaamd Fik) Guidon, door de Duitsers omgebracht in 1942; hiervan getuigt de straatplaat bi) het kruispunt met de GrootBijgaardenstraat.

In het ereperk op het kerkhof van Sint-Jans-Molenbeek, waar de slachtoffers van de oorlog 1940-1945 begraven liggen, bevindt zich het graf van Victor Guidon, met het opschrift "Né à Louvain en 1898, décédé à Neuengamme en 1942".

FRANS GASTHUISLAAN
Op 7 mei 1929 besloot het schepencollege de naam "Frans Gasthuislaan" te geven aan het deel van de Josse Goffinlaan gelegen tussen de Pantheonlaan (op Koekelberg) en de Ganshorenstraat. De gemeente Koekelberg had een groot deel van de baan op haar gebied (heel de linker kant in de richting van Sint-Agatha-Berchem, dus de onpare nummers) en verklaarde zich akkoord met de benaming. We herinneren eraan dat, vóór die datum, het geheel van de verkeersweg, van de Pantheonlaan tot de Gentsesteenweg, de naam "Groenstraat" droeg, met als einddeel, de thans genoemde Strijdersstraat. Het gedeelte dat in rechte lijn voortliep tot het gemeenteplein van Sint-Agatha-Berchem heette toen (en ook nog heden) Josse Goffinlaan.

Het Frans Gasthuis Koningin Elisabeth werd gebouwd tussen 1928 en 1930 ten behoeve van de Franse onderhorigen in België die er geïsoleerd waren. Zeer vlug werd het ook toegankelijk gesteld voor allen. In 1977 werden de eerste gebouwen verlaten en vervangen door een moderne constructie in de nabijheid, in dezelfde laan. Het oud gebouw werd ettelijke jaren verwaarloosd , met de gevolgen die men al te goed kent: verval, vandalisme …

Volgens de ons bekende laatste berichten zou de maatschappij voor Gewestelijke Ontwikkeling een terrein van ca. 15.000 m² hebben aangekocht om er sociale woningen en polyvalente gebouwen op te trekken en aldus aan de wijk een nieuw leven te verzekeren.

GANSHORENSTRAAT
De benaming is duidelijk en vergt geen uitleg. Het gaat hier om de oude weg nr.7, gezegd Ganshorenstraat, waarvan de uitbouw werd gedecreteerd in 1912 "vanaf het kruispunt met de 20 meter brede laan die wordt voorzien (=Groenstraat=Josse Goffinlaan) tot zijn ontmoeting met de gedecreteerde Keizer Karellaan " . Ganshoren is de aanpalende gemeente, de grens zijnde de Dendermondestraat.

Er moet worden opgemerkt dat te Koekelberg, op weinige afstand, een andere Ganshorenstraat bestaat, die eertijds leidde tot de molen van Ganshoren, ongeveer op de plaats waar nu de basiliek is gebouwd. Deze straat en haar benaming zijn oud.

Toen in 1965 de hervorming van de postsectoren plaatsgreep werd natuuIrlijk door de
administratie aangedrongen opdat één van de twee straten van naam zou veranderen. Het blijkt wel dat Koekelberg van gedachte is geweest aan zijn straat de naam van François van Zinnick te geven (een voormalig leenheer van Koekelberg) , maar wegens protest van de inwoners werd het plan niet uitgevoerd.

Wat Berchem betreft, hier heeft het schepencollege, in haar zitting van 4/9/1973, beslist niets aan de bestaande benaming te wijzigen, aangezien zij, luidens het document, . "voortreffelijk is toegepast aan de straat die rechtstreeks naar Ganshoren leidt". En zo hebben wij, in dezelfde postsector, twee Ganshorenstraten en naar verluid geeft dit dubbel bestaan geen aanleiding tot echte moeilijkheden...Alleszins, mooi voorbeeld van gemeentelijke autonomie!

GEBROEDERS BECQUELAAN
Reeds werd gezegd (cf. Broekstraat) dat oorspronkelijk eenzelfde weg, met name
Broekweg nr. 15, liep van de Groot-Bijgaardenstraat tot de Selliers de Moranvillelaan.

Later werd hij gedeeltelijk omgedoopt in Azuurstraat en vanaf de plaats waar deze de Lusthuizenstraat ontmoet, in Gebroeders Becquélaan. Deze laatste benaming dagtekent van het jaar 1920 en heeft als doel de gedachtenis te bewaren van twee broeders, die als vrijwilligers naar de oorlog zijn vertrokken: Henri Becqué, geboren te Berchem op 28/8/1893, soldaat bij het 1ste bataljon fietscarabiniers, gesneuveld te Noordschoote-Dreigrachten (Frankrijk) op 22/2/1915 en Corneille Becqué, geboren te Berchem op 23/10/1886, soldaat bij het 11de artillerieregiment, gesneuveld te Moorslede op 2/10/1918. Beide gebroeders liggen samen begraven naast het gedenkmonument in het oude kerkhof en beide namen staan te lezen op dat monument; men vindt ze ook vermeld op de gedenkplaat in de gemeenteschool.

In de laan is een toegang tot een gesloten gaarde, zonder eigen benaming, met enkele woningen waarvan de nummering een voortzetting is van de normale nummering in de laan (nr. 41 tot 49).

GENTSESTEENWEG
Alleszins de oudste weg van de gemeente, waarvan het bestaan reeds hoog in de Middeleeuwen wordt vermeld onder verscheidene namen (weg naar Vlaanderen, kassei naar Gent...). Zeer vroeg geplaveid (zeker sinds het begin van de XVIIIde eeuw), begint de baan aan het kanaal en doortrekt de gemeenten Sint-Jans-Molenbeek en Koekelberg, dan Sint-Agatha-Berchem en verder Zellik. Op 21/9/1945 besliste het college al de huisnummers op Sint-Agatha-Berchems grondgebied met 1000 te verhogen. Zo is het dat, aan de grens met Molenbeek, de nummering plots van 772 tot 1018 en van 665 tot 1001 overspringt.

In de loop van de tijd heeft de steenweg verscheidene veranderingen ondergaan zonder nochtans in zijn verloop diep te zijn gewijzigd. Nieuwe straten werden aangelegd, die erin komen uitmonden en dit, naast oude straten die nagenoeg even oud zijn als de steenweg zelf, zoals de Hubert Blauwetstraat (vroeger Vijf Wegenweg), de Openveldstraat, de Strijderstraat (vroeger Groenstraat) en een zekere, thans verdwenen Gemeentestraat, in de omgeving van de Klissenlaan. Oude documenten spreken over uitgestrekte landelijke domeinen langs de Gentsesteenweg, met grote heerwoningen (hof of kasteel) die worden aangeduid meestal met de naam van de eigenaar (Lanser, Masson-Delvigne, Ledune, Gisseleire.Rechtover de Bloemkwekersstraat strekt zich een grote groene ruimte uit in de richting van de Zavelenberg, tussen de nummers 1227 en 1230. Nummer 1163 is het “Instituut Saint-Albert, gesticht 1951; in nummer 1306 bevindt zich een gebedplaats voor mohamedanen (moskee) en aan de grens met Zellik is men thans aan het optrekken van een bouwcomplex met technische en commerciële roeping.. De promotor is de vennootschap "Berchem Technolgy Center, en de nieuwe straat, die door het geheel wordt getrokken, heeft aan die vennootschap haar naaml te danken (zie Technologiestraat).

GEORGES REMYSTRAAT
Op 6 januari 1935 gaf het college "Georges Remystraat", aan "de nieuwe straat tussen de Openluchtstraat en de Ganshorenstraat”. Uit de documenten van die tijd blijkt dat de gronden die daartoe nodig waren allen onbebouwd waren. Wie was die George Remy?

Schoonjans en Bernaerts schrijven dat hij soldaat was, gesneuveld in de oorlog 1914 – 1918, zonder verdere uitleg. Deze naam komt voor noch op het monument in het oude kerkhof noch op de gedenkplaat in de gemeenteschool; de dodenregisters voor de jaren 1914 tot 1924 vermelden evenmin deze naam. Wij zijn gaan opzoeken rondom het jaar 1935 en zo vonden wij dat, op 24 januari 1931 is gestorven Remy Georges, elektricien, in zijn woning Ontwikkelingsstraat nr. 10, geboren te Brussel op 29/8/1890.

Aangezien het gaat om één der straten van de Moderne Wijk, zijn wij daar naar inlichtingen gaan vragen en een oude dame liet ons hier weten dat zij een zekere Georges had gekend als buur. Hij was een groot oorloginvalide uit de Wereldoorlog; het Nationaal Werk voor Oorlogsinvaliden had hem een woonst bezorgd in de “Cité Moderne", hij was lid van de oudstrijdersvereniging en zeer bekend in de wijk.

De nieuwe straat met zijn naam ligt in de omgeving van zijn woonst en allerwaarschijnlijkst hebben zijn oude strijdmakkers aangedrongen opdat hij met eeen straatnaam zou worden vereerd. Schoonjans en Bernaerts hebben dus enigszins gelijk: al is hij eerst in 1931 gestorven, toch mag hij worden beschouwd als een slachtoffer van de oorlog 1914-1918.

GISSELEIRE VERSÉLAAN
Het gemeentearchief van het begin van deze eeuw vermeldt vaak de heren Paul Gisseleire, echtgenoot Françoise Versé, advokaat te Brussel, woonachtig te Sint-Agatha-Berchem en zijn schoonbroer, Louis Versé, industrieel te Sint-Gillis.

In 1911 sloten de heren Gisseleire en Versé samen een overeenkomst met de gemeente, betreffende het inrichten en uitbouwen van de wegenis; in 1913 vindt men een gemeentelijk schrijven waarin wordt gezegd dat deze heren allebei werken hebben uitgevoerd, zonder onkosten voor de gemeente. Dat is niet te verwonderen, zij waren zeer aanzienlijke grondbezitters en men is enigszins verbaasd te zien, volgens de kadastrale documenten van het ogenblik, welke uitgestrekte domeinen ze bezaten.

In samenwerking met bouwondernemers (waaronder Oscar Ruelens, cf. Oscar Ruelensplein) hebben zij een vennootschap opgericht voor openbare werken, met het doel nieuwe wegen aan te leggen in en door hun grondeigendom, zodat een aanzienlijk deel van die eigendom tot bouwgrond werd geschapen, wat de waarde natuurlijk sterk deed opklimmen... En zo werden aangelegd allerlei lanen, met name Basiliek-, Helena-, Laura-, Koning Albert-, de Selliers de Moranville-, en natuurlijk ook de Gisseleire Versélaan.

Deze laan werd gedecreteerd in 1917, tussen de Gentsesteenweg en de Groot-Bijgaardenstraat, maar reeds in 1914 is er sprake van "een straat 12 m breed, genaamd Gisseleire Versélaan". Een officiële beslissing van het college betreffende die benaming hebben wij niet gevonden en wij zijn dan ook geneigd te geloven dat de echtgenoten Gisseleire – Versé hun eigen naam hebben gegeven aan een oorspronkelijk private laan, zoals zij trouwens ook deden voor hun dochters Laura en Helena. De namen zouden nadien geofficialiseerd worden. Volledigheidshalve willen wij nog vermelden dat, indien in het begin de verstandhouding tussen de heren Gisseleire en Versé en de gemeente goed was, ze later slechter is geworden en een langdurig proces in de jaren 1930 ze heeft verdeeld.

Anderzijds moet gezegd dat de Gisseleire Versélaan haar benaming wegens een meer morele reden verdient. Het register van de overlijden meldt immers dat, op 3 oktober 1918, voor België is gestorven te Oostnieuwkerke, Gisseleire Albert, geboren te Brussel op 13/12/1895, onderluitenant bij de luchtmacht, zoon van Paul Giseleire en Françoise Versé. Zijn naam staat vermeld op het gedenkmonument in het oude kerkhof. Hetzelfde register leert ons ook dat in 1921 te Elsene overleed Françoise Versé en dat zij woonde te Sint-Agatha-Berchem, 41 Gentsesteenweg (dit gebouw werd meestal aangeduid met de naam "kasteel Gisseleire"). Het domein waar ze woonde wordt op de kaarten dikwijls ook genoemd "Hof ter Wilst" en het huis werd in 1963 afgebroken om plaats te maken voor het sportcomplex van de Nationale Bank (hoek Gentsesteenweg en Basilieklaan).

GOEDE BEJEGENINGSTRAAT
Gelegen in het gebouwencomplex van "La Cité Moderne" (zie Moderne Wijkstraat) dat op 4 oktober 1925 werd ingehuldigd, heeft deze straat (met een reeks andere) de naam te danken aan de ideologie die aan de grond ligt van het oprichten van een geheel dat, in die tijd, volkomen nieuw was. De verschillende benamingen der straten in deze moderne wijk zijn zeer waarschijnlijk toe te schrijven aan de promotors zelf van de samenwerkende maatschappij; naderhand werden deze benamingen door de gemeenteoverheid aangenomen en geofficialiseerd.

Wat betreft de Goede Bejegeningstraat, was de bedoeling duidelijk de wijze te vereeuwigen waarop de voornoemde promotors wensten dat de nieuwe inwoners zouden worden ontvangen, samen met de hoop dat zij op dezelfde wijze in het vervolg zouden worden bejegend.

GRAND HALLEUXSTRAAT
Deze straat werd gedecreteerd in 1950 samen met de Schoolstraat (thans Schoolplein) en evenwijdig met de Dokter Charles Leemansstraat. De naam werd haar toegekend op 22/7/1952 tijdens de zitting van~het college, om te herinneren aan het adopteren, door Sint-Agatha-Berchem, op 24 april 1945, van de gemeente Grand-Halleux (provincie Luxemburg) die hevig werd geteisterd tijdens het Von Runstedtoffensief in december 1944.

De overheid van Grand_Halleux heeft van haar wegen genaamd "rue de l'Entraide de Berchem-Sainte-Agathe" en ter gelegenheid van de Kerstfeesten schenkt zij regelmatig kerstbomen voor het opluisteren van onze straten en pleinen...

GROENDREEFSTRAAT (en oud kerkhof)
Het gaat hier om de oude weg nr. 13 die klom vanaf het Kerkplein, de Kasterlindenstraat doorkruiste en eertijds verder liep tot de gemeente Molenbeek, waar, op een hoogte, een tamelijk aanzienlijke beboste oppervlakte zich uitstrekte (Hoogbosch of, volgens Schoonjans, Scheutbosch); vanaf deze verhoging zou, in 1695, de Franse maarschalk de Villeroy op Brussel met kanonnen hebben geschoten en zodoende de Grote Markt hebben vernield. Wij weten niet wanneer de benaming "Groendreef" aan de weg werd gegeven; de oorsprong is waarschijnlijk populair en berustte op de groene omgeving. De kasseien waarmee de weg geplaveid is, zijn niet zeer oud, alhoewel wel archaïsch. In 1907 nog besliste de gemeente over de weg sintel te laten strooien met het doel hem gangbaar te maken...

De oude kerk werd gerestaureerd tussen 1972 en 1975 en in dit laatste jaar, ingehuldigd als "Cultureel Centrum van de Oude Kerk". Het gebouw bevindt zich op de plaats van een oorspronkelijke kapel, die nu nog het koor van de huidige kerk uitmaakt en die tot de XIde eeuw kan opklimmen. Later werd er een beuk aan toegevoegd in romaanse stijl, in de XIVde eeuw Door de eeuwen heen en de wisselvalligheden van de geschiedenis werd het gebouw verwaarloosd en viel tenslotte in puin. Na de oprichting van de nieuwe kerk in 1938 werd het oud gebouw als historisch overblijfsel geklasseerd (1950). Bij het restaureren heeft men ten zeerste gepoogd het oorspronkelijk aspect te bewaren, namelijk door het opnieuw gebruiken van de originele stenen en voor wat betreft de nieuwe, door het bewerken volgens de oude trant.

De pastorie, gelegen naast de kerk, werd bij de restauratiewerken volledig gesloopt en in haar plaats kwam een tamelijk aanzienlijk pleintje met bomen en groen, waar allerlei animatiegebeurtenissen kunnen plaats vinden.

Aan het begin van de dreef, rechtover de kerk, staan gebouwen van de brouwerij Van Calck-Vanden Driesch, een brouwerij die vaak op oude postkaarten voorkomt. Verderop ontmoet men enkele oude hoeven, die getuigen van het landelijk verleden van de gemeente; enkele onder hen werden gerestaureerd en zijn bewoond.

Een smalle voetweg leidt van de Groendreefstraat naar het Wilderbos (of Koninksbos) en boven de dreef prijst een grote villa, onlangs herbouwd en met een belangrijke tuin omringd, waarschijnlijk de vroegere woning van de familie Koninks, eponiem van het nabije natuurreservaat.

Ten slotte bereiken wij het oude kerkhof, dat hier werd aangelegd in 1890, na de desaffectatie van het rustoord rondom de oude kerk (men vindt hier nog enkele grafstenen) en dat zelf werd vervangen in 1960 door het nieuwe kerkhof aan het einde van de Kasterlindenstraat. In dit oude kerkhof valt het zicht onmiddellijk op het mausoleum van de families Goffin en De Rongé, welke de nodige grond aan de gemeente hebben geschonken.

In het midden van het kerkhof verheft zich het monument aan de gesneuvelden van de oorlog 1914 – 1918, van de hand van beeldhouwer Culot en ingehuldigd op 18 juli 1919. Het draagt de namen Becqué Corneil, Becqué Hendrik, Blauwet Hubert, Calus Isidore, Crabbé Joris, Denie August, Desmet Louis, Freys Vincent, Gisseleire Albert, Knaepen Jean-Baptiste, Heylens Miel, Mertens Joseph, Moureau Gaston, Préser Prosper, Pauwels Mathieu, Priem Rudolphe, Van Nieuwenborgh Michel, Van Overstraeten Emile, Vereman Peter, Verplancke Vital; een tiental straten van de gemeente dragen de naam van gesneuvelde soldaten. Juist naast het monument liggen de graven van de gebroeders Becqué, van Auguste Denie en van Joseph Mertens en onderaan het monument is een plaat aangebracht ter herinnering aan Hubert Blauwet.

In een hoek van het kerkhof vindt men ook een reeks grafstenen betreffende de slachtoffers van de oorlog 1940-1945, onder meer Hubert Heyman van wie een straat de naam draagt.

Vermeldenswaard zijn ook de graven van twee Britse soldaten die, op 17 en 18 mei 1940, in Berchem zijn gesneuveld.

Aangezien het oud kerkhof buiten gebruik werd gesteld, bevindt het zich in een nagenoeg verwaarloosde toestand; niet zonder interesse ontmoet men er de grafperken van Charles Leemans, oud-burgemeester, van Jean-Baptiste Vanden Driesch, oud-schepen, van Egide Winteroy, oud-gemeenteraadslid, die elk een straat met hun naam hebben.

GROENTEBOERSTRAAT
Het gaat hier om een tamelijk recente verkeersweg, in de nieuwe wijk met sociale woningen, opgetrokken door de "Haard van Sint-Agatha-Berchem", met in- en uitgang in de Kweepereboomlaan. De benaming is van 1983 en wijst natuurlijk op de groenteteelt die hier eertijds werd uitgeoefend.

GROOT-BIJGAARDENSTRAAT
Na de Gentsesteenweg hebben we hier de belangrijkste en ook de langste verkeersweg van Sint-Agatha-Berchem. Zijn benaming (soms ook kassei of steenweg) komt voor in de oudste documenten en hierin draagt hij het nummer 1 "verkeersweg van 1ste klas, gaande van de kassei naar Gent tot Groot-Bijgaarden".

Van de grens met Sint-Jans-Molenbeek klimt de straat tamelijk steil naar het Kerkplein, enigszins kronkelend en met een sterke bocht naar rechts aan het kruispunt met de Kasterlindenstraat; daarna daalt de Groot-Bijgaardenstraat tot het laagste punt van de gemeente, aan de grens met Groot-Bijgaarden.

Een groot aantal straten monden uit in deze lange verkeersweg, de meeste onder hen zijn tamelijk recent; alleen de Soldatenstraat, de Broekstraat en de Dilbeekstraat klimmen op tot de XVIIIde eeuw.

GULDEN KOORNSTRAAT
Deze poëtische benaming werd op 7 juli 1957 gegeven aan "de nieuwe straat tussen de Groot-Bijgaardenstraat en de Hoogveldlaan"; de straat was gedecreteerd sinds 1950. Vanzelfsprekend houdt de naam verband met het landelijk karakter van het landschap, karakter dat toen markanter was dan nu.

Overblijfselen van het boerenbedrijf zijn nog zichtbaar in de onmiddellijke omgeving, alsook in de namen Weilandstraat, Tuinbouwstraat, Hoogveldlaan.
In deze straat en in een zeer groen milieu, bevindt zich een kindertuin en basisschool, wijkinstellingen van het Koninklijk Technisch Atheneum van het Oscar Ruelensplein.

HELENALAAN
In 1917 gedecreteerd om de Gentsesteenweg te verbinden met de Groenstraat (i.e. Josse Goffinlaan, werd deze weg volledig getrokken door de onbebouwde gronden
van de familie Gisseleire Versé (cf. Gisseleire Versélaan).

Geen enkel officieel document spreekt over de benaming, noch over het tijdstip en de rechtvaardiging van de naam. Toch is het algemeen bekend (ten minste bij de oudste inwoners van de gemeente) dat Helena de voornaam was van één der dochters van Paul Gisseleire en Françoise Versé. Feitelijk was de laan oorspronkelijk een private weg, zoals trouwens de andere aanpalende laan, waaraan de naam van de andere dochter, Laura, werd gegeven. Deze mooie voornamen hebben wel eens doen denken aan de dames door de dichters Ronsard en Petrarca meermaals bezongen, maar waarheid blijft waarheid, ook al komt ze bedroevend voor. We mogen althans denken dat deze poëtische herinneringen niet gans afwezig waren bij de geboorte van de meisjes en het geven van hun naam ...

HERDERINLAAN
Gelegen tussen de Frans Gasthuislaan en de Onze-Lieve-Vrouw van Fatimalaan, werd deze verkeersweg door het schepencollege op 20 juli 1955 aldus genaamd en eens te meer, zonder enige verklaring.

De aanwezigheid van de in de omgeving liggende Boerderijstraat wijst op het landelijk karakter van de wijk en, met Schoonjans en Bernaerts, nemen we zonder moeilijkheid aan dat het bestaan van een hoeve Draps (waarschijnlijk op het grondgebied van Ganshoren) de keuze van het college heeft geïnspireerd, vooral indien, zoals Schoonjans beweert, daar aan schapenteelt werd gedaan. Nochtans moeten wij eraan herinneren dat wij in de documenten over een hoeve Draps niets hebben gevonden...

Trouwens blijft de vraag gesteld: "waarom herderin en niet herder?" Klinkt het vrouwelijke woord meer harmonieus of heeft werkelijk een herderin schapen bewaakt in de omgeving ? Het weze nog gezegd dat na zes maanden de benaming Herderinstraat werd vervangen door Herderinlaan, wat mooier klinkt en wat enigszins is gerechtvaardigd door de breedte van de weg en de aanwezigheid van rijen bonen.

'T HOF TER OVERBEKE
Het betreft een zeer oude naam, die door het college op 23 oogst 1967 werd hernomen voor een grote gaarde, gelegen tussen de Maricollendreef, de Auguste Deniestraat en de Dilbeekstraat. Het woord "hof" werd eertijds gebruikt voor een uitgestrekt landdomein met een aanzienlijke herewoonst. "Hof te Overbeke" (d.i. gelegen over een beek, nl. de Dilbeek of Molenbeek) was, onder het Hollands regime, de eigendom van graaf Charles Huysman d'Honsem, burgemeester van de gemeente tot 1830. Hij had er zijn woonst. Het domein werd later verhuurd aan Brusselse Jezuïeten en tussen 1890 en 1925, aan vrouwelijke kloosterlingen van een Kortrijkse gemeenschap met de benaming Apostolijnen of nog, Maricollen. In hun tijd werden zij door het volk meestal aangeduid als "zusters van O.L.V. van Goede Hulp", een benaming die vaak voorkomt op postkaarten van die periode.
Hun "klooster" was omheind met een hoge muur en bevond zich te midden van een groot en mooi onderhouden park. Later kwam het "kasteel" in de handen van een zekere Emile Nijs en deze stond het af aan de gemeente in 1956. Het gemeentebestuur gebruikte het voor verscheidene doeleinden (rusthuis, jeugdherberg) om het ten slotte in 1966 te laten slopen bij de verkaveling van het domein en het aanleggen van de wijk.

Wij wensen erop te wijzen dat een doorgang voor voetgangers is opgetrokken tussen deze gaarde naar de Kweepereboomlaan en van hier naar de Kerseboomstraat.

HOGENBOSSTRAAT
De bewoording "hogenbos" is zeer oud en komt voor in de oudste documenten als plaatsnaam. De straat zelf loopt van de Kasterlindenstraat tot de grens met Molenbeek, waar (nr. 111) zij de Hoogboschstraat wordt.
Ze werd heringericht vanaf 1913 en in feite is zij slechts de verlenging van de Groendreefstraat; het is waarschijnlijk dat zij lang deze laatste benaming deelde.
Immers, het "Hoogbosch" was vroeger (en thans gedeeltelijk nog) een beboste en hooggelegen oppervlakte; op Molenbeeks gebied, door zekeren (waaronder Schoonjans) vereenzelvigd met het "Scheutbosch" van waaruit, in 1695, maarschalk de Villeroy, Brussel en de Grote Markt liet beschieten.

Bij zonneweer en tijdens mooie zomeravonden is het zicht naar de stad vanuit de Hogenbosstraat buitengewoon mooi en aantrekkelijk. De straat is immers langs enkele kant bebouwd en het is stellig te hopen dat de overheid deze toestand zal weten te handhaven tegen een overdreven verstedelijking. Het hierboven beschreven schouwspel is immers één van de mooiste in de Brusselse agglomeratie...

HORTENSIASGAARDE
Deze naam werd op 26 juli 1955 door het college gegeven aan een complex van woningen die gebouwd werden achteraan de Bloemkwekersstraat, welke zojuist werd voortgezet tot de Groot-Bijgaardenstraat.

Wij herinneren eraan dat de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie opmerkingen had gemaakt over het woord "-oord" in de benamingen Bloemenoord en Populierenoord; het college heeft rekening gehouden met deze opmerkingen en zo hebben wij een Hortensiasgaarde op enkele afstand van een Populierenoord...

De zeer oude Bloemkwekersstraat is met haar naam natuurlijk niet vreemd aan de keuze van al deze benamingen, waarbij ook nog komen Rozengaardstraat en Bloemendal, naam van het bejaardenhuis van het O.C.M.W.

HOOGVELDLAAN
Zoals de Weilandstraat vertrekt deze verkeersweg van de Groot-Bijgaardenstraat rechtdoor naar de Hogenbosstraat, maar zij bereikt deze straat niet. Ze wordt immers onderbroken door de uitgestrekte weide waaraan de naam Weilandstraat is ontleend. Deze weide klimt tamelijk sterk op naar de Hogenbosstraat en zo begrijpt men gemakkelijk de benaming Hoogveldlaan, waarvan het element "Hoogveld" zeer oud is. De kadastrale plannen van 1811 en 1837 vermelden reeds het bestaan van een "Hoogstraet" die, volgens de documenten, een weinig gebruikte landweg was.

Officieel werd de benaming door de gemeente toegekend op 12 maart 1953 en bij uitzondering, met een verklaring: "om te herinneren aan de naam van deze wijk, hetzij aan het Hoogveld".

HUBERTBLAUWETSTRAAT
Het betreft een oude straat, die in de documenten van de tijd het nummer 16 draagt. In 1916 gaf het college haar de tamelijk eigenaardige benaming "Vijf wegenstraat". Volgens Schoonjans ging het om een kruispunt gevormd door verschillende voetpaden in de omgeving van de Bloemkwekersstraat (de Koning Albertlaan bestond niet); men kan heel moeilijk een juist beeld hebben van de wegenis in die tijd, na de belangrijke wijzigingen sindsdien aan de wijk toegebracht.

De benaming "Hubert Blauwetstraat" werd gegeven op 29 april 1920 door de gemeenteraad (niet het gemeentecollege), op aanvraag van de Vereniging van de Oudstrijders 1914-1918 en met als doeleinde ". .te vereeuwigen de nagedachtenis van de soldaten dezer gemeente in de persoon van diegene die de eerste voor het vaderland is gestorven

Inderdaad, het dodenregister meldt dat op 18 oogst 1914, d.i. veertien dagen na de Duitse inval in Belgie', de soldaat Hubert Blauwet op het ereveld is gesneuveld te Oplinter (Tienen), oud 27 jaar.

Zijn naam is vermeld op het gedenkteken in het oud kerkhof; onderaan dit gedenkteken staat ook een plaat met zijn afbeelding en de vermelding dat hij sergeant was bij het 22e linieregiment en geboren te Sint-Agatha-Berchem in 1887. Men vindt ook zijn naam op de gedenkplaat in de gemeenteschool.

HUBERT HEYMANSSTRAAT
Deze straat verbindt de Josse Goffinlaan met het Oscar Ruelensplein. Ze werd gedecreteerd in 1934 en heette toen Maagdepalmstraat, dit tot 6 februari 1945; ze werd in Hubert Heymansstraat door het college omgedoopt ter herinnering aan de medeburger door de Duitsers gefusillieerd in 1942.

In het dodenregister van 1942, hebben wij op 22 februari 1942, de overschrijving van de doodakte gevonden door de gemeente Schaarbeek aan Berchem overgemaakt. Die akte is in het Frans opgesteld en de vertaling luidt als volgt : "in het jaar 1942, op 13 februari, werd opgesteld de doodakte van Hubert François Heymans, muzikant, geboren te Brussel op 5 januari 1900, gestorven op 21 januari 1942 te 9u31 ’s morgens (sic), op het Nationaal Schietplein, Karabiniersplein, woonachtig te Sint-Agatha-Berchem, Beheerstraat, zoon van Joseph Heymans en Philippine Dekoster. Verklaring afgelegd door de militaire aalmoezenier...

Zoals reeds gezegd, zijn op het oude kerkhof elf gedenkstenen geplaatst, gewijd aan de slachtoffers van de oorlog 1940-1945, en daaronder de steen waarop staat geschreven : «Hubert Heymans, fusillé au Tir National le 21.1.1942, membre O.M.B.R." (Organisation Militaire de la Résistance). Zijn naam is ook te lezen op de plaat die, in het begin van de Soldatenstraat, tegen de schoolmuur werd aangebracht en ingehuldigd op 6 september 1969 door de "Fraternelle de l'O.M.B.R." ter nagedachtenis van de leden gedood, gestorven of gedeporteerd in de concentratiekampen.

Het stoffelijk overschot van Hubert Heymans werd te Berchem teruggebracht ter gelegenheid van een officiële plechtigheid op 23 november 1945.

HUNDERENVELDLAAN
Hunderenveld is een oude plaatsnaam die men in de oudste documenten terugvindt. Zo wordt heden officieus genaamd het plein waar samenlopen de Koning Albertlaan, de Groot-Bijgaardenstraat, de Kattestraat en de Potaardestraat; een brede verkeersweg draagt op zijn enige straatbord bij de Lusthuizenstraat, de naam "Hunderenveldlaan". Vaak wordt de laan aangeduid als buitenringlaan.

Ofschoon op 3 oogst 1978 de benaming Hunderenveldlaan werd voorgesteld voor "de weg aan te leggen aan de grens van onze gemeente met Dilbeek en Zellik, hebben wij hierover geen officiële beslissing kunnen vinden.

Op het deel van de weg, gelegen op het gebied van Sint-Agatha-Berchem, rijzen drie grote appartementcomplexen op. Zij behoren tot de S.M. "La Cité Moderne" die ook twee andere complexen heeft gebouwd (de "Cité Moderne" in 1925 en het Jean-Christophe Ensemble in 1959); de gebouwen van het Hunderenveld dagtekenen van 1976 en hebben zes of zeven verdiepingen. De idee over sociale woonst zijn met de tijd veel veranderd.

Ook moet worden attent gemaakt op het sportensemble in 1977 door de gemeente aangelegd, met hoofdingang langs de Lusthuizenstraat.

INITIATIEFPLEIN
Gelegen te midden van de "Cité Moderne", draagt dit plein, zoals de straten en de laan van de wijk, een benaming die betrekking heeft met de ideologie waarmee de gezagvoerders van de samenwerkende maatschappij "La Cité Moderne" bezield waren.

Het ensemble werd ingehuldigd in 1925 en de straatnamen dateren dus ook van deze periode. De benaming "Initiatiefplein" heeft als doel te herinneren aan de ondernemingsgeest van de stichters en leden van de maatschappij, en die ondernemingsgeest aan te moedigen bij de inwoners.

JEAN-BAPTISTE VANDENDRIESCHSTRAAT
Waar de Kerkstraat rechts loopt naar de Groot-Bijgaardenstraat werd een straat in rechte lijn aangelegd naar het Kerkplein. Deze straat werd in 1910 gedecreteerd en op 22 november 1910 besliste het college haar de naam Vanden Driesch te geven, naam die, enkele dagen later en op aanvraag van de familie, werd veranderd in Jean-Baptiste Vanden Driesch.

Deze persoon werd geboren in Sint-Agtaha- Berchem in 1821 en stierf er in 1897; de grafsteen in het oude kerkhof draagt het opschrift "J.-B. Vanden Driesch 1821-1897, fils de Pierre". Hij was schepen van de gemeente gedurende vijfentwintig jaar en zijn vader heeft ook een rol gespeeld in het politiek leven (hij was gemeenteraadslid vanaf 1830 en dit gedurende meerdere jaren).

Beide waren eigenaars van de toen zeer befaamde brouwerij nabij de oude kerk, en ook van de herberg "In de Kroon”, door Jean-Baptiste herbouwd in 1869 (zie Steen onderaan de voorgevel met opschrift J.V.D.D.1869).

Hij liet zich ook een statige woning optrekken, die er als een kasteeltje uitzag en die in documenten van de tijd wordt aangeduid als "Trianon Sans-Souci". Dit indrukwekkend gebouw bestaat nog heden en is steeds bewoonbaar (alhoewel onbewoond), maar het is nagenoeg volledig aan het zicht onttrokken door recente constructies die, om wille van de richting van de straat, werden opgetrokken. Het "Trianon Sans-Souci" is nog te zien voor wie de koetspoort tussen nr. 10 en 18 binnentreedt.

ENSEMBLE JEAN-CHRISTOPHE
Zoals reeds gezegd gaat het hier om een uitbreiding van de "Cité Moderne", door de samenwerkende maatschappij opgericht in 1959, mits toelating van het gemeentebestuur (zitting van het college van 30 juli 1956).

Het "ensemble" omvat vier appartementgebouwen, gelegen tussen de Openveld- en de Strijdersstraat; vóór de huidige benaming droegen deze gebouwen de nummers 101 tot 107 van de Openveldstraat.

De stijl is die van de constructie van 1925 en dezelfde architect, Victor Bourgeois, heeft de plannen ervan opgesteld. De tijden en de gedachten waren nochtans veranderd en van de vier bloks is, voor Berchem, het eerste voorbeeld van hoogbouw.

Op 23 mei 1962 besliste het college aan deze uitbreiding de benaming "Ensemble Jean-Christophe" te geven met het toevoegsel "Romain Rolland 1866-1944 Nobelprijs". Op de straatborden staat deze lange benaming te lezen...

Ook hier wordt geen verdere verklaring in de documenten gegeven en eens te meer moeten we eigenhandig gissen waarom de overheid aan die naam is gaan denken.
In 1925, bij het opbouwen van de "Cité Moderne", zijn de benamingen van straten en pleinen in deze nieuwe wijk door de stichters en opbouwers uitgevonden en gegeven en hierbij lieten ze zich leiden door de grondideologie van hun onderneming. Deze ideologie vindt men terug, min of meer duidelijk uitgedrukt, in de lange roman (10 delen) "JeanChristophe" van de Franse schrijver Romain Rolland. Het werk werd geschreven tussen 1903 en 1912. Tijdens de oorlog 1914-1918 ging de schrijver in Zwitserland leven, waar hij verscheidene werken "au dessus de la mêlée" liet verschijnen, waarin hij een internationalisme uitte dat, voor het ogenblik, tamelijk ongepast werd aanzien, wat hem in de openbare mening in Frankrijk een tamelijk ongunstige faam bezorgde. Nochtans werd het werk met de Nobelprijs voor de Letterkunde in 1916 bekroond.

Het hoofdpersonage van de roman, Jean-Christophe Krafft, is een Duits musicus en het werk heeft o.m. als doel te verheerlijken, niet slechts de muziek, maar ook de edelmoedigheid, de broederlijkheid, de solidariteit, kortom de sociale en internationalistische gevoelens die ook ten gronde liggen van de bekommernissen van de "Cité Moderne"; dit verklaart waarom deze naam door één (of meer) promotors van de samenwerkende maatschappij gekozen werd. Het komt nochtans tamelijk eigenaardig voor dat de titel van een vermaard roman als straatnaam voorkomt in een kleine gemeente van Belgie".

Hieruit blijkt naar onze mening het verdwijnen van het gevoel van dorpsgemeenschap, eigen aan Sint-Agatha-Berchem tot rond het midden van deze eeuw, een verdwijnen dat in de volgende decennia ten zeerste zal toenemen onder de invloed van een onweerstaanbare verstedelijking.

JEAN MONNETPARK
Hier staan we voor drie reusachtige gebouwen met talrijke appartementen, twaalf verdiepingen hoog, ingedeeld in zeven "residenties" met name Straatsburg, Amsterdam, Luxemburg, Parijs, Brussel, Bonn, d.w.z naast Straatsburg, zetel van het Europees parlement, de hoofdsteden van de te dien tijde zes leden van de Europese Gemeenschap.

De gebouwen bevinden zich te midden van een tamelijk groene omgeving (vandaar de term "park") met hoven, kinderspelen, speelterreinen, maar natuurlijk ook uitgestrekte betonnen parkeerpleinen voor auto's...

Het is tijdens de zitting van 17 november 1965 dat het college het voor de eerste maal had over de verkaveling "Jean Monnet"; ietwat later besliste de overheid de benaming "Jean Monnetpark", die door de maatschappij Etrimo, verantwoordelijk voor het werk, gegeven was, te bewaren.

Jean Monnet was met Robert Schumann, Alcide de Gasperi en Paul-Henri Spaak, één van de voorstanders van de Europese idee. Geboren in 1888 en overleden in 1979 was hij een vooraanstaande politieke en financiële onderhandelaar en namelijk auteur van een befaamd economisch herstellingsplan.
De benaming is natuurlijk te begrijpen in de roes van de Europese éénmaking, maar ook zij draagt ontegensprekelijk het merk van het langzaam afsterven van een gevoel van gemeenschap (cf. ensemble Jean-Christophe, Dokter Schweitzerplein).

JOSEPH GENOTSTRAAT
Op 6 juli 1962 aanvaardde het schepencollege van Sint-Agatha-Berchem het voorstel van de naburige gemeente Sint-JansMolenbeek, een nieuwe verkeersweg "Joseph Genotstraat" te noemen, ter ere van de burger die dertig jaar lang in de gemeenteraad (van Molenbeek) heeft gezeteld.

De straat werd gedecreteerd in 1951, om de Gentsesteenweg met de Auguste Van Zandestraat te verbinden. Ze ligt slechts gedeeltelijk op het gebied van Sint-Agatha-Berchem, namelijk langs de kant van de pare nummers, van 8 tot 22, al het overige zijnde Molenbeeks.

JOSEPH MERTENSTRAAT
Het oude voetpad nummer 21, voor de verbreding waarvan reeds in 1913 een richtingsplan was voorzien "tussen de Kerkstraat en het voetpad 28" (=Bloemkwekersstraat) bleef voor zeer lange tijd ontoegankelijk voor alle verkeer buiten voetgangers. Slechts in 1983, ter gelegenheid van het bouwen van het groot appartementencomplex "Résidence Pirsoul Garden" werd de straat verbreed en verlengd.

De naam Joseph Mertens werd de straat toegekend door het schepencollege op 16 september 1930, ter nagedachtenis aan een soldaat, slachtoffer van de oorlog 1914-1918, van wie we de doodakte, in het dodenregister van de gemeente overgeschreven hebben teruggevonden, met in de rand de woorden : "Stierf voor België" en waaruit blijkt dat op 18 september 1918 is overleden te Calais (Frankrijk), Joseph Mertens, soldaat bij het 4e linieregiment, geboren te Sint-Agatha-Berchem op 3/11/1887 en er woonachtig, echtgenoot van Amelie Schaumans.

Zijn naam komt voor op het gedenkmonument in het oude kerkhof en daar dichtbij ligt zijn graf met de bovenvermelde vermeldingen. Hij was ook leerling van de gemeenteschool geweest, waar men zijn naam op de gedenkplaat terugvindt.

Bij ons onderzoek hebben wij ook in de nabije gemeente Groot-Bijgaarden (thans Dilbeek) een "Jozef Mertensstraat" ontmoet. Hier ook gaat het om een soldaat, slachtoffer van de oorlog 1914-1918, met een graf in het gemeentelijke kerkhof en van wie de naam te lezen staat op de gedenkzuil te midden van het marktplein van Groot-Bijgaarden. Beide gelijkluidende benamingen, in naast elkaar liggende gemeenten, geven natuurlijk aanleiding tot verwarring en misverstand.

De straat is slechts langs één kant bebouwd, de andere kant zijnde nagenoeg in haar geheel bezet door het Pirsoulpark, met uitzondering van het hoger vermeld gebouw "Résidence Pirsoul Garden".

JOSSE GOFFINLAAN
Dit is de benaming van het Berchems gedeelte van de lange verkeersweg tussen de Pantheonlaan (op Koekelberg) en de Dokter Schweitzerplein (oud Gemeenteplein).

Oorspronkelijk liep de weg van de hoogte van Koekelberg tot de hoeve Winteroy (rechtover de straat Winteroy) en draaide daar rechts tot de Gentsesteenweg (thans Strijdersstraat). In die tijd heette de weg in zijn geheel Groenstraat. Het gedeelte dat rechtdoor naar het Dokter Schweitzerplein gaat werd in 1913 gedecreteerd, maar reeds op 22 oktober 1910 kreeg dat gedeelte de benaming Josse Goffin. In 1929 werd deze benaming uitgebreid tot de Ganshorenstraat, die de grens vormt met de gemeente.

Josse Goffin, gezaghebber van de Smederijen te Clabecq, was burgemeester van de gemeente Sint-Agatha-Berchem van 1859 tot 1902 (een record!); in dit ambt was hij opvolger van zijn vader, Edouard-Guillaume Goffin, burgemeester van 1853 tot 1859. Beide liggen begraven in het mausoleum opgericht in het oud kerkhof, waar de familie een stuk grond eeuwigdurend werd toegestaan in 1890, bij het aanleggen van deze (toen nieuwe) rustplaats.

De familie Goffin bezat zeer talrijke grondpercelen in de gemeente en van 1830 af, bewoonde ze het "Hof ter Wilst", uitgestrekt landelijk domein met grootse woning, dat later overging aan de familie Gisseleire onder de naam "chateau Gisseleire", gesloopt in 1963.

KASTERLINDENSTRAAT
Wellicht gaat het hier om de oudste benaming (wellicht met de Kattestraat) van de Berchemse verkeerswegen, met als eerste element, de latijnse term "castrum", d.i. kasteel, versterking en als tweede de Germaanse stam "linde" (de boom).

De naam zou aldus de betekenis hebben van "verschansing bij de linde". en een oeroude plaatsnaam weergeven. Heden nog staat een lindeboom op de plaats waar de drie gemeenten Sint-Jans-Molenbeek, Dilbeek en Berchem aan elkaar grenzen. Oude topografische kaarten, waaronder die van Ferraris, vermelden deze lindeboom als herkenningsteken (daar ligt het hoogste punt van de gemeente, nl. 75 m.)

De Kasterlindenstraat begint aan het kruispunt met de Groot-Bijgaardenstraat, in de de volkstaal "Zavelput" genaamd en eindigt ter hoogte van het nieuw kerkhof (1960). Een voetweg is aangelegd die van de Kasterlindenstraat neerdaalt tot de Wilder (cf. Koninksbos).

KATTESTRAAT
Deze straat is zeker te rekenen onder de oudste van de gemeente. In het archief vindt men ze voor het eerst vermeld onder de Franse benaming "rue des Chats", weg nr. 2, in het kadastraal verzamelplan van 1811, onder het Frans bewind van Napoleon; in 1837 wordt ze aangeduid als verkeersweg van eerste klas, tussen de weg naar Groot-Bijgaarden en de "chaussée de Dillebeke"(sic).

Het lijdt geen twijfel dat de naam van de bestaande straat verkeerd werd vertaald door ambtenaren die de volkstaal onkundig waren; de benaming heeft niets met katten te maken.

In vele Vlaamse dorpen en steden bestaat, of heeft bestaan, een Katte- (ook geschreven Catte-)straat, namelijk in Opwijk, in Asse, in Leuven, in Ukkel, in Merchtem (waar reeds in 1368 een "Cattestraete" wordt vermeld). Niet éénmaal wordt, door de bekwaamste taalkundigen, zoals Isidoor Teirlinck of Jan Lindemans, enig verband met katten gelegd. In de periode, waar in de volkstaal alleen Vlaamse namen aan verkeerswegen werden gegeven, had de betekenis van het woord "catte" of "katte" niets met het huisdier te maken.

Verschillende interpretaties van dit Germaans element worden door de vooraanstaande plaatsnaamkundige Jan Lindemans aangegeven: "catte" zou reeds van in de Romeinse tijd, een belegeringswerktuig zijn geweest (soort "balista"), maar er bestaat niet het minste gegeven dat zo'n werktuig in de omgeving zou hebben bestaan.

Ook heeft men gedacht aan een verband met de "Chatti", een Germaanse stam, meermaals vermeld door de Latijnse schrijver Tacitus en die heeft deelgenomen aan de invallen tegen het Romeinse rijk; hoegenaamd geen bewijs van deze "Chatti" in de streek. Anderen nog zien in de term "katte" een voorganger van het huidige Duitse woord "Gasse", vroeger "ghasse" of "ghatte" en zou aldus niets anders betekenen dan "straat".

Dat alles is naar wij menen zuivere fantasie, maar veel redelijker en geloofswaardiger is de mening van Jan Lindemans die, na zijn bewijsvoering over "KAT-KADE" (in "Plaatsnamen van Oud Merchtem" blz 163-165) als volgt concludeert: “Ons besluit kan nu kort zijn: "kat" in de meeste plaatsnamen is een bijvorm van "kade-kaai" en betekent "aarden opworp gevestigd door paal- en rijswerk".
Lindemans constateerde dat de kattestraten in de nabijheid van de dorpskom liggen, die beschut werd door grachten; een katte is in verband te brengen met de vesten en een kattestraat loopt dan boven (of naar) zo een vest. Hierbij wensen we te voegen wat R. Meurisse schrijft in "Ontdek Ukkel" blz.57 s.v. Floreallaan "Het woord "Katte" heeft niets te maken met het alomgekende huisdier, doch beduidt wel een beweegbaar schutdak voor een uitkijkpost of een vooruitgeschoven schans ...

Wat de Berchemse Kattestraat betreft is er wellicht enig verband met de Kasterlindenstraat, waarvan de benaming teruggaat tot een Latijns element, zodat de beide namen tot ver in de Middeleeuwen zouden opklimmen

Zoals gezegd blijkt Lindemans' uitleg de meest aannemelijke voor deze straatnaam te zijn. De Franse benaming is nagenoeg twee honderd jaar oud en verdient aldus in acht te worden genomen, maar zij is stellig onjuist. Moest de overheid eraan denken de naam te veranderen om de fout te verbeteren, dan zou voor ons de beste oplossing zijn het oud Vlaams woord als zodanig te bewaren en zo zou men hebben "rue Katte straat", zoals men ook heeft "rue Kasterlinden straat", "rue Potaarde straat", "rue du Broek straat", 'true Hogenbos straat", "rue Katteput straat", "dos du Zavelenberg gaarde",...

In de oude kadastrale documenten bevindt de straat zich in een wijk aangeduid als "Katteburne" (of Katteput), waarin "burne" of "put" de betekenis hebben van steen- of zandgroef en het is wel bekend dat tot de XXde eeuw steengroeven en potaardegroeven talrijk waren in Berchem. Uit deze groeven haalde men het zand en de stenen die nodig waren voor het aanleggen en het onderhouden van de verschansing waarop de Kattestraat liep.

In de richting van Groot-Bijgaarden is, wat het bovenste gedeelte betreft, de straat onbebouwd aan de rechtse kant. De linkerkant loopt naast een tamelijk uitgestrekte groene vlakte, het Kattebroek (=moerassig braakland bij de Katte of verschansing).
Deze groene landstreek ligt op de grens met Dilbeek en is waardevol om de flora en de fauna; ecologische verenigingen spannen zich in om het gebied te verdedigen tegen de uitbreiding van de verstedelijking. Een voetweg loopt door het gebied langs de beek (Dilbeek of Molenbeek), die de grens vormt tussen Berchem en Dilbeek.

KATTEPUTSTRAAT
Zoals hoger gezegd is Katteput een plaatsnaam, waarin "put" een steen- of landgroef aanduidt. De oorkonden vermelden een Katteput aan de grens met Dilbeek en een andere Katteput in de omgeving van de Josse Goffinlaan. Officieel werd de benaming op 11 mei 1976 door het college aan de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie voorgesteld, samen met de historische rechtvaardiging. Het voorstel werd natuurlijk goedgekeurd, wat niet heeft belet dat een zeker aantal inwoners van de nieuwe straat een petitie hebben ingediend om de benaming te veranderen, zonder succes. De gemeenteoverheid heeft de historische benaming gehandhaafd, ter herinnering aan het verleden van het gebied en het vroeger bestaan van een groef waarvan de Groefstraat (op Koekelberg) haar naam te danken heeft.

Indien een "katte" werkelijk een opworp was van stenen, palen en zand, dan was een "katteput" de groef waaruit men de nodige elementen ging halen die daartoe nodig waren.

Wij wensen de lezer attent te maken op het feit dat de benaming "katteput" zeer lang levendig is gebleven om een bepaald gebied aan te duiden; zo hebben wij in handen gehad twee omslagen van brieven, de ene van 1876, de andere van 1889, zonder aanduiding van gemeente, de geadresseerden wonende "Katteput", zonder meer...

KEIZER KARELLAAN
Deze zeer voorname verkeersweg maakt het voorwerp uit van een Koninklijk Besluit van 1906 en de benaming dagtekent van hetzelfde jaar. Hij ligt slechts gedeeltelijk op Sint-Agatha-Berchem (pare nummers 408 tot 586, onpare nummers 487 tot 557), het overige deel ligt op Ganshoren. De werkelijke aanleg van de laan werd besproken in het schepencollege van Sint-Agatha-Berchem op 28 november 1912.

Zeer algemeen wordt aangenomen dat de benaming werd ingegeven door het naambord (met afbeelding) van een zeer oude herberg (reeds vermeld in de XVIIIde eeuw) gelegen Gentsesteenweg, tussen de huidige Hubert Blauwetstraat en de Bloemkwekersstraat.

Op dat bord was voorgesteld een toneel ter verklaring van een plaatselijke anekdote, waarvan de historiciteit trouwens vaak wordt aanvaard. Men vertelt dat Keizer Karel, in 1540 op reis naar Brussel en vergezeld door één enkele hoveling, in de duisternis verdwaald was geraakt in de omgeving van Zellik. De twee reizigers gingen kloppen aan de deur van een hoeve; de boer, die hen natuurlijk niet herkende, stemde erin toe hen te leiden tot de te volgen weg en liep vóór hen met een lantaarn in de hand. Onderweg werd hij door een natuurlijke behoefte gekweld en zonder aarzelen stak hij de lantaarn in de handen van de keizer, met de woorden "Karel, houd de lanteerne". De volgende dag vernam hij wie de reizigers waren en was natuurlijk bevreesd over de gevolgen van zijn gedrag, maar de keizer nam de zaak schertsend op en de boer werd zelfs enigszins beloond.

De oude herberg "Karel, houd de lanteerne", ook nog vermeld met de naam "Den Ouden Carel" is afgebroken en verdween met het verbouwen van de wijk. Er is geen twijfel dat de naam van de laan verband houdt met de benaming van de herberg, maar ook moet worden inachtgenomen de enorme populariteit van Keizer Karel in de Vlaamse gewesten, waar tal van verkeerswegen en herbergen zijn naam dragen...

De Franse benaming "Charles Quint" (d.w.z. Vijfde) wijst op het feit dat de zoon van Philips de Schone en Johanna van Spanje, na zijn aanstelling als Koning van Spanje onder de naam van Karel de 1ste, in 1519 de vijfde keizer werd van het Heilige Roomse Rijk van het Duitse Volk, met als voornaam Karel (de andere vier zijn Karel de Grote 800-814, Karel de Kale 855-877, Karel de Dikke 881-887 en Karel de IV van Luxemburg 1355-1378).

KERKPLEIN
Het betreft het plein gelegen bij de oude kerk (thans cultureel centrum), een plein dat nog herinnert aan het dorpskarakter van de gemeente Sint-Agatha-Berchem, waarvan het vroeger het centrum (dorpskom) uitmaakte. De groene verhoging naast de kerk was vroeger de grond waarop de pastorie was gebouwd; deze werd gesloopt in 1970 tijdens de restauratiewerken.

Er staan nog enkele tamelijk oude gebouwen: de brouwerij (Van Calck-Vanden Driesch), de grote herberg "In de Kroon" (thans trefcentrum voor Nederlandstalige Berchemnaars), de "staminee" met name "Viool", in 1976 door de gemeente aangekocht inmiddels een restaurant “Le Viool”.

Ook vindt men er het oud kapelletje gewijd aan Sint Agatha, de maagd met de afgesneden borsten, beschermster van de gemeente en aangeroepen tegen kanker en gezwel. Volgens Schoonjans zou de kapel reeds bestaan hebben in 1720, maar dit wordt betwijfeld. Omdat ze zeer vervallen was, werd zij gerestaureerd en plechtig "ingehuldigd" op 9 september 1990.

Langs de Kerkstraat loopt de belangrijke Groot-Bijgaardenstraat met een tamelijk strenge helling vanaf het laagste punt van de gemeente; daarom ook was, aan het kruispunt met de Kerkstraat, een oude herberg (het gebouw staat er nog) met als naam "In de Rust van den Berg"...

KERKSTRAAT
De naam is vanzelfsprekend oeroud en het is te verwonderen dat hij het aandringen van de postadministratie kon overleven, toen deze in 1965 naamsveranderingen wenste voor straten en pleinen gelegen in een gebied met hetzelfde postnummer en met dezelfde benamingen aangeduid.
Nochtans weze het gezegd dat, in 1825, de straat de naam "'’s Heerenstraat" droeg, tussen de dorpskom (Kerkplein) en de Gentsesteenweg. Deze hoogdravende benaming beantwoordde echter helemaal niet aan de werkelijkheid, want het ging om een aardeweg, tamelijk verwaarloosd en bij slecht weer, moeilijk te gebruiken.

Wij wensen hierbij te herinneren aan het feit dat de afscheuring in 1841 van het "gehucht" Koekelberg ten dele berustte op de lange en lastige wegen die door de Koekelbergse parochianen te gebruiken waren om naar de mis in Sint-Agatha-Berchem te komen; onder deze wegen was, als laatste etappe, de 's Heerenstraat...

Meermaals werden veranderingen aan de straat gebracht, voornamelijk bij het bouwen van de nieuwe kerk. In 1912 reeds was sprake van een nieuw gebouw ter vervanging van de in puin vervallende oude kerk. Doch eerst in 1936 werd de eerste Steen gelegd, op een stuk grond geschonken door de stiefdochter van de gewezen burgemeester Charles Leemans.

De nieuwe kerk werd in 1938 ingehuldigd, maar zonder kerktoren, die later zou worden aangebracht. Na lang aarzelen verzaakte men aan de kerktoren en zo werd in 1981 de voorgevel (tot toen in rode baksteen) bedekt met stenen, gelijksoortig met de rest van het gebouw.

Het binnenste van de kerk is bezienswaardig. In het centrum vindt men een kapel, helemaal uit glas vervaardigd, en verder houten beeldwerken, herkomstig uit het mobilier van de oude kerk. Aan de wand prijken ook werken van oude schildermeesters, en onder meer, misschien een doek van (de school van) Van Dijck.
Ook is er te zien de grote klok van de oude kerk en het originele beeld van de beschermheilige van de gemeente, Sint Agatha, een beeld waarvan een afgietsel berust in de kapel op het Kerkplein.

Tot het midden van deze eeuw eindigde de Kerkstraat, op de hoek met de Soldatenstraat, met een "grot", die vaak wordt afgebeeld op vroegere prentkaarten en die werd afgebroken bij het slopen van het oud gemeentehuis en de verbouwing van de wijk. Volgens Schoonjans, die de grot goed heeft gekend, werd ze opgebouwd in 1880, in de roes van de recente verschijningen te Lourdes; ze was natuurlijk toegewijd aan O.L.V. van Lourdes.

Op te merken is, rechtover de parochiale SintJozefschool, een stenen trap (vroeger in hout) waardoor het mogelijk is te klimmen tot in de Prosper Preserstraat; dit bewijst eens te meer het oneffen en hobbelig karakter van de Berchemse bodem.

KERSEBOOMSTRAAT
Deze straat ligt op de grens met de gemeente Dilbeek en daalt verder af langs de Katte- en Potaardestraat naar het laagste punt van Sint-Agatha-Berchem, komende van het hoogtepunt, "De Linde", 75 m. De straat is slechts zeer gedeeltelijk op Berchem gelegen, namelijk onderaan, waar het nummer 172 één van de laatste Berchemse hoeven is, rechtover de groene weiden van het Kattebroek.

De benaming is duidelijk en houdt natuurlijk verband met het bestaan van fruitbomen in het gebied (cf. Kweepereboomlaan). Er is nochthans iets eigenaardigs op te merken met deze straat. In Sint-Agatha-Berchem was de oorspronkelijke benaming "Kerselarenstraat", in 1961 veranderd in "Kerseboomstraat", maar de gemeente Dilbeek heeft niets veranderd, zodat men heden heeft, op Berchems gebied (tweetalig) "rue du Cerisier - Kerseboomstraat" en op Dilbeeks gebied (ééntalig) een naamplaat met "Kerselaarstraat" en twee borden met "Kerzelaarstraat".

Enigszins eigenaardig ook, is aan het kruispunt met de Kasterlindenstraat, de aanwezigheid van het kerkhof van Koekelberg, helemaal gelegen op het grondgebied van Dilbeek.

KLEIN BERCHEMSTRAAT
Het aanleggen van deze straat, slechts gedeeltelijk Berchems, is tamelijk recent. Op 22 juni 1960 besliste het schepencollege, samen met het college van Koekelberg, de benaming "Klein-Berchemstraat" te geven aan een deel van de verkeersweg gelegen tussen de Basilieklaan en de Josse Goffinlaan, aan te leggen min of meer evenwijdig met de Egide Winteroystraat; deze nieuwe straat vormt de grens met Koekelberg.

Te dien tijde was de huidige Egide Winteroystraat slechts langs een enkele kant met woningen voorzien en volgens Schoonjans, met bomen beplant en gelegen naast akkergronden en weivelden; ze droeg de naam "Dreefstraat".

De linkerkant van de Klein-Berchemstraat, in de richting van de Basilieklaan, is nagenoeg volledig bezet door de gebouwen en instellingen van het Koninklijk Atheneum Koekelberg.

De benaming heeft als doel de herinnering te bewaren van een tamelijk afgelegen Berchemse wijk, met name "Klein-Berchem", een wijk die, volgens het archief, jaarlijks een kermis inrichtte en daartoe van de gemeente een bepaalde subsidie verkreeg.

KLISSENLAAN
Klissen zijn zeer gemene planten die men op braakliggende gronden en puinhopen aantreft en waarvan de vruchten, met stekels bedekt, vaak vastkleven aan het haar en de kleren van de wandelaars.

Oude documenten spreken over een kronkelende voetweg, gaande van de Dendermondestraat naar de Gentsesteenweg, waar hij uitmondde in de omgeving van de huidige Klissenlaan, nadat hij had doorlopen een aanzienlijke braakliggende vlakte met natuurlijk talrijke klissen, welke voor de kinderen een bron van pret waren (dixit Schoonjans).

Deze voetweg droeg de populaire benaming van "Gemeentestraat" en die benaming komt nog voor in 1925; weg en naam zijn volledig verdwenen ter gelegenheid van het verbouwen van het gebied waar Gentsesteenweg en Keizer Karellaan samenkomen.

Op 25 december 1935 werd door het schepencollege de naam Klissenlaan gegeven aan de nieuwe weg tussen beide verkeerswegen. Eens te meer wordt geen verklaring bijgevoegd, maar het is duidelijk dat de overheid aldus heeft willen bewaren de herinnering aan de talrijke "stekelbollen” die de vreugde van vele kinderen hebben gemaakt.

KOEKELBERGLAAN
Deze verkeersweg werd reeds in 1913 voorzien op gronden gratis afgestaan door Paul Gisseleire en zijn schoonbroer Louis Versé. Hij komt voor met verschillende benamingen. In 1916 heet hij "avenue du Parc Louise" (d.i. één van de dochters van Leopold II), later wordt hij "Elisabethlaan", toen het gebied gelegen vóór de Basiliek het Ellisabethpark was geworden. Deze laatste benaming verdween echter wegens het feit dat de gemeente Koekelberg reeds een straat met Elisabethpark had.

Zo is het dat, op 11 november 1923, het schepencollege besliste, officieel de naam "Koekelberglaan" te geven aan het deel van de verkeersweg op Berchems grondgebied gelegen, d.i. van de Gentsesteenweg tot de Auguste Van Zandestraat, die de grens vormt met Molenbeek. Op deze gemeente heet de laan Edouard Beneslaan (naar de voorzitter van de Tsjechoslovakische Republiek 1935-1938 en 1945-1948); verderop, op de gemeente Koekelberg, draagt ze de naam Sint-Agatha-Berchemlaan.

KONING ALBERTLAAN
Het aanleggen van deze lange en belangrijke verkeersweg werd in 1913 beslist, en zo ook de benaming. In tegenstrijd dus met wat er over het algemeen wordt gedacht is de naam niet een herinnering aan de terugkeer uit de oorlog 1914-1918 van de Koning-Ridder, maar werd hij gegeven ter ere van de jonge Koning die, in 1909 zijn oom Leopold II opvolgde.

Wij herinneren eraan dat, in dezelfde geest, aan het terrein gelegen voorr de Basiliek, dat toen als park werd aangelegd, de naam van Koningin Elisabeth werd gegeven. De laan loopt van de Kerkstraat tot de grens met Groot-Bijgaarden (Hunderenveld) en zij werd getrokken door grondeigendommen die nagenoeg allen tot de families Versé en Gisseleire behoorden.

De gebouwen van het gemeentehuis dragen het nummer 33. Deze gebouwen werden op 18 juli 1949 aangekocht van het N.V. The Continental Railway and Tramway Supply Company; ze werden door de gemeentelijke diensten in gebruik genomen in 1951.

Het oud gemeentehuis, gelegen ongeveer op de plaats waar thans de schuilplaats voor tram 19 staat, werd in hetzelfde jaar gesloopt. De gemeentelijke gebouwen werden later uitgebreid feestzalen, bestuursgebouwen, tuin; de plechtige inhuldiging van het complex had plaats op 13 september 1975.

KORTESTRAAT
Het voetpad 26 genaamd "Korte Weg" liep, luidens een verslag van de collegezitting van 1910, van de Soldatenstraat tot de Kerkstraat.

De wijk werd met de tijd grondig veranderd (nieuwe straten en gebouwen, optrekken van de nieuwe kerk met aanpassing van de omgeving) en dit heeft als gevolg dat de vroegere aftekening van de weg nagenoeg onmogelijk te trekken is geworden. Het blijkt zelfs waarschijnlijk dat niet deel van de oude "Korte Weg" met de huidige straat zou overeenstemmen.

Wat er ook van weze, de oude benaming is gebleven voor een verkeersweg die werkelijk niet lang is.

KWEEPEREBOOMLAAN
De naam werd op 6 september 1967 gegeven aan de nieuwe straat tussen de "Haard van Sint-Agatha-Berchem" en de Kerselarenstraat (op Dilbeek).

In 1959 werd deze gemeentelijke samenwerkende maatschappij opgericht en tussen 1964 en 1968 had zij zevenendertig sociale familiehuizen gebouwd op gronden gelegen achter het Hof te Overbeke. Later, in 1981-1982, werden andere woningen bijgevoegd, maar de benaming van de verkeersweg werd niet gewijzigd.

Deze benaming is natuurlijk in verband te brengen met de fruitteelt die in de omgeving moet hebben bestaan en waarvan de Kerseboomstraat ook het bewijs heeft bewaard.

Volledigheidshalve willen wij hieraan toevoegen dat kweeperebomen, kiemgewassen zijn met gele, peervormige, geurige vruchten behorende tot de familie van de rosaceeën. Vers zijn de vruchten oneetbaar, maar ze zijn zeer geschikt voor het maken van jam.

LANDHUIZENLAAN
De wandelaar is stellig enigszins verbaasd door de naam "laan", gegeven aan deze korte en smalle weg zonder uitgang, een soort gesloten gaarde gelegen tussen de nummers 1126 en 1128 van de Gentsesteenweg.

In de Landhuizenlaan staan vijf huisgebouwen, waarvan vier gekoppeld. Volgens Schoonjans bestond het vijfde gebouw, dat de baan afsluit, vroeger dan de andere en ze zou de oorzaak geweest zijn van het niet verder liep.

Destijds was de "Société Civile de Constructions Immobilières" gelast met de verstedelijking van de wijk en zeer waarschijnlijk had ze als doel een verkeersweg te trekken tot aan de Soldatenstraat. Men weze trouwens opmerkzaam op het feit schuinover de “laan”, een andere gesloten verbouwing bestaat (zonder nochtans de mummering van de Gentsesteenweg te onderbreken, zonder specifieke benaming.

Wij weten niet wanneer de naam "avenue des Cottages” werd gegeven; voor het eerst wordt hij document van 1929 (alleen in het Frans) en met Schoonjans en Bernaerts nemen we aan dat hij berust op de stijl van de huizen die er die er stonden of er zouden gebouwd worden.

De Nederlandstalige naam werd eerst in 1962 door de gemeenteoverheid ingevoerd en volgens ons moet dit betekenen dat het oorspronkelijk ging om een private weg, waarvan de naam slechts door de bouwmaatschappij werd gegeven. In de maatschappij zetelden de families Gisseleire en Versé en men weet dat verscheidene verkeerswegen eigenhandig door de grondeigenaars genaamd (cf. Gisseleire Versélaan, Helenalaan, Lauralaan)

LAURALAAN
Precies deze laan is één van de wegen de eigenaars Versé en Gisseleire; ze was voorzien vanaf 1914 om de "nieuwe laan" (i.e. Koekelberglaan) te verbinden met de Basiliek- en de Josse Goffinlaan.

Traditioneel wordt in Sint-Agatha-Berchem beschouwd (cf Helenalaan) dat de twee dochters van Paul Gisseleire en Françoise Versé hun (voor)naam aan twee lanen hebben gegeven. Oudere inwoners van de wijk (waaronder enkelen de familie hebben gekend) hebben ons de traditie bevestigd. Geen officieel document echter maakt hiervan melding; zie hierover wat hoger werd gezegd betreffende de Helenalaan.

Grote grondeigenaars gaven wellicht eigenhandig een benaming aan wegen in hun eigendom aangelegd (cf. Gisseleire Versélaan, de Selliers de Moranvillelaan), benaming die later door de overheid werd aangenomen. Dit zal ook het geval zijn geweest voor de Lauralaan en zoals reeds gezegd, indien de verklaring niets te maken heeft met de "dame" van de Italiaanse dichter Petrarca, toch is de naam harmonieus genoeg om de ouders enige dank te bewaren...

LOUIS BRAILLESTRAAT
De straat dagtekent van 1948 en op 2 februari van dat jaar schreef de directie van het provinciaal Instituut voor Doofstommen, Blinden, Zwakzichtigen (thans Provinciaal Centrum voor Gehoor- n Gezichtsgestoorden) aan het schepencollege een brief waarbij ze de overheid bedankte voor de benaming gegeven aan de nieuwe straat gelegen bij de ingang van het instituut.

Louis Braille werd geboren te Coupvray (Frankrijk, Seine-et-Marne) in 1812 en stierf te Parijs in 1852. Toen hij drie jaar oud was, werd hij blind ten gevolge van een ongeval. In 1819 werd hij opgenomen in het "Institut pour Jeunes Aveugles" te Parijs en nauwelijks vijftien jaar, vond hij een alfabetsysteem uit voor nietzienden, een systeem dat heden nog in voege is (Braille alfabet).
Het Berchems instituut werd door de provincie Brabant gesticht in 1883, eerst alleen voor slechthorenden, later (vanaf 1904) ook voor slechtzienden.

LOUIS DESMETSTRAAT
Ze verbindt de Dilbeek- met de Wilderstraat en werd voorzien vanaf 1930; op 16 september van dat jaar kreeg zij haar naam van het schepencollege.

Louis Desmet is een Berchems soldaat gesneuveld in de oorlog 1914-1918 en zijn naam komt voor op het monument in het oude kerkhof. Meer inlichtingen hebben we niet kunnen vinden en in de diensten van de Burgerlijke Stand van de gemeente is geen melding gemaakt van deze Louis Desmet (b.v. overschrijving van zijn doodakte); we moeten ons aldus met dat weinige vergenoegen...

LUSTHUIZENSTRAAT
Deze luchtige verkeersweg, enerzijds langs het Jean Monnetpark, anderzijds langs de sportinstellingen van de gemeente, loopt van de Steenweg op Zellik tot de Gebroeders Becquélaan, waar hij wordt voortgezet door de Azuurstraat tot aan de Koning Albertlaan.

Met Schoonjans (die alhier woonde als kind) nemen we aan dat de naam betrekking heeft met de bouwtrant van de huizen die er stonden, huizen waarvan heden niets meer overblijft, tenzij de naam van de straat.

Het meest gekende van deze huizen was de "villa" van dokter Fagnart, omgeven door weiden en velden en afgebroken in 1965, bij het optrekken van het Jean Monnet-complex. Uit het archief vernemen wij dat de villa in 1917 bezet was door de Duitse overheid, wat bewijst dat ze niet aan prestige ontbrak.

In 1920 werd een straatnaambord aangebracht (was er geen voorheen?); in 1934 wordt er door de overheid asbedekking gestrooid en in 1953 werd beslist de straat te plaveien, "op een meter breed, vanaf de steenweg tot de eigendom van dokter Fagnart". In 1957 wordt in het college gesproken over "aan te leggen straten" in het domein van dokter Fagnart. Dat alles wijst erop dat, over een tamelijk nabije periode, het gebied er helemaal anders uitzag dan heden.

Op 28 maart 1963 had het college het over de verkaveling van de eigendom Fagnart; iets later werd het project van de eerste blok "parc Jean Monnet" goedgekeurd en zo begon de totale verandering van de wijk die, zoals gezegd, niet meer door oude mensen te herkennen is.

MARIA VAN HONGARIJELAAN
Deze laan bevindt zich nagenoeg uitsluitend op Ganshoren; het Berchems gedeelte, gelegen naast het "Basilix"complex, werd in 1983 aangelegd bij het oprichten van dat complex en is slechts een verlenging van de reeds bestaande laan (tussen de Nestor Martinstraat en de parkeerzone van de grootmarktwinkel).

De benaming is vanzelfsprekend in verband te brengen met de nabijgelegen Keizer Karellaan. Maria van Hongarije was de zuster van de keizer en bestuurde in zijn naam onze gewesten van 1550 tot 1558.

MARICOLLENDREEF
Aangelegd op de vroegere wegen 14 en 28 werd deze baan voorzien vanaf 1917, maar eerst op 16 september 1930 kreeg zij de benaming Maricollenstraat (in 1933 veranderd in Maricollendreef).

Principieel is een dreef een landweg die leidt naar een belangruk gebouw (kasteel, kerk, klooster,...). Het ging in dit geval om een kasteelachtige woning, in de documenten van de tijd aangeduid met de naam "kasteel Nijs". Zoals hoger gezegd (cf. 't Hof te Overbeke) bevond het kasteel zich daar waar in de XVIIde eeuw, een burg was gebouwd, die later de woning was van graaf Charles Huysman-d'Honsem, burgemeester tot 1830.

Het gebouw werd nadien het klooster van de geestelijke gemeenschap der Apostolienen of Maricollen (ook wel eens genaamd Marollen), met een huis in de omqeving van de "Marollen" in Brussel.

Het domein met het klooster verdween in 1966 tijdens de verkaveling en het aanleggen van de wijk.

Het bovendeel van de dreef, vanaf de Kweepereboomlaan, bevindt zich, wat de rechtse kant betreft, op de gemeente Dilbeek en wordt bijna geheel ingenomen door het kerkhof van Koekelberg.

MATHIEU PAUWELSSTRAAT
Gelegen tussen de Dilbeekstraat en de Poolsterstraat, langs de installaties van het Provinciaal Instiuut voor Gehoor- en Gezichtsgestoorden, is deze straat tamelijk recent. De benaming werd op 16 september 1930 door het college gegeven, ter herinnering aan de Berchemse soldaat Mathieu Pauwels, van het 7e linieregiment, schrijnwerker, overleden te Aarschot op 19 augustus 1914. Zijn naam is te lezen op het monument in het oud kerkhof.

MICHEL VAN NIEUWENBORGSTRAAT
Deze verkeersweg werd officieel gedecreteerd in 1933, maar was reeds ettelijke jaren vroeger voorzien om de Louis Desmetstraat te verbinden met de Auguste Deniestraat. De benaming werd gegeven tijdens de zitting van het college op 16 september 1930.

Ook hier gaat het om een slachtoffer van de oorlog 1914-1918. Zijn doopakte, overgeschreven in het gemeenteregister, meldt dat voor Belgie" stierf op 11 december 1915 te Confreville l'Orcher (Frankrijk), de artilleriesoldaat Michel Van Nieuwenborgh, geboren te Hekelgem op 7 april 1879 en wonende te Sint-Agatha-Berchem

Ook zijn naam komt voor op het monument in het oude kerkhof.

MODERNE WIJKSTRAAT
In 1923 tekende de architect Victor Bourgeois de plannen van een sociale wijk in de trant van de Engelse hofwijken, met gemeenschappelijke infrastructuur en huizen met gras en bloemen omringd.

De promotor van het project was een samenwerkende maatschappij van huurders, genaamd "La Cité Moderne", waarvan de sociale zetel gelegen was nummer 276 Leopold II laan; de stichter en voorzitter van de maatschappij was Georges Rens en de gemeentelijke Franstalige bibliotheek in de Soldatenstraat draagt heden zijn naam.

Op dat ogenblik was de idee van een dergelijk ensemble iets gans nieuw, in sterke tegenstelling met de ongezonde straatjes zonder uitgang waar werkluigezinnen al te vaak moesten leven.

De nieuwe wijk werd ingehuldigd op 4 oktober 1925. Het was natuurlijk nodig geweest over te gaan tot meerdere onteigeningen (bijna uitsluitend onbebouwde grond) en meermaals werd beroep gedaan op de medewerking van de gemeente.

De wijk heeft zes straten, twee pleinen en een laan en de benamingen werden uitgedacht en gegeven door de beheerders van de maatschappij, in hun keus geïnspireerd door de ideologie die hen bezielde (cf. de benamingen van de betrokken verkeerswegen).

Wat in het bijzonder de Moderne Wijkstraat betreft, was de bedoeling natuurlijk de naam van de maatschappij in leven te houden. Daarom juist werd de straat oorspronkelijk en zeer lang, Cité Modernestraat genoemd en slechts in 1962, op verzoek van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Diajectologie, werd de naam, taalkundig verkeerd, veranderd.

Wij menen echter dat de oudere benaming te verkiezen is en dat de Koninklijke Commissie de oorspronkelijke bedoeling uit het oog heeft verloren.

Zoals reeds hoger gezegd heeft de S.M. "La Cité Moderne" later twee andere gebouwcomplexen laten optrekken, namelijk het ensemble Jean-Christophe, in 1959 en het Hunderenveldcomplex, in 1978.

MYRTENLAAN
Slechts één enkel gebouw in deze laan bevindt zich op Berchems grondgebied, het draagt het nummer 7 en is door de eigenaar volkomen verwaarloosd. Sinds lang onbewoond en bouwvallig geworden, steekt het huis hevig af in de tamelijk grote Molenbeekse laan, waarvan het trouwens door zijn ligging de lijn onderbreekt.

Natuurlijk zijn naburige inwoners, en ook wandelaars, het eens om het verdwijnen van dit "gebouw" te wensen. Op de voorgevel staat nog in grote letters geschreven "Victor De Groeve, pépiniériste, entretien de jardins" en dit geeft ons de verklaring van de benaming van de verkeersweg.

Wij herinneren eraan dat de nabije Fik Guidonstraat vóór 1945 Asterstraat werd genoemd, met betrekking op de tuinbouw die toen (of vroeger) in de wijk hoogtij vierde. Myrten zijn gewassen met eeuwigdurend groene bladeren en witte geurige bloemetjes.

Het is natuurlijk de gemeente Sint-Jans-Molenbeek die in 1932 besliste deze verkeersweg aan te leggen tussen de Asterstraat (ook grotendeels Molenbeeks) en de Begijnenstraat (helemaal op Molenbeek); alzo werd de oude weg 27, genaamd Potaerdegat, verbouwd.

NESTOR MARTINSTRAAT
In 1937 stelde de heer Joseph Martin, gezagvoerder van de "Fonderies Nestor Martin" gelegen op Ganshoren, aan het college voor, de private weg die naar de werkhuizen leidt te laten herbouwen. Veel later, op 30 december 1954, op voorstel van de gemeente Ganshoren en op verzoek van de heer Georges Martin, thans bestuurder van de onderneming, werd het deel van de Dendermondestraat, gelegen tussen de Keizer Karellaan en de grens Zellik, omgedoopt en met de naam Nestor Martin voorzien.Dit was ter gelegenheid van de honderdste verjaring de eerste werkzaamheden ter plaatse van de stichter de ijzergieterij Nestor Martin.

In de richtinq van Zellik, vanaf de Maria Hongarijelaan, is alleen de linkse kant van de straat Berchems. Aan de grens met Zellik wordt thans een nieuwe straat aangelegd, samen met het bouwen van een ensemble technico-commerciele instellingen (cf. Technologietraat).

ONDERLINGE HULPLAAN
Enige laan in het complex "La Cité Moderne" dagtekent zij natuurlijk van 1923-1925 toen het geheel werd aangelegd.

De benaming is gelijktijdig met de andere straatnamen in het ensemble en ook hier is de verklaring te vinden in de algemene ideologie van de samenwerkende maatschappij

Wat deze naam betreft gaat het om één van de bekommernissen van de promotors, meer bepaald onderlinge hulp waartoe huidige en toekomstige bewoners steeds moeten bereid zijn.

ONTWIKKELINSSTRAAT
Nog een straat van "La Cité Moderne", met aanleg en benaming dus ook van 1925. Eens te meer moet worden x beroep gedaan op de filosofische ondergrond van de complexgedachte, waarin het geloof in de vooruitgang de mensheid voorhanden is.
ONZE-LIEVE-VROUW VAN FATIMALAAN

Aangelegd in 1955 is deze laan het vervolg van Georges Remystraat. De benaming werd haar gegeven op 20 juli 1955 (doch meer bepaald als straat) en dit verzoek van de onderpastoor van de Basiliek; het verzoekschrift was begeleid door een petitie van de parochianen. Het hoofdargument was het feit dat een huis werd gesloopt in de nabije Ganshorenstraat en dat gevel van dat huis versierd was met een beeld van O.L van Fatima; rondom dat beeld hadden de parochianen gewoonte, in de maand mei van ieder jaar, dagelijks samen te komen om te bidden. De overheid werd daarbij verzocht het beeld in de gevel van de nieuwe straat plaats te geven en zo is het voornoemde beeld te zier een muurvak van nummer 26 in de laan.

Einde 1955 werd de straat een laan, gelijktijdig met de Herderinstraat: beide verkeerswegen kregen aldus een meer indrukwekkende benaming, enigszins gerechtvaardigd door hun breedte en door de aanwezigheid van bomen aan de twee kanten. Het beeld van O.L.V. van Fatima werd luisterrijk in de nis geplaatst tijdens een speciale plechtigheid op 1 mei 1956, in de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het college.

Hierbij willen wij eraan herinneren dat in 1917 te Fatima, een kleine stad in Portugal, drie jonge herders verklaarden dat de Heilige Maagd hun was verschenen en dit op zes verschillende dagen. De plek werd bijna onmiddellijk een belangrijk pelgrimscentrum en het eerbetoon aan O.L.V. van Fatima spreidde zich in korte tijd over gans de christenwereld.

OPENLUCHSTRAAT
Deze verkeersweg werd in 1931 gedecreteerd bij Koninklijk besluit, maar hij was reeds lang daarvoor voorzien en zo is het dat de benaming gegeven werd op 30 september 1924, eens te meer zonder enige verklaring in de gemeentearchieven.
Bernaerts schrijft dat de naam te wijten is aan de benaming van een villa "Openlucht", maar we hebben niets gevonden om deze mening te staven. Op de hoek met de Georges Remystraat staat een herberg met opschrift "In de Openlucht", maar deze benaming is toe te schrijven aan de straat, niet het tegenovergestelde (de herberg is jonger dan de straat)...

Gelet op het feit dat de straat aan de grens ligt van "La Cité Moderne" die toen, in 1924, volop in opbouw was en gelet op het feit dat de nieuwe bouwwerken het kenmerk droegen van openluchtige huizen en hoven (dat was feitelijk het doel zelf van de samenwerkende maatschappij), zo menen we te mogen besluiten dat ook hier de algemene ideologie, aan de grond van de nieuwe constructie, een rol heeft gespeeld.

Deze verklaring sluit helemaal niet uit dat in de omgeving een villa "Openlucht" zou hebben bestaan...

OPENVELDSTRAAT
Deze verkeersweg, met de benaming (vaak ook "Opene-veld"), vindt men in de oudste gemeentedocumenten (tot in de XVIIde eeuw); de naam heeft klaarblijkelijk verband met de wijd open landvlakte waardoor de weg zich ontplooide. In 1912 voorzag de gemeenteoverheid de verbreding en verbouwing van de weg 6 genaamd Dendermondestraat tot de weg 5 genaamd Groenstraat; de kadastrale plannen wijzen erop dat alléén onbebouwde gronden in het gedrang werden gebracht.

Het gedeelte tussen het Oscar Ruelensplein en de Gentsesteenweg was, in de eerste jaren van deze eeuw, nog een smalle aardeweg, zoals blijkt uit een prentkaart van die tijd. Het nummer 100 is een gemeentelijke kindertuin (nr 2), ingehuldigd op 10 september 1962 en de nummers 101 tot 107 werden in datzelfde jaar uit de nummering van de straat weggehaald om vervangen te worden door het ensemble Jean-Christophe, met speciale nummers.

OSCAR RUELENSPLEIN
Ocar Ruelens, geboren in 1850 en gestorven in 1922 te Sint-Agatha-Berchem (in zijn huis gelegen 90, Openveldstraat) was een zeer aanzienlijke grondeigenaar en tevens ook een zeer belangrijke bouwondernemer, van wie zeer vaak melding wordt gemaakt met de families Gisseleire en Versé. Bij zijn dood liet hij aan de gemeente een belangrijk legaat (50.000,- van die tijd) ten voordele van de armen en behoeftigen. In 1911 wordt hij vermeld als eigenaar van een "kasteel" in de Openveldstraat, gebouw dat door vluchtelingen tijdens de oorlog 1914-1918 zal worden bezet en daardoor veel schade zal ondergaan. In 1919 werd hij door de gemeente gelast een openbaar plein aan te leggen op de kruising van de Egide Winteroystraat, de Strijdersstraat en de Josse Goffinlaan (moderne benamingen), plein dat de naam "Groenplein" zou dragen; het werk werd niet uitgevoerd...

Op 23 maart 1933 besliste het schepencollege aan het kruispunt Openveldstraat-Strijdersstraat de naam "Oscar Ruelensplaats"(sic) te geven, later verbeterd in plein. Hier (nr 13) bevinden zich de gebouwen van het Koninklijk Technisch Atheneum, gesticht in 1963, met wijkscholen, een kindertuin (1971) en een basisschool (1973), in de Gulden Koornstraat.

PIERRE VEREMANSTRAAT
De wandelaar moet wel verbaasd zijn als hij beseft dat deze "straat” slechts een kronkelend voetpad is, waarlangs niet één gebouw bestaat; niet het minste straatnaambord is er te lezen. Deze "straat" is verdwenen bij het verbouwen van de omgeving en het oprichten van de instellingen voorzien rondom het Pirsoulpark.

Natuurlijk had deze verkeersweg vroeger een veel grotere betekenis en werd in de volksmond aangeduid met de naam "Kruisweg". Hij leidde toen van de Kerkstraat naar de kruising Bloemkwekersstraat, Vijf Wegenstraat (i.e. nu Hubert Blauwetstraat); men vergete niet dat te dien tijde de Koning Albertlaan niet bestond.

De benaming werd gegeven op 16 september 1930, ter herinnering aan de Berchemse soldaat Pierre Vereman, van het 17e artilerieregiment, gestorven voor Belgie" te Rosendael (Frankrijk) op 21 januari 1919 en geboren te Maxenzele op 28 september 1875. Zijn naam is te lezen op het monument in het oude kerkhof.

PIRSOULPARK
Eertijds was dit een grote private hof, achteraan een statig gebouw op de hoek van de Joseph Mertens- en de Pierre Veremanstraat. De eigenaar was een zekere Pirsoul, gezaghebber bij de Nationale Bank, die er lange tijd met zijn familie woonde. Later verhuurde hij het goed en verkocht het ten slotte aan de gemeente in 1956.

De overheid maakte er een openbaar park van, dat officieel als zodanig werd ingehuldigd op 1 mei 1956. Toen reeds was sprake het gebouw om te zetten in gezondheidscentrum; heden dient het als tehuis voor het Franstalige "Office de la Naissance et de l'Enfance" en meer bepaald voor raadplegingen voor zuigelingen.

De gemeente heeft ook nabijgelegen gronden aangekocht en een kinderplein aangelegd; er bestaan projekten betreffende het oprichten van een laagbouw als kinderkribbe en kinderbewaking.

POOLSTERSTRAAT
Tijdens zijn zitting d.d. 17 december 1958 heeft het college beslist alzo te noemen, de nieuwe straat tussen de Groot-Bijgaardenstraat en de Mathieu Pauwelsstraat, en gelijktijdig werden de benamingen Zenitstraat, Sextantstraat en ook Segmentstraat toegekend (cf. Zevensterrenstraat en Potaardestraat).

Al deze namen van astronomische aard zijn, zoals reeds gezegd, te wijten aan het naambord "In de Zevesterre", van een oude en vermaarde herberg gelegen in de GrootBijgaardenstraat. In 1930 had deze herberg haar naam gegeven aan de straat rechtover haar vroegere ligging (thans een appartementsgebouw).

De zevensterren waren de zes van de Grote en de Kleine Beer en de schitterende Poolster, de enige die met het blote oog kan worden gezien.

In de straat bevindt zich de gemeenteschool nr 1.

POPULIERENOORD
Dit "oord" dagtekent van 1954 en op 25 maart van dat jaar besliste het college hem deze benaming te geven, trouwens gelijktijdig met het Bloemenoord. Wij herinneren eraan dat de Commissie voor Toponymie en Dialectologie bezwaar liet kennen tegen het woord “oord" (te vervangen door "gaarde").

De gemeenteoverheid behield de twee reeds in voege zijnde benamingen, maar zou later rekening houden met de opmerking van de commissie (zie Hortensiasgaarde en Beekgaarde). Ook de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe liet bezwaar kennen, aangezien ze reeds op haar gebied een populierenoord had; de bemerking bleef zonder gevolg.

POTAARDESTRAAT
De weg nr 11 genaamd "Potaerdebaan" komt voor in de documenten van het begin van de XIXde eeuw, en zijn belang blijkt uit het gebruik van het woord "baan" en niet "weg" of "straat". Hoger reeds hadden we de gelegenheid de lezer attent te maken op het feit dat de Berchemse bodem rijk was aan zand en aarde geschikt voor bakstenen. Documenten uit de XIXde eeuw en het eerste deel van de XXde eeuw vermelden zeer vaak het bestaan van steenbakkerijen. De benaming Potaardestraat is oud en van populaire oorsprong en heeft stellig betrekking met de aanwezigheid in de streek van een potaardegroef.

Op 17 december 1958 besloot het college een deel van de straat om te dopen (gedeelte tussen de Koning Albertlaan en de Zenitstraat) voor een nieuwe benaming "Segmentstraat". Het besluit werd echter nooit uitgevoerd, de straatnaamverandering stuitte op weerstand van de bewoners. Het besluit werd ingetrokken en de oude naam bleef aan het geheel van de verkeersweg.

Volledigheidshalve vermelden wij dat te Wezembeek-Oppem ook een Potaardestraat bestaat en dat de Potaardegatstraat op SintJans-Molenbeek ook enige verwarring kan verwekken. Niettegenstaande deze eventueel storende homonymie heeft de gemeenteoverheid de aloude naam met folkloristisch karakter willen handhaven, als een van de "monumenten" (in beperkte betekenis) van Sint-Agatha-Berchem.

PROSPER PRESERSTRAAT
Het project de Soldatenstraat door een verkeersweg te verbinden met de Kerkstraat is tamelijk oud, maar de praktische verwezenlijking bleef lang achter, voornamelijk wat betreft het uiteinde in de Kerkstraat, veel lager gelegen. De straat werd voor het verkeer opengesteld in 1956, zonder uitgang nochtans; in 1958 werd in de Kerkstraat een houten trap aangelegd, waarmee voetgangers de Prosper Preserstraat konden bereiken; in 1963 werd de straat geplaveid en in 1964 werd de heden nog bestaande stenen trap gebouwd. Zonder uitgang heeft de straat een kalm karakter in een stille omgeving.

Zeer vroeg had de straat haar benaming gekregen, namelijk op 5 mei 1931. Ze heeft als doel de herinnering te bewaren van de korporaal bij het 1ste carabiniersregiment Prosper Preser, woonachtig te Sint-Agatha-Berchem, geboren te Sint-Jans-Molenbeek op 22 augustus 1890, gesneuveld te Caeskerke op 23 augustus 1915 (net 25 jaar oud). Zijn naam is geschreven op het monument in het oude kerkhof.

RAVOTTERIJSTRAAT
Bij gebrek aan specifieke documenten dateren we de benaming van deze straat, zoals de andere straten en pleinen in de "Cité Moderne", van het jaar 1925 waarin de wijk werd ingehuldigd. Ook hier houdt de straatnaam verband met de filosofische strekking van de promotors en meer bepaald, met hun zorg ter beschikking van de jongeren speelruimten te stellen; voor hedendaagse bezoekers mag deze infrastructuur tamelijk primitief en ontoereikend voorkomen, maar voor deze periode ging het zeker om een nieuwe en ongewone inachtneming.

RENÉ COMHAIRELAAN
Voorzien vanaf 1914 met de benaming "verlengde Basilieklaan" verbindt deze weg de Gentsesteenweg met de Groot-Bijgaardenstraat, aldoor de Soldatenstraat.

Op 6 december 1945 besliste het schepencollege haar de naam van René Comhaire te geven, dit ten gevolge van "zijn patriotische dood". Het straatbord draagt tevens de vermelding : "Door de Duitsers gefusilleerd de 13e januari 1943".

In de gemeenteregisters van de Burgerlijke Stand hebben wij opzoekingen gemaakt en zo vonden wij, overgeschreven in 1947, de volgende doodakte in het frans opgesteld "L'an 1945, le 3 mai est décédé à Baie Lubeck (Allemagne), COMHAIRE Jean Arthur Louis René, né à Ledeberg le 28 août 1924, célibataire, fils de René Jean Comhaire et de Lucienne Vynckier, domiciliés en dernier lieu à Berchem-Sainte-Agathe, chaussée de Gand 1110". Dit document vermeldt de vader René Comhaire, overleden 13 januari 1943 en eponiem van de laan, op de hoek waarvan hij met zijn familie leefde.

Een ander document leert ons dat de genaamde Comhaire Jean (de zoon) in Duitsland is gestorven en begraven en dat de moeder, Vynckier Lucienne, weduwe Comhaire René, uit de concentratiekampen in 1945 als politieke gevangene is teruggekomen.

Andere archiefstukken vermelden dat de gemeente twee weerstanders telt, die door de Duitsers werden neergeschoten, Heymans Hubert (cf. de straat met deze naam) en Comhaire René.

De zoon, Jean, werd aldus door de Duitsers gearresteerd en naar Duitsland weggevoerd waar hij in 1945 overleed; de vader, René, was op 13/1/1943 door Duitsers gefusilleerd (hierover hebben we geen documenten).

Indien de oude "verlengde Basilieklaan" alleen de naam van de vader draagt, toch moet men beschouwen dat aldus eer wordt gebracht aan gans deze familie weerstand die haar patriotische houding zeer duur heeft betaald.

De René Comhairelaan is een zeer mooie en brede weg waarin menig gebouw het kenmerk heeft bewaard van residentieel karakter van de gemeente, in de tijd dat de rijke burgerij uit Brussel hier haar buitenverblijf had. Hier vindt men nog, zoals in de de Sellier de Moranvillelaan, grote villa's met hoven en grasperken meer bepaald op nr. 59, een kasteelachtige constructie die herinnert aan het "kasteel Gisseleire" verdwenen in 1963, op de hoek van de Gentsesteenweg en de Basilieklaan en ook aan het steeds bestaande "Trianon Sans-Souci" van Jean-Baptiste Vanden Driesch, in de straat met deze benaming, maar onzichtbaar geworden ten gevolge van de huizen die vóór deze prestigewoning werden opgericht Jean-Baptiste Vanden Drieschstraat, tussen nr. 12 en 18).

ROZENGAARDSTRAAT
Het aanleggen van deze straat, in 1955, tussen de Groot-Bijgaardenstraat en de Wilderstraat, vergde het verplaatsen van grote hoeveelheden grond, dit ten gevolge van het aanzienlijke hoogteverschil tussen de twee kanten van de weg. De benaming werd op 25 augustus 1955 door het college toegekend en staat logisch in verband met de nabijgelegen Bloemkwekersstraat, die ook verantwoordelijk is voor het Bloemenoord en de Hortensiasgaarde.

SAMENWERKERSPLEIN
Dit plein is gelegen in de "Cité Moderne" met, zoals meermaals reeds werd gezegd, een benaming door promotors van de samenwerkende maatschappij gegeven en later door de gemeenteoverheid overgenomen (datum 1925 inhuldigingsjaar van het geheel). Zij heeft natuur als doel te herinneren aan het feit dat de constructie te wijten was aan een goed begrepen samenwerking.

Op het plein bevindt zich het gedenkteken opgericht ter ere van Victor Bourgeois, de stedebouwkundige die de plannen van de nieuwe wijk tekende. In 1935 was hij verantwoordelijk voor het paviljoen van Belgisch Kongo, in de Internationale Expositie van Brussel. Ook vinden hem terug bij het oprichten, in 1959, steeds ten dienste van de S.M. "La Cité Moderne", van de nieuwe opbouw genaamd ensemble Jean-Christophe.

SAINT-MOULINPARK
Dit park is gelegen tussen de Soldatenstraat en de Dokter Charles Leemansstraat en de naam is die van de familie de Saint-Moulin; ze woonde in de Soldatenstraat, nrs 49 en 51 en verkocht een tamelijk uitgestrekt grondgebied samen met de gebouwen die er stonden. De gemeente, die het geheel had aangekocht, gebruikte het voor verscheidene doeleinden; men vindt er thans een Franstalig cultureel trefoord.

SCHOOLPLEIN
De eerste gemeenteschool te Sint-Agtaha-Berchem werd opgericht in 1859. Vóór het slopen van de gebouwen, waar heden het uitgebreide Dokter Schweitzerplein zich uitstrekt, bevond de school zich juist naast het verdwenen gemeentehuis, in de Soldatenstraat. De nieuwe schoolgebouwen werden in 1935 ingehuldigd, met strenge scheiding tussen jongens en meisjes (in de steen gebeitelde opschriften "Meisjesschool" en "Jongensschool"), iets dat toen normaal was en kenschetsend is voor het verleden, maar dat helemaal verouderd en eigenaardig voorkomt.

Vóór het vroegere schoolgebouw lag toen de Schoolstraat, die liep tot de Dokter Charles Leemansstraat. Om dezelfde redenen die de naamverandering van de Gemeenteplaats als gevolg hadden (homonymie met verkeerswegen van andere gemeenten in dezelfde postsector) werd de Schoolstraat op 22 december 1965 omgedoopt in Schoolplein.

De nieuwe schoolgebouwen (men leest er een opschrift met de precieze inhuldigingsdatum, 1 augustus 1935) werden gedeeltelijk benuttigd door het Koninklijk Atheneum van Koekelberg, van 1944 tot 1947, wegens nijpend gebrek aan lokalen. Sinds 1962 vindt men er ook een muziekschool, die in 1968 muziekacademie is geworden. Tegen de muur in de grote gang in de school prijkt de herdenkingssteen met de namen van de oudleerlingen voor het vaderland gestorven in de oorlog 1914-1918. Op deze steen lezen we namen die nagenoeg allen werden toegekend aan gemeenteverkeerswegen: C. Becqué, H. Becqué, A. Denie, E. Heylens, J. Mertens, E. Van Overstraeten, G. Moureau.

SERRESTRAAT
Een tamelijk recente straat in de nieuwe wijk van de Hogenbosstraat met in- en uitgang in de Tuinbouwstraat, zodat de Serrestraat een soort gesloten woonerf uitmaakt.

De benaming is van 9 december 1982 en heeft duidelijk betrekking met de tuinbouwwerkzaamheden die alhier vroeger werden uitgeoefend (cf. ook Tuinbouwstraat).

SEXTANTSTRAAT
Deze straat is de verlenging van de Mathieu Pauwelsstraat, tussen de Poolsterstraat en de Zenitstraat, en zoals voor deze twee straten, is de benarning toe te schrijven aan het bestaan van de oude herberg "In de Zevesterre" gesloopt in 1962 (cf. Zevensterrenstraat).

De benaming werd gegeven op 17 december 1958, tamelijk lang voordat de straat werd aangelegd. Het is wellicht niet nutteloos te vermelden dat de sextant een meettoestel is, meestal astronomisch gebruikt, waarmee de hoogte van de zon en andere hemellichamen kan worden berekend. De benaming is dus in duidelijk verband met de andere "astronomische" straatnamen in dezelfde wijk.

SOLDATENSTRAAT
Een zeer oude straat, reeds vermeld in documenten van het begin van de XIXde eeuw, maar alleszins nog ouder. De "tableau d'assemblage du plan cadastral" in 1811 opgesteld door het Frans bewind van Napoleon heeft het over de "chemin n°3 dit rue des Soldats", verkeersweg van eerste klasse tussen de "pavé de Gand" (=Gentsesteenweg) en de "chaussée de Grand-Bigard".

In 1913 werd de straat enigszins verbreed en later onderging ze allerlei veranderingen, nochtans zonder dat de oorspronkelijke richting gewijzigd werd. Haar aanknooppunt met het Gemeenteplein (thans Dokter Schweitzerplein) werd grondig aangepast aan de nieuwe toestand veroorzaakt door het bouwen van de nieuwe schoolgebouwen en de nieuwe kerk, alsook door het optrekken van de hoogbouw ter vervanging van het oude gemeentehuis en de omliggende constructies.

De naam van de Soldatenstraat ook is zeer oud, zodat de verklaring ervan moeilijk te vinden is. De meeste oude benamingen in de volkstaal gebruikt, zijn zelfverklarend en zonder moeite begreep eenieder als er sprake was van Hunderenveld, Hogenbos, Hoogveld. en ook Kasterlinden, zelfs Katteput en Kattestraat. Wat de Soldatenstraat betreft is dat niet het geval en er bestaat allerhande uitleg over die "soldaten" die hun naam aan de straat hebben gegeven.

Uit de geschiedenis leren wij dat, tussen 1745 en 1749, onze streken door de Fransen werden bezet, die de Oostenrijkers hadden verjaagd. Deze militaire gebeurtenissen hadden zeker troepen bijeengebracht in de omgeving van Brussel, troepen die natuurlijk moesten gelogeerd worden en onderhouden.

Dat zal ook wel het geval geweest zijn in de jaren 1789-1790 gedurende dewelke de kortstondige Republiek van de Verenigde Belgische Staten werd geschapen en ten gronde ging. lets later kwamen de Franse revolutietroepen terug (Jemappes 1792) en het jaar daarop (Neerwinden) opnieuw de Oostenrijkers; ten slotte betekende de slag bij Fleurus (1794) de definitieve bezetting door de Fransen.

Dat alles bewijst dat soldaten in de streek niet ontbraken, vooral op strategische punten zoals voornane verkeerswegen en, wat Sint-Agatha-Berchem betreft en naburige dorpen, de Gentsesteenweg en de Groot-Bijgaardenstraat. Er zijn documenten die wijzen op de aanwezigheid van Franse cavaleriesoldaten in 1746 te Ganshoren, te Jette en ook te Sint-Agatha-Berchem en dit was geen uitzondering. Nolens volens hadden de inwoners al deze troepen te logeren en hun aanwezigheid ging natuurlijk gepaard met vorderingen, opeisingen en allerlei andere weinig aangename gebeurtenissen.

In de geest van tijdgenoten en het geheugen van latere generaties moeten de pijnlijke herinneringen uit die beroerde tijden stellig overleefd hebben, alleszins in een voldoende maat opdat de weg waarlangs soldaten gehuisvest waren in de volksmond als "soldatenstraat" zou worden bestempeld.

Naast de in 1935 ingehuldigde schoolgebouwen is de merkwaardige gemeentelijke bibliotheek opgericht, met als benaming "Georges Rens"; deze was voorzitter-stichter van de Samenwerkende Maatschappij "La Cité Moderne" en in de wijk, door deze maatschappij in 1922-1925 aangelegd, werd door Georges Rens een bibliotheek gesticht, die later door de gemeente werd overgenomen en naar de Soldatenstraat verplaatst.

Bij de schoolmuur staat een herdenkingsplaat, ingehuldigd op 6 september 1969, ter ere van leden van de O.M.B.R., welke tijdens de oorlog 1940-1945 in Duitse concentratiekampen zijn omgekomen; we vinden er de naam van de Berchemnaar Hubert Heymans, van wie een straat de naam draagt.

Men weze ook oplettend voor het huis nr 32 in de straat; het is immers één van de enkele Berchemse boerderijen die tegenwoordig nog bestaan en getuigen van het landelijke verleden van de gemeente.

STATIEPLEIN
De spoorweglijn 50 Brussel-Denderleeuw-Aalst-Gent werd aangelegd 1853-1855 en het is waarschijnlijk dat een stationgebouw in die tijd werd opgericht. De bezoeker heeft stellig niet de indruk dat veel werd vernieuwd sinds de oprichting... Het pleintje gelegen voor de constructie had waarschijnlijk ook toen reeds de benaming "Statieplein'. Het naambord aangebracht tegen de muur van het hoekhuis draagt deze benaming, niettegenstaande het feit dat de Commissie voor Toponymie en Dialectologie heeft laten opmerken dat het woord "statie" Zuidnederlands is en moet vervangen worden door "station". Wij menen nochtans dat deze "verkeerde" benaming een echt folkloristische waarde heeft en als dusdanig mag worden bewaard.

Het Statieplein heeft een tamelijk armzalig uitzicht en misschien zal de in bouw zijnde nieuwe Technologiestraat met de technisch-commmerciële instellingen aan de wijk een nieuw leven geven...

STICHTINGSTRAAT
Nog een verkeersweg in de "Cité Moderne". Straat en naam zijn te dateren van 1925 (huldigingsjaar van het geheel). De benaming houdt klaarblijkelijk verband met de onderhandelingen betreffende de stichting van de samenwerkende maatschappij, verantwoordelijk voor het gebouwengeheel; deze stichting had plaats in 1922 en, zoals gezegd, was de sociale zetel gevestigd 276, Leopold II laan.

STRIJDERSTRAAT
Het gaat hier om het einddeel (van de "hoeve Winteroy" tot de Gentsesteenweg) van de oude weg 5, genaamd Groenstraat, die liep van de Koekelbergse hoogvlakte (Basiliek) tot de steenweg, met een bocht rechts aan de "hoeve Winteroy" en die uitkwam rechtover de Hubert Blauwetstraat. De oudheid van de weg is bewezen door documenten uit de vorige eeuwen, maar de toestand van deze nochtans belangrijke baan blijkt uit het feit dat nog in 1853 het schepencollege heeft beslist de straat met plaveistenen te voorzien op een lengte van 100 meter tegenover "Den Ouden Carel" in de grote steenweg...

Op 17 augustus 1920 besloot de gemeenteraad (niet het college) de oude benaming te veranderen in die van "Strijdersstraat”, met als doel het aandenken te vereeuwigen van de inwoners voor het vaderland gestorven (cf. ook Hubert Blauwetstraat).

Van 1908 tot 1960 was de straat voorzien van een tamelijk hoge watertoren, die zeer vaak op oude prentkaarten wordt weergegeven.

TECHNOLOGIESTRAAT
Het betreft hier een nog niet afgewerkte verkeersweg tussen de Nestor Martinstraat en de Gentsesteenweg, aan de grens met Zellik. De maatschappij "Berchem Technology Center" bouwt hier een nieuwe wijk met technologische en commerciële strekking en de baan in aanleg geeft reeds nu een zeer bevallige indruk. Een toegang naar het plein Statieplein is voorzien en daardoor zal dit plein alleszins een meer levendig karakter hebben.

Tijdens de zitting van 20 december 1990 keurde gemeenteraad het voorstel van het college goed, waarbij de nieuwe straat "Technologiestraat zou genaamd worden,steunend op de naam van de bouwende maatschappij en op aard van de nieuwe baan.

TUINBOUWSTRAAT
Deze straat, met in- en uitgang in de Hogenbostraat, vormt met de Serrestraat, die gans erin begrepen is, een gesloten geheel, waarvoor nochtans een doortocht voor voetgangers is voorzien naar de Ferdinand Elbersstraat (op Sint-Jans-Molenbeek).

Op 18 mei 1960 werd de benaming door het schepencollege beslist en het is duidelijk dat ze betrekking heeft op tuinaanleg en tuinbouw die in het gebied in voege waren (of geweest waren). Het aanleggen van de straat verliep niet zo vlug en zo lezen we dat, in 1962 nog, de overheid enkele camions met as en sintel als wegbedekking liet uitstrooien.

De straat is heden voleindigd in de kalme en luchtige omgeving van de Hogenbosstraat die, ons insziens mag beschouwd worden als één der mooiste plekken van de gemeente.

WEILANDSTRAAT
Tijdens de zitting van het schepencollege op I oktober 1954 werd deze benaming gegeven aan de straat die de Groot-Bijgaardenstraat (aan haar begin, kant Molen beek) moest verbinden met de Hogenbosstraat. Doch deze baan werd niet voltrokken tot deze straat, waartoe een toegang slechts voor voetgangers mogelijk is langs een smalle voetweg; de Weilandstraat is aldus feitelijk zonder uitgang voor het verkeer. De weg werd vroeger aangeduid met het nummer 25 en in de volksmond genaamd "Dwarsstraat", met een duidelijke betekenis. Het weiland waaraan de huidige naam is ontleend, is steeds voorhanden en voor wie van op de Hogenbosstraat naar beneden kijkt strekt het zich uit als een grote groene grasvlakte. Het is stellig te hopen dat de bouwijver van immobiliënpromotors zal kunnen weerhouden worden en dat dit "monument" van het Berchemse schone zal bewaard blijven

WILDERSTRAAT
De "Wilder", vaak ook genoemd "Koninksbos" (naar de naam van de laatste eigenaar), is een zes hectaren grote groenstrook, gelegen tussen de Groendreefstraat, de Kasterlindenstraat, de Maricollendreef en de Wilderstraat. Met de naam "Wilder" werd eertijds een grondstreek aangeduid, als dusdanig vermeld in de oudste gemeentedocumenten, wellicht in verband met het tamelijk wild karakter van het beboste geheel. Het betreft namelijk een half-natuurlijke biotoop met aanzienlijke waarde op ecologisch gebied.

Tijdens een plechtigheid die plaats vond op 9 september 1990 ter gelegenheid van de "Dag van het Patrimonium" werd de Wilder, door een erfpacht van negenennegentig jaar, overgemaakt aan het Ministerie van het Brussels Gewest, zodat het behoud van het goed verzekerd wordt tegen de vraatzucht van de bouwpromotors...

De straat werd, wat de aanleg betreft, gedecreteerd in 1933 (alvorens was ze een eenvoudige landweg); de benaming werd reeds vroeger en meer bepaald op 16 september 1930, officieel door het schepencollege toegekend.

ZAVELENBERGGAARDE
Op 16 juni 1965 besliste het college deze naam te geven aan de nieuwe verkeersweg met ingang in de Klissenlaan. De bouwwerken werden reeds in 1963 toegestaan aan de "Société Nationale de Logement". De benaming "Zavelenberg" is oud en wordt in documenten van het begin der vorige eeuw meermaals vermeld, soms onder de Franse vorm "Montagne de Sable". Het is een volksplaatsnaam voor een zandgroeve (met zandhoop) zoals er meerderen in Berchem bestonden (cf. Zavelput en ook Potaardestraat); in 1864 nog werd de eigenaar van de Zavelenberg door de gemeente gelast de nodige zandhoeveelheid te leveren voor het reeds begonnen plaveien van de weg "achter de herberg Keyzer Karel" (d.i. waarschijnlijk de huidige de Selliers de Moranvillelaan).

Toen Berchem besliste de nieuwe verkeersweg "Zavelenberggaarde' te noemen liet de gemeente Oudergem weten dat op haar gebied en sinds twee jaar een Zavelenberg - Montagne de Sable" bestond. De bemerking had geen verder gevolg en de naam werd behouden wegens de gehechtheid van de overheid aan de folkloristische waarde en haar streven naar het behoud van een groenstrook waarvoor allerlei ecologische verenigingen zich inspannen.

Het valt niet te loochenen dat de uitgestrekte landelijke buurtstrook, met weiden en bosgronden, in de onmiddellijke nabijheid van de verstedelijkte Dendermondestraat en vooral Keizer Karellaan, een waardevol landschap voorstellen. Het is aldus verheugend dat het geheel, zoals de Wilder, ten slotte is overgemaakt aan het Brussels Ministerie voor Milieubehoud.

Op 25 maart 1974 sloot de gemeenteoverheid een akkoord met de eigenaar, waarbij een deel zou worden omgebouwd in een klein speelplein voor kinderen; een voetpad werd aangelegd dat vanaf de Gentsesteenweg naar dit speeltuintje leidt.

STEENWEG OP ZELLIK
Feitelijk gaat het hier om een deel van de Gentsesteenweg, tussen de de Selliers de Moranvillelaan en de Keizer Karellaan. Voorzien reeds in 1948 werd dit gedeelte slechts later aangelegd en de benaming dagtekent van de zitting van het college, op 7 maart 1957.

ZENITSTRAAT
Deze tamelijk recente verkeersweg werd aldus genaamd door het schepencollege op 17 december 1958. Zoals een reeks andere straten is ook haar naam in verband te brengen met het bestaan van de oude herberg "In de Zevesterre" die in 1962 werd afgebroken. Men leze hieromtrent wat gezegd wordt over de Poolster- en de Sextantstraat en ook wat volgt betreffende de Zevensterrenstraat.

In de Zenitstraat bestaat een gesloten inbouw zonder speciale benaming en met de huisnummers 53 tot 65. In 1975 werd het voorstel ingediend aan dit ingesloten gedeelte van de straat de naam "Zenitgaarde" te geven, maar het voorstel is zonder gevolg gebleven.

Het is wellicht niet nutteloos te noteren dat het zenit, dat punt van het hemelgewelf aanduidt, dat het hoogtepunt verticaal boven het hoofd van de waarnemer betekent.

ZEVENSTERRENSTRAAT
Over deze straat hebben we het reeds meermaals gehad. Reeds in 1913 werd het aanleggen van de straat voorzien, op de ligging van het oud voetpad nr 16, maar eerst later werd ze werkelijkheid; nog in 1927 besloot het college over de voetweg een laag as en sintel als bedekking te laten strooien.

De benaming is van 16 september 1930 en staat in verband met de zeer oude en vermaarde herberg "In de Zevesterre", gevestigd op de plaats waar thans een appartementsgebouw is opgetrokken, rechtover de straat, en dat dagtekent van 1963. De herberg werd natuurlijk afgebroken, sloop die door de gemeenteoverheid werd beslist in 1962, mits "het bewaren voor later gebruik" van een zeker aantal bouwelementen.

Zo is het dat een reeks balken en liggers in 1964 werden verkocht aan de heer Guy de Saint-Moulin (cf. Saint-Moulinpark) en, in 1965,een andere reeks aan een koper uit Zaventem; dit bewijst dat het ging om tamelijk waardevol materiaal, van merkwaardige kwaliteit.

"In de Zevesterre" was, zoals ook "Karel houd de Lanteerne" en "In de Kroon", een aloude dorpsherberg waar '5 zondags stedelingen uit Brussel lokaal bier en boterhammen met witte kaas kwamen gebruiken. Na het verdwijnen van zijn herberg kreeg de vroegere eigenaar (met heimwee vervuld ?) toelating van de gemeenteoverheid een café te openen in nr 63 van de Bloemkwekersstraat. Op het venster van dit café zijn zeven sterren afgebeeld, waaronder grotere; dit zijn de sterren van de Grote en de Kleine Beer, alsook de schitterende Poolster.

Die eigenaar is verdwenen, andere uitbaters zijn gekomen, maar de benaming "In de Zeven Sterren" is gebleven.We verwijzen hier de lezer naar wat hoger werd gezegd ter gelegenheid van de namen Poolsterstraat, Sextantstraat en Zenitstraat.
 

SLOTBESCHOUWINGEN

Aan het einde gekomen van deze studie over de honderdentwaalf benamingen van straten, lanen, pleinen en parken in de gemeente, beschouwen we het als relevant een classificatie op te stellen, steunend op bepaalde gemeenzame eigenschappen die onder hen bestaan.

In een eerste groep wensen we samen te brengen namen die chronologisch oud zijn, berusten op een volksgebruik en een echte folkloristische betekenis hebben. Ook indien de benaming laattijdig werd toegekend, mag zij worden beschouwd als "monument" (in de enge betekenis van het woord) van de lokale geschiedenis, als een erfenis uit het verleden, als een te handhaven patrimonium.

De gemeenteoverheid heeft dit meestal goed begrepen en enkele uitzonderingen daargelaten, is dit patrimonium bewaard gebleven.

In de loop van de jaren en de omstandigheden zijn verdwenen: de "Hollestraat (i.e. Ferdinand Elbersstraat), de "Groenstraat" (i.e. Strijdersstraat), het oud "Gemeenteplein" (i.e. Dokter Schweitzerplein), maar we hebben heden nog de Broekstraat en Broekweg, de Kortestraat, de Hoogveldlaan, de Hogenbosstraat, 't Hof te Overbeke, de Potaardestraat, het Hunderenveld, de Kasterlindenstraat, de Katteput, de Openveldstraat, de Wilderstraat, de Zavelenberggaarde en ook de Kattestraat (met de verklaring katte=kade, kaai, aarden verschansing).

Wegens chronologische redenen voegen we hierbij de Soldatenstraat (benaming reeds in voege einde XVIIIde eeuw), waarvan de verklaring niet al te zeker mag schijnen, maar die toch ook, zoals de andere, uit de oude volkstaal komt.

Men zal merken dat deze eeuwenoude benamingen vanzelfsprekend zijn en een duidelijke betekenis hebben. Daarom ook menen wij in deze eerste groep te mogen rangschikken een reeks andere namen, min of meer oud, waarvan de betekenis voor de hand ligt, aangezien ze een gebouw of een plaats aanduiden, waartoe ze leiden.

Zo hebben we, reeds vermeld vanaf het begin van de vorige eeuw Dendermondestraat, Dilbeekstraat, Kerkstraat en Kerkplein, Gentsesteenweg, Ganshorenstraat, GrootBijgaardenstraat, Klein-Berchemstraat en ook Groendreefstraat, zo men beschouwt dat deze liep vanaf de oude kerk tot het Hoogbosch op Molenbeek.

Veel jonger van dezelfde aard, zijn de Basilieklaan, het Schoolplein (voorheen Schoolstraat), de Frans Gasthuislaan, de Koekelberglaan, de Maricollendreef, de O.L.V. van Fatimalaan, de Europadorpstraat en de steenweg op Zellik.

In het begin van de Xxste eeuw verschijnen benamingen die plaatselijke personages in ere houden, iets wat helemaal onbekend is in de vorige groep. Sommigen onder deze personen hebben een belangrijke rol gespeeld in het plaatselijk politiek leven, zoals de burgemeesters Josse Goffin, Auguste Van Zande en Charles Leemans, alsook de schepenen Jean-Baptiste Vanden Driesch en Evariste De Meersman, maar ze waren ook belangrijke grondeigenaars, zoals ook waren de families de Selliers de Moranville, Ruelens, Winteroy, Pirsoul, De Mulder, de Saint-Moulin en last but not least, Gisseleire-Versé en dochters Helena en Laura.

In deze reeks zijn ook te rangschikken Ferdinand Elbers en Joseph Genot, gemeentelijke mandatarissen van de grensgemeente Molenbeek, van wie twee straten de naam dragen.

Hierbij aarzelen we niet deze tweede reeks te voleindigen met de Keizer Karellaan (die met zich de Maria Van Hongarijelaan heeft meegebracht) en de Koning Albertlaan. Met hen gaat het stellig niet om plaatselijke personaliteiten stricto sensu; maar de Berchemse legende en het bestaan van de aloude herberg "Karel houd de Lanteerne" hebben toch een naklank van bevoorrechte banden tussen Sint-Agatha-Berchem en de Keizer. En wat betreft Koning Albert, van wie de naam kort na zun troonsbestijging aan een nieuwe laan werd gegeven, mag men beschouwen dat hij gemeen goed was van alle Belgische steden en dorpen, zodat zeer waarschijnlijk er weinigen onder hen zijn die geen Koning Albertstraatlaan zouden hebben.

Een derde groep begrijpt verkeerswegen gewijd aan de slachtoffers van de twee wereldoorlogen. In 1920 hebben we de Strijdersstraat, de Hubert Blauwetstraat en de Gebroeders Becquélaan. In 1930 en in de sfeer van de herdenking van het honderdjarig bestaan van Belgie", worden straten genaamd naar Auguste Denie, Emile Heylens, Joseph Mertens, Louis Desmet, Mathieu Pauwels, Michel Van Nieuwenborgh, Pierre Vereman, Emile Van Overstraeten, Prosper Preser, allen gesneuveld in de oorlog 1914-1918. Enkele jaren later werden twee uitgestelde slachtoffers vereerd : Armand De Neuter, oorlogsvrijwilliger aan de stikgassen ontsnapt en de oorlogsinvalide Georges Remy. De tweede wereldoorlog werd herdacht met straatnamen ter ere van drie door de vijand gedode burgers : René Comhaire, Hubert Heymans en de inwoner van Molenbeek, Fik Guidon. In deze reeks begrijpen we ook de Grand-Halleuxstraat, de gemeente door de oorlog geteisterd en die door Sint-Agatha-Berchem werd geadopteerd.

Een vierde lijst straatbenarningen staat eng in verband met de bouw van de "Cité Moderne" en de ideologie van de bewindvoerders van de verantwoordelijke maatschappij Beheerstraat, Goede Bejegeningsstraat, Initiatiefplein, Moderne Wijkstraat, Onderlinge Hulplaan, Ontwikkelingsstraat, Ravotterijstraat, Samenwerkersplein en Stichtingstraat

Wij menen hierbij te mogen voegen de Openluchtstraat. De latere uitbreiding van de "Cité Moderne", genaamd "Ensemble Jean-Christophe", beantwoordt aan gelijksoortige bekommernissen.

Het langdurig bestaan en het verdwijnen van de oude herberg "In de Zevesterre" hebben een reeks straatnamen ingegeven met "astronomische inslag Poolsterstraat, Sextantstraat, Zenitstraat en Zevensterrenstraat. Wellicht bij deze reeks is te rekenen de Azuurstraat, alhoewel hier de benaming eerder ook berust op politieke plaatselijke aangelegenheden.

Een zesde categorie straatnamen behelst de verkeerswegen in het specifiek milieu van het ogenblik; dikwijls is deze omgeving verdwenen, zodat de benamingen te beschouwen zijn als overblijfselen van het verleden, m.a.w. als "monumenten" van locale geschiedenis Beekgaarde, Landhuizenlaan, Lusthuizenstraat, Klissenlaan, Statieplein, Weilandstraat en Gulden Koornstraat. De benaming van de zeer oude Bloemkwekersstraat ligt aan de grondslag van het Bloemen- en het Populierenoord, van de Hortensiasgaarde en van de Rozengaardstraat.

Wij rekenen bij deze reeks de Louis Braillestraat, zo genaamd ten gevolge van de nabijheid van het Provinciaal Instituut voor Gehoor- en Gezichtsgestoorden.

En zo komen we aan de zevende en laatste reeks straatnamen, berustend op de werkzaamheden die eertijds (gebeurlijk nog) ter plaatse of in de omgeving werden uitgeoefend.

Deze benamingen herinneren aan het ambachtelijk en economisch verleden van de gemeente en als dusdanig te beschouwen als deeluitmakend van haar patrimonium.

De fruitteelt is aanwezig in de Kerseboomstraat en in de Kweepereboomlaan; de tuinbouw vindt men in de Groenteboer-, de Serre- en de Tuinbouwstraat; de bloementeelt overleeft in de hierboven reeds vermelde aloude Bloemkwekersstraat en ook in de Myrtenlaan; de Boerderijstraat en de Herderinlaan wijzen op het vroeger bestaan van landbouw en veeteelt in de wijk.

In deze reeks zijn ook te citeren de Eilandenhoutstraat (houtindustrie), de Nestor Martinstraat (metaalgieterij) en niettegenstaande de ornithologische benaming, de Alcyonsstraat (rijwielmakerij). De laatste van de Berchemse straten, met name Technologiestraat, heeft hier ook haar plaats.

Twee benamingen werden in de vorige opsommingen niet ontmoet, het Jean Monnetpark en het Dokter Schweitzerplein. Stellig zijn allebei indrukwekkend en vol prestige, maar ook duidelijk zonder enige band met het historisch en economisch verleden van de gemeente. Ze zijn het teken van het geleidelijk verdwijnen van het gemeentebewustzijn en wijzen op de fusie van de oude dorpsgemeente in een uitgebreid stadsgeheel.

STRAATNAMEN ZIJN EEN PATRIMONIUM

Ter gelegenheid van de verlopen "Dag van het Patrimonium", waarbij de gemeenten van het land uitgenodigd waren hun "kunstschatten" in ere te stellen, heeft Sint-Agatha-Berchem enkele manifestaties op touw gezet, rondom de oude kerk, bij de gerestaureerde Sint-Agatha-kapel, in de Groendreefstraat, het Wilderbos en de nieuwe kerk.

De schrijver van onderhavig werk, Armand Fougnies, was daarbij aanwezig en het bleek hem duidelijk dat zijn gemeente andere elementen bezit, die als een patrimonium mogen worden beschouwd, een patrimonium zijnde een geheel van goederen uit de familie geërfd.

Het gaat hier over de oude benamingen van plaatsen en straten, die door de overheid werden bewaard en die aldus niet zijn verdwenen samen met het materiële of sociale substraat waardoor zij in het leven werden geroepen :. Broek en Kattebroek, Hoogveld, Hogenbos, Katteput, Hunderenveld, Zavelenberg...

Sint-Agatha-Berchem heeft nagenoeg geen monumenten, in de gewone betekenis van het woord, d.w.z. bouw- of beeldhouwwerken die als doel hebben de gedachtenis van een personage of van een gebeurtenis te herdenken: de oude kerk, het gedenkteken voor de doden van de oorlog 1914-1918, de villa Marie-Mirande, het mausoleum van Rongé-Goffin, het memoriaal Victor Bourgeois, enkele grafzerken in het oud kerkhof. Maar het woord monument heeft ook een andere, meer ongewone betekenis, namelijk die van" document" , voorwerp uit een verleden waarvan het de herinnering bewaart. Zo vindt men in de geschiedenis van de talen "monumenten" betreffende de oudste teksten die in deze talen werden geschreven en die tot ons zijn gekomen: zo is "Le Serment de Strasbourg" van 842 het oudste monument(in lopende tekst) van de Franse taal.

Is het derhalve niet billijk als monument van het verleden van Sint-Agatha-Berchem te beschouwen die oude benamingen, gegrond op sociale en topografische kenmerken van de oorden waar de talrijke generaties die ons voorafgingen hebben geleefd ?

Het is trouwens niet nodig ver in het verleden terug te gaan, en m.i. zijn ook monumenten van verlopen tijden, namen als: Lusthuizenstraat (zonder lusthuizen), Klissenlaan (zonder klissen), Eilandenhoutstraat (mooie naam, maar waar is dat exotisch hout ?), Soldatenstraat (zonder soldaten), Zevensterrenstraat (waar zijn ze ?), Beekgaarde (onvindbare beek) , het Jean-Christophe ensemble (wat heeft Sint-Agatha-Berchem te maken met deze Duitse romanheld uit het werk van de Franse schrijver Romain Rolland?), de Maricollendreef (geen spoor meer van enig nonnetje)...

Al deze benamingen getuigen van een verleden dat, ten gevolge van de verstedelijking, groot gevaar loopt te verdwijnen uit het collectief geheugen.

Wij hebben gepoogd het weinige dat nog overleeft uit dit verleden te redden en daarom werd dit werk geschreven. Moge de bewuste Berchemnaar, die in zijn gemeente wil leven en niet alleen bestaan, en moge de nieuwsgierige wandelaar, die gaarne soms merkwaardige hoekjes ontdekt, meestal niet of weinig bekend, mogen zij allebei in dit bescheiden geschrift de interesse en het genoegen vinden, welke de schrijver heeft gevonden tijdens het opstellen ervan.

OPMERKINGEN

Uit de oude documenten die wij hebben geraadpleegd blijkt dat, tot het einde van de XIXe, de gemeente slechts een gering aantal verkeerswegen telde met een officiële benaming. "Wegen" en "voetwegen" werden aangeduid door een nummer, gebeurlijk gevolgd door een populaire naam, voorafgegaan door het woord "gezegd".

Zo leest men vaak "Weg nr.3 gezegd Soldatenstraat" of "Weg nr.2 gezegd Kattestraat". De meeste verkeerswegen waren niet geplaveid en werden meestal "onderhouden" bij middel van as of sintel.

Het toekennen van een benaming behoort tot de bevoegdheid van de gemeentelijke overheid en meer bepaald (althans wat Sint-Agatha-Berchem betreft), van het schepencollege. Deze overheid nochtans moet allerlei gegevens en aanwijzingen inachtnemen, die het voorwerp uitmaken van een ministerieel rondschrijven van 1972. Zij wordt daarbij ook verzocht advies te nemen bij de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie en eventueel bij de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, maar het advies van deze twee' verenigingen is geenszins bindend en de gemeente blijft meester van haar beslissing. Het wordt haar ook aangeraden de voorziene benaming ter kennis te brengen van de omliggende gemeenten van de agglomeratie, om daardoor soms hinderende gelijkenissen te vermijden.

De rangschikking van de namen van straten, lanen, pleinen en parken is strikt alfabetisch, volgens een reglementaire die voorziet' dat, als het gaat om namen van personen, de eerste letter van de voornaam en, bij gebrek aan voornaam, de eerste letter van de naam, de rangschikking bepaalt. Bij de overige benamingen steunt men op de eerste letter van.het naamwoord of van het bijvoeglijk naamwoord waarmee de straatnaam begint.
 

Heilige Agatha
De naam Agatha zou niet zoals velen vroeger dachten van de half edelsteen agaat komen maar afgeleid zijn uit het Griekse Agatos wat betekent: goed — edel — deugdzaam.
De martelares zou geboren zijn in Palermo in Sicilië onder keizer Decius die regeerde van 245 tot 251 en die de eerste christenenvervolger was. Zij is een der meest beroemde en vereerde heiligen uit de vroege kerkgeschiedenis. De meeste feiten uit haar leven zijn echter legendaris.

De landvoogd van Sicilië, Quintinus, probeerde Agatha voor zich te winnen. Hij gelaste een zekere Afrodesias die met haar negen perverse dochters een bordeel runde Agatha in te wijden in wat hij van haar zou willen bekomen. Agatha gaf de meiden bij elk aanzoek als antwoord: Mijn wil is gebaseerd op de rots en heeft Jezus Christus als basis. Uw woorden zijn als de wind, uw beloften als de regen, uw bedreigingen als voorbij stromende rivieren. Afrodesias melde aan Quintinus dat rotsstenen zacht maken en ijzer plooibaar maken als lood gemakkelijker was dan deze vrouw van haar geloof te laten afwijken.

Quitinus stelde haar zelfde volgende vragen: van welke komaf ben jij? — ik stam uit een adellijk en beroemd Siciliaans geslacht. Als je van adel bent waarom gedraag je, je dan als een slaafse meid? — omdat ik in dienst sta van mijn meester Jezus Christus. Ze werd daarop in de gevangenis geworpen gemarteld en de borsten afgerukt.

Midden in de daaropvolgende nacht zou de apostel Petrus aan haar verschenen zijn vergezeld van een engel die een fakkel droeg. Deze genas haar wonden haar alzo behoedend van het doodbloeden. Deze verschijning joeg de bewakers op de vlucht, Agatha achter latend met openstaande gevangenis deuren. Ze wilde echter niet vluchten.

Vier dagen later liet Quintinus haar naakt over een tapijt van gloeiende kolen heen en weer trekken. Op dit ogenblik brak er een zware aardbeving los. Twee keizerlijke raadgevers werden. onder het neerstortende puin bedolven. Ondanks alles werd ze terug in de gevangenis geworpen. Geduldig in haar lijden en gelaten biddend heeft ze haar geest aan haar schepper weergegeven. Haar passio onder zware folteringen wordt verschillend overgeleverd. Met brandende kaars of fakkel, met tang, met schaal of boek met afgesneden borsten erop. Deze laatste soms tot broodjes verbastert.

In de stad Catania heeft ze geleefd in is gestorven op 5 februari 251, door haar belager Quintinus, landvoogd en rechter op Sicilië, die haar aan de beulen overgeleverd heeft.

De eilanden Sicilië en Malta vereren haar als patrones. Ze wordt vooral aanroepen tegen brandgevaar, bliksem en tegen eruptie van vulkanen.

Met haar sluier hebben inwoners van Catania in 1444 de lavastroom van de Etna tegengehouden.

Verder is ze de patrones van: klokkengieters, glasblazers, edelsmeden, juweliers, minnen (borstvoedsters) veel beroepen die met vuur te maken hebben. Op andere plaatsen wordt ze aanroepen tegen vooral borstkwalen.

Te Sint-Agatha-Berchem wordt de heilige aanroepen volgens het oude bordje uit het kapelletje tegen kanker en ettergezwellen. Ettergezwel is een oude benaming van abces, of bedoelde men hier vroeger borstkanker mee?

De tweede ons bekende Agatha gemeente in ons land is de in de Dijle-vallei gelegen deelgemeente van Huldenberg: Sint-Agatha-Rode. En hier treffen we een aanroeping aan tegen zwerende kankerachtige borsten. Op haar feestdag plaatst men hier een schilderij en een beeld van Agatha in het midden van de kerk waar de gelovigen de afgeknepen borsten van de heilige kunnen beroeren.

Als heilige wordt ze in de kerk bij de voornaamste geplaatst en bezit twee kerken in Rome, de Sant-Agatha-de-Goti, gebouwd door paus Gregorius in 592 en de Sant Agatha in Trastevere. In Italië is ze alom aanwezig. Ook in Constantinopel werd ter hare ere een kerk gebouwd.

In Duitsland zoekt men bescherming tegen brand door het geven van het zogenaamde Sint-Agatha-brood en het aansteken van de beschermkaars tijdens hevig onweer.

Te Chainneux in Frankrijk wordt zij eveneens tegen brand en ontij aanroepen en in de kathedraal van Rouen is er van haar een prachtig gebrandschilderd raam te bewonderen. Ook in Nederland vonden we enkele plaatsen met de naam Agatha, namelijk in het Limburgse Lottum. In het Noord-Brabantse Cuyk wordt zelfs een hele wijk Sint Agatha genoemd.

Soms draagt ze een palmtak ten teken van haar marteling, soms wordt ze gekroond voorgesteld ten teken van haar triomf. Ook met een tang bij het afsnijden van haar borsten gebruikt waarbij deze op een vergezellend bordje worden getoond.

Haar feestdag wordt gevierd op haar datum van overlijden op 5 februari en haar grafschrift luide: Mens sancta, spontaneus honer Dei et patriae liberato. (haar heilige geest betekent een directe lof aan God en de bevrijding voor het vaderland (hemel).

Tijdens haar marteling stortte het paleis van Quintinus in. De landvoogd zelf kreeg een stamp van zijn paard en stortte in een moeras. Er werd van hem niets meer teruggevonden. Een monnik uit de abdij van Ename bij Oudenaarde, Martijn van Torhout, heeft in 1286 een gedicht over de heilige geschreven in het Diets met als titel: SenteAechte. Slechts 700 van de oorspronkelijke 1700 verzen zijn bewaard gebleven. Te Tielt in West- Vlaanderen werd rond 1409 een soort rederijkerstoneel opgevoerd met als titel “De passie van Sente-Aegten”.
Deze feiten tonen de belangrijkheid der devotie tot de heilige Agatha aan.

In 1999 is een delegatie, gevormd door gemeenteoverheden van Sint-Agatha-Berchem, op bezoek geweest in Catania. Ze bezochten er de levensplaats van onze parochieheiige en schonken een kopij van het Berchemse Sint-Agatha-beeldje aan de stad Catania. Zij werden op hun beurt bedacht met een prachtig met vele foto ‘s geïllustreerd boek over het leven van de heilige. Het bevat ook de uitleg over de plaatselijke plechtigheden en monumenten die aan haar zijn toegewijd.

Waarom werd Sint-Agatha als naam toegevoegd aan onze gemeente?

Er is:

geen enkel verband met de plaatselijke overleveringen;
geen enkel verband met een plaatselijk riddergeslacht;
geen enkel verband met de oude moederparochie Wemmel (Sint Servaas)
Wanneer is de toevoeging gebeurd?

Tot op heden heeft men geen enkel houvast wat de invoerdatum of de reden zou geweest zijn waarom men Sint Agatha als heiligennaam heeft toegevoegd. Er zijn wel bestanden die een vroegere verering van het Heilig Kruis bespreken, maar dat zou dan in een kapel geweest zijn voor de huidige oude kerk gebouwd was.

Er heeft wel tot begin vorige eeuw een Heilig Kruiskapel gestaan op de hoek van de Soldatenstraat en de Groot-Bijgaardenstraat. Aangeduid op oude landkaarten en bevestigd door pastoor Wielemans in zijn rapport over zijn parochie van 1902 aan de archivaris van het aartsbisdom. Was dit nog een overblijfsel van een vroegere kruisdevotie? In de 12de eeuw bij de verbouwing van de houten Heilig Kruiskapel naar een stenen kerkgebouw is het twijfelachtig omdat in geschriften uit die tijden geen vermelding Sint Agatha voorkomt.

Volgens sommige bronnen zou het ingevoerd zijn na het concilie van Trente en het begin van de Contrareformatie (1563). Noch de burgerlijke, noch de kerkelijke overheden kunnen met zekerheid een datum van toepassing geven. Men vindt de naam Sint Agatha volop terug in akten en geschriften van eind 17de, begin 18de eeuw. Er ligt hier een enorm arbeidsveld open voor onderzoek.

De Sint-Agathakapel

In eerste instantie was er de cultus van het Heilig Kruis, dan volgde de cultus van de heilige Agatha. Rond 1600 was er de oprichting van een kapel dankzij een weldoenster. Deze kapel bevond zich op de hoek van de Groot-Bijgaardenstraat en een dreef naar de kerk. Er was een bron ter plaatse, de zogenaamde Sint- Agathaborre. Het water werd door de bedevaarders meegenomen en ook gebruikt als doop en wijwater. De kapel hinderde echter het vervoer van de lijkstoeten op de kruin van de berg en was begin 1700 zeer bouwvallig geraakt door regenval en stormschade. Na een smeekschrijven van pastoor Guillelmus Devos besloot men de kapel af te breken en te verplaatsen naar de overzijde waar ze thans nog staat, rugwaarts tegen het hekken van het hoekhuis. Op de huidige plaats was ook een bron doch na wereldoorlog I heeft men deze afgesloten. Het kerkplein werd afgegraven om de steilheid van de berg te verminderen en alzo het verkeer te vergemakkelijken. Dit alles gebeurde tussen 1720 en 1747. Sint Agatha, alhoewel te Berchem aanroepen tegen kanker en ettergezwellen, wordt evenwel beschouwd als patrones van klokkengieters en minnen (voedsters). Het originele polychroom beeldje uit de kapel van de 15de – 16de eeuw van de heilige wordt bewaard in de nieuwe kerk.

In de kapel zelf werd een replica geplaatst. Het huidige kapelletje werd in 1987-88 gerestaureerd met de hulp van de Koning Boudewijn-stichting. Architecturaal stelt het gebouwtje niet veel voor. Het is opgetrokken in een landelijke baksteen uit een veldoven en met cementmortel bepleisterd. Aan de achter en rechterzijde zijn de openingen zichtbaar waarlangs het bronwater geput werd.

De legende van het vagevuur van Sint-Agatha.

Voor het aftoppen van de hoogte, waar de kapel stond, was het een hele toer om met een gespan de helling op en af te rijden. De voerlui moesten hun paarden tot het uiterste aansporen. Dit gebeurde gewoonlijk met het nodige geroep en getier vergezelt van enkele ferme vloeken.

Midden de Keysersberg stond echter de kapel van Sint-Agatha waar al die voerlui voorbij kwamen. De pastoor van Sint-Agatha-Berchem ergerde zich verschrikkelijk aan deze gang van zaken en besloot een einde te maken aan die godslasteringen bij de kapel van onze heilige. Hij plaatste een bord met de vermelding dat voerlui, bij het voorbij rijden der kapel met kar en paard en zich onthielden van alle godslastering en hun dieren goed behandelden 10 dagen aflaat in het vagevuur kregen. Dit in de richting Brussel (stijgend verkeer) en de helft, dus 5 dagen voor de andere richting (dalend verkeer). Daarentegen werden degenen die hun dieren slecht behandelden of zich van de aflaten niets aantrokken bedreigd dat ze door zulke houding aan te nemen, in de modder zouden vast rijden aan de zijkant van de weg en dit zelfs bij droog weer.

De oude kerk

In zijn primitieve staat bestond de oude kerk uit een robuuste toren en een kort schip aan deze toren gebouwd. Dit stenen gebouw volgde op een houten kapel toegewijd aan het Heilig Kruis, we zijn in de 11de eeuw. De stijl is Romaans en sober. De Lediaanse bouwstenen komen vermoedelijk uit de plaatselijke steenpoelen.

1132. Eerste vaste gegevens uit de abdijarchieven van Grimbergen. Altare de Wamblinis cum appendicum suts Berchem, Radeiinghem et Ramesdunc.

1311 Berchem een onafhankelijke parochie los van Wemmel. Brief van bisschop Petrus III de Mirepoix van Kamerjk over aanstelling van een nieuwe pastor in eclesia de Berchem. Tot de Franse bezetting in 1795 leveren de abdijen Grimbergen en Dieleghem de parochiepriesters.

1590
Tijdens de godsdienstoorlogen wordt het gehele dorp en kerk verwoest. De contrareformatie brengt dan weer herstel en verfraaiing der kerken. 1635 Het zwaar beschadigde torenkoor werd hersteld tussen 1643 en 1683 door Ludovicus Van Der Elst. Wegens geldgebrek en voortdurende vijandelijkheden werden de werken meerdere malen stilgelegd.

1661
Er werd een vrunte of doopkapel bijgebouwd voor aan de toren (volgens gedenksteen).

1695
Tijdens de beschieting van Brussel door de Villeroy werd de kerk geplunderd en zo goed als verwoest.

1704
Restauratie en gieten van een nieuwe klok door P. Mellaerts te Brussel.

1744
Verbouwingen onder architect De Doncker.

1825
Het beheer der parochie door de abdijen Grimbergen en Dieleghem is geëindigd en de eerste bisschoppelijke priester begint aan zijn taak.

1840
Gedurende zes jaar worden grote werken aan de kerk uitgevoerd. Er worden twee zijbeuken aangebouwd en het koor werd verhoogd. Aan de buitenzijde was deze ingreep goed zichtbaar wegens het verschil van steensoort. De aanbouw was namelijk in rode baksteen terwijl de bestaande bouw in natuursteen was. Dit zal de laatste verbouwing worden van het kerkje.

1890
Het kerkhof rond de kerk werd buiten gebruik gesteld.

1913
Men stelt de eerste plannen op om een nieuwe kerk te bouwen maar de 1ste wereldoorlog kwam roet in het eten gooien.

1938
De nieuwe kerk werd voltooid en ingewijd. De oude kerk werd ontwijd en buiten gebruik gesteld Haar wacht nog een hele lijdensweg. Belgische troepen tijdens de mobilisatie in 1939- 1940, scoutslokaal in 1942, lokaal van het verzet in de bevrijdingsdagen van 1944, en later terug scoutslokaal. Bijna een ruïne en toch nog geklasseerd op 25/10/1950 en onder architect J. Rombaux vanaf 1970 gerestaureerd. Uiteindelijk als cultureel centrum geopend op 25/05/1975 Zo bleef ons laatste overblijfsel uit ons verleden voor altijd bewaard.

De nieuwe Sint-Agathakerk

In 1913 werden reeds plannen uitgewerkt door architect Degand om de oude kerk af te breken en op dezelfde plaats een nieuwe op te richten. De eerste Wereldoorlog stuurde deze plannen in de war.

Een delegatie met dhr. Graulus komt in 1926 met een voorstel om grond uit hun bezit in de Soldatenstraat af te staan voor de bouw van een nieuwe kerk. Men komt niet tot een overeenkomst.

Het oude dorpscentrum rond de toenmalige kerk word langzaam verlaten ten voordele van het gemeenteplein en de Gentse Steenweg. Daarom zoekt men de nieuwe kerk meer naar het nieuwe centrum te plaatsen.

Alleen de diocesane overheid is bevoegd de plaats van vestiging te bepalen. Toenmalig burgemeester Dr. Karel Leemans geeft pastoor J. Schoofs een koopbelofte op een gedeelte van zijn gronden in de Kerkstraat. Kerkraadvoorzitter Janssens suggereert architect Frans Buelens uit Sint-Jans-Molenbeek om de plannen der nieuwe kerk uit te werken. Deze worden echter door de ‘Koninklijke commissie voor de praalgebouwen ‘verworpen die een oudere vorm van bouwstijl aanbeveelt.

Pastoor Schoofs gaat met de kerkraad verschillende kerken bekijken, ondermeer de kerk van Bosvoorde waar hij zelf jaren onderpastoor was. Na bijsturing der plannen worden ze door de commissie aanvaard.

In de maand oktober 1928 brengt Kardinaal - Aartsbisschop J. Van Roey, vergezelt van Vicaris-generaal Van Cauwenbergh een bezoek aan Sint-Agatha-Berchem. Zij gaan de grond, eigendom van Dr. Karel Leemans in de Kerkstraat bekijken, waar de nieuwe kerk zou worden ingeplant en geven hun goedkeuring.

Op 04/07/1930 wordt door Notaris F. Wildermans uit Sint-Pieters-Woluwe de akte opgesteld van de grond voor de bouw van de kerk die als gift onder levenden wordt aangeboden aan de parochie. Deze aanbieding door mejuffrouw Maria Michiels, aangenomen dochter van burgemeester Dr. Karel Leemans betreft de percelen Sec.A126 a2 ,126 n,en gedeeltelijk 126 r, 126 u, 126 z, met een totale oppervlakte van 22 a 47 ca en gelegen in de Kerkstraat

De hogere overheid aanvaardt op 06/07/1930 en wordt van officiële zijde door een koninklijk besluit in het Staatsblad als algemeen nut erkend.

De Kerkraad keurt uiteindelijk de nieuwe plannen en het lastenboek van architect Beulens goed op 21/05/1931 en geeft opdracht de aanbesteding op gang te brengen. Om de werken te financieren gaat zij over tot de verkoop van verschillende gronden in de Kerk en Kasterlindenstraat. De grot van O.L. V. van Lourdes aan het gemeenteplein zal worden afgebroken en ook deze grond zal aan de gemeente worden verkocht.

Door de beurscrash van 1929-1930 was er die tijd veel werkloosheid. De overheid gaf dan ook flinke premies voor de aanmaak van openbare gebouwen, en ook hier werden de nodige aanvragen gedaan om de fondsen van de bouw te spijzen. Ook werd menig vermogend parochiaan door pastoor Schoofs aangesproken om geldelijke bijstand. Zo werden de nodige centen bijeen gebracht.

Op 15/02/1934 werd uit 15 aanbiedingen de aannemer Isidore Mathieu uit Houtain l’Eveque de eerste fase van de bouw gegund. De eerste fase omvat de bouw van de toren tot de kruisbeuk.
De tweede aanbesteding van de vier vakken, kruisbeuk, priesterkoor, sacristie, bergplaats en wc, dus het grootste gedeelte buiten toren, doopvont, voutiefkapel en het eerste vak (travee) geeft 4 aanbiedingen. Dezelfde aannemer als de 41ste fase wordt aangeduid

De ruwbouw was klaar op 01/08/1936 en men voorzag 100 werkdagen voor de binnenafwerking. Tenslotte werd de bouw van de kerk stopgezet zonder dat de toren en nog enkele aanbouwsels waren uitgevoerd. De financiële middelen waren uitgeput. Het afgewerkte gedeelte werd door Mgr. Van Cauwenbergh plechtig ingezegend op 17/07/1938 om 9:45 uur. Bij de inwijding gaf de kerk een kale indruk. De muren evenals het altaar, de communiebank en de 4 biechtstoelen waren in prachtig marmer uitgevoerd. Buiten de kruisweg die in de muren van de kruisbeuk ingewerkt was, was er geen enkel heiligenbeeld of schilderij te bespeuren. Zelfs de traditionele preekstoel ontbrak en de zondagpreek gebeurde dan maar op een verhoog. Er was echter wel centrale verwarming en achter de kolom van de linkerbeuk stond een harmonium opgesteld om de diensten te begeleiden. De verlichting gebeurde door elektrische lampen in witte glazen bollen. De kerkstoelen waren van het gebiesde type uitgezonderd vooraan in de kerk waar van die fluwelen privé stoelen stonden.

Buiten op het dak stond boven de kruisbeuk een klein torentje met klok. De grote ingang werd afgesloten met een hoge grijze poort en een houten sas binnen in de kerk om de tocht en het lawaai wat af te snijden. In deze toestand gaan we de oorlogsjaren door en in april 1947 gaat kerkenbouwer pastoor Schoofs met rust en hij wordt vervangen door pastoor Eduardus Franckx

Deze priester kreeg tot taak de kerk maar voorlopig gerust te laten en al zijn krachten in te zetten als scholenbouwer voor de lagere jongensschool. In 1950 ging men over tot de afbraak van de villa van de vroegere burgemeester naast de kerk. Op deze vrijgekomen ruimte legde de gemeente de Grand-Halleuxstraat aan. Hierdoor kwam de kerk vrij te staan langs de vier zjjden. Door het afbreken van een oude hoevemuur aan de schoolstraat kwam de ruimte voor het huidige Koning Boudewijnplein vrij.

Op 22/12/1967 neemt pastoor Alouis Lindemans de parochie over. Hij erft van zijn voorgangers 2 onafgewerkte gebouwen, de kerk en de jongensschool en zet zich in om beide dossiers definitief af te ronden.

Burgemeester Victor Guns, sinds 1965 in functie, is wat de kerk betreft dezelfde mening toegedaan en dit duo gaat werk maken van de eindafwerking van de kerk door architect Rombaux een eerste planning te laten opstellen.

Men verlaat het principe van de aanbouw van een toren en verkiest een gevel in Neo-Romaanse stijl. Het bisdom suggereert nog om de gevel in leien af te werken. Architect Vande Perre neemt de zaak over en vindt een tussenoplossing waardoor het plan aanvaard word door kerkraad en gemeenteraad.

In 1979 worden de nodige subsidies aangevraagd. De kostprijs zal worden gedragen door en à rato van: Staat 40%, provincie 30%, gemeente en kerkraad samen 30%. Gezien de belangrijke staatsinterventie komt staatssecretaris Annemie Neyts persoonlijk de omvang der werken bekijken.

Na aanbesteding worden de werken gegund aan aannemer Frans Van Vaerenbergh uit onze gemeente. Deze start de werken in begin 1980. Met de afbraak van het torentje op de kruisbuik en de dakherstelling gaan een tweetal jaren voorbij. Na het plaatsen van voorzetramen ter bescherming der gebrandschilderde ramen is de kerk eindelijk buiten afgewerkt. Ter herinnering wordt in de voorgevel een gedenksteen geplaatst met de namen van diegenen aan de realisatie van dit project hebben meegewerkt.

De binnenafwerking daarentegen was nog niet beëindigd. Het grote evenement daar was de inplanting van de polyvalente ruimte. Dienstig als weekkapel en tijdens rouwplechtigheden leent zij zich tot meerdere dienstbaarheden. Het is zowel een symbolisch als een praktisch bouwsel in het centrum van de kerk en moet een verbindingsteken zijn tussen het verleden, het heden en de toekomst. De grote cultuurschok kwam op kerstavond 1986 toen het op zolder ontdekte en gerestaureerde werk van Anton Van Dijck aan de parochianen werd voorgesteld. Het zette Sint-Agatha-Berchem, bij wijze van spreken, op de wereldkaart door de grote belangstelling door de nationale en internationale pers en TV voor het schilderij. De ontdekking en restauratie was schijnbaar weer een werk van pastoor en burgemeester. In 1989 werd uit veiligheid overwegingen besloten het originele beeldje van Sint-Agatha uit de kapel naar de kerk over te brengen. In de kapel zelf werd een replica geplaatst.

En als laatste kreeg de kerk van Sint-Agatha-Berchem van de zusters Ursulinen van Laken hun prachtig Van Bever-orgel aangeboden. Het uit 1905 stammende instrument werd grondig nagekeken, overgebracht en in onze kerk geplaatst in het jaar 1992 en vormt er het voorlopige sluitstuk van de bouw en de inrichting van onze Sint-Agatha kerk.

De Van Dijck van Sint-Agatha-Berchem.

Het schilderij stelt de rust tijdens de vlucht naar Egypte voor. Het is een geschilderd werk, olie op doek, en meet 2,87 m op 2,18 m. Het werd vervaardigd rond 1630, ongesigneerd en ongedateerd. Vermoedelijk komt het uit het atelier van Anton van Dyck (1599 -1641).
Maria, Jozef en het kindje Jezus kijken naar een kinderfiguur (St. Jan?) omringd door zeven spelende engelen.

Het doek komt uit de oude kerk en heeft van daaruit een tijd in de oude pastorij gelegen en moet later mee verhuist zijn naar de zolder van de nieuwe. Het is een groot vraagteken hoe en van waar het schilderij in de gemeente gekomen is.

Bijna totaal vergeten en op voorstel van burgemeester Victor Guns is pastoor Alouis Lindemans het uit zijn lijst gesneden kunstwerk van de pastorijzolder gaan halen. Het was in een doek gewikkeld, vervuild en licht beschadigd. Het werd ter restauratie gegeven aan Jan Heunninckx, uit Opwijk, een gepensioneerd inspecteur van het kunstonderwijs, schilder en ervaren restaurateur. De klus werd in twee maanden geklaard en de restauratie kosten werden gedragen door Mw. Mertens uit Sint-Agatha-Berchem.

Na de restauratie werd het ter controle naar het Koninklijk instituut voor het kunstpatrimonium gebracht, die na doorlichting de bevestiging gaven dat het doek inderdaad uit de periode van Anton van Dyck stamde.

Het kunstwerk werd tijdens de kerstviering van 1986 aan de parochianen aangeboden. Onmiddellijk ontstond er een toeloop van binnen en buitenlandse pers en televisie ploegen. Sint-Agatha-Berchem werd op de wereldkaart gezet!! Diepgaander onderzoekingen moeten in de toekomst meerdere gegevens aan het licht brengen. Eveneens zal moeten onderzocht worden hoe het meesterwerk in het verleden in onze gemeente beland is.

Gelijksoortige werken bevinden zich in de Hermitage van Sint-Petersburg onder de benaming “De Madonna met de patrijzen “, en twee replieken zijn te bewonderen in Nantes en Lion. Een derde is te vinden in de Galeria P1711 te Florence. Al deze kunstwerken hebben een bijna totale gelijkenis, enkele details niet te na gesproken.

Het orgel

Dit orgel werd gebouwd door Pierre-Salomon Van Bever. De gebroeders orgelbouwers Van Bever waren wereldwijd gekend om de technische en artistieke kwaliteit van hun orgels.
Het werd gebouwd voor de Luikse wereldtentoonstelling van 1905.

Daarna kreeg het orgel een plaats in de kruisgalerij van de kapel van de kostschool der zusters Ursulinen te Laken. In 1991 hebben deze zusters hun orgel geschonken aan de parochiekerk van Sint-Agatha-Berchem, die het in dank aanvaardde.

Een jaar later werd het instrument totaal gerestaureerd door de neef en opvolger van de Van Bever, François Drabs. Daarna werd het overgebracht en geïnstalleerd in onze kerk.

De in de muur ingebouwde kruisweg werd daardoor wel enigszins verstoord in rangorde maar de plaats van inplanting van het orgel was de beste keuze.

De muziekacademie van Sint-Agatha-Berchem maakt gebruik van dit instrument voor de opleiding van haar leerling organisten.

De polyvalente ruimte

Ieder persoon die de Heilige Agatha kerk betreedt, kijkt verwonderd naar dat bouwsel midden de kerk, zich afvragend wat het doel is van dergelijke constructie. Een kerk in de kerk zouden we het kunnen noemen. Vele trouwe kerkgangers die regelmatig de kerkdiensten bijwoonden hebben zich dat ook afgevraagd.

Het woord polyvalent betekent meerdere waarde of mogelijkheid. De bedoeling was om de misvieringen in de week daar te laten doorgaan. Het is inderdaad veel gezelliger als men in klein aantal is van de ruimte hierbij aan te passen. Ander argument was het verwarmingsprobleem. Telkens de grote kerk verwarmen viel nogal kostelijk uit. De kleine polyvalente ruimte was vlug verwarmd.

Een volgend voordeel was dat men de ruimte kon gebruiken afgezonderd van de normale kerkruimte; door de deuren te sluiten ontstond een aparte vergaderruimte. Het kerkbezoek is de laatste decennia fel achteruit gegaan waardoor de beschikbare ruimte in de kerken veel te groot werd. Men zocht dus andere mogelijkheden.

Hoe ziet deze kapel er uit.
De stijl is modern en voorzien voor een dertigtal plaatsen. Op de vier hoeken staan gepolychromeerde heiligenbeelden komende uit de oude kerk. Zo vinden we de evangelist Johannes en de maagd Maria onder het kruis (het kruis zelf is verdwenen) deelbeelden van een oude kruisweg van c.a. 1500 indertijd aan de buitenkant der oude kerk.

Een sint Anna ten drie, met Maria haar kindje Jezus dragend en gezeten op de schoot van haar moeder St. Anna. Op de tegenover liggende hoek een Sint-Rochus, pestheilige, draagt de pelgrimsmantel en dito hoed met de Sint-Jakobsschelp, hij toont zijn gezwollen schenkel teken van de pest. De hond aan zijn voeten brengt hem als pestlijder in afzondering het nodige eten.

Dit wat de buitenzijde betreft. Treden we echter binnen en bewonderen we het interieur.
Het altaar is van het moderne type, de kern is een oud Spaans kruis (alleen de corpus) verborgen achter twee deurtjes, dat van de Filippijnen werd meegebracht door Pater Karel Lindemans broer van Pastoor Lindemans en Scheutist op de Filippijnen.
Het is bevestigd op een ovaal koperen plaat in de vorm van een amandel, teken van het leven. Daaronder een halve wereldbol in porselein door Mieke Everaet uit Opwijk. Het geheel omvat de Latijnse spreuk “STAT CRUXDUM VOL V1TUR ORBIS” (Het kruis blijft staan terwijl de wereld ronddraait.) Het interieur heeft ook een aantal moderne schilderijen door een artieste uit deze regio: Marie-Paule Raigoso Dionisio en omvat zeven levendige en kleurrijke taferelen en toont ons in het scheppingsverhaal, een verhaal van liefde tussen God en de mensheid.
Eerste dag: God scheidt het licht en de duisternis Tweede dag: God scheidt de grote en de kleine waters. Derde dag: God schept de continenten Vierde dag: God schept de planten, de bloemen en de struiken. Vijfde dag: God schept de vissen in het water, de vogels in de lucht. Zesde dag: God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis Zevende dag: God ruste.

Een laatste werk bevind zich in de achtergrond:De Opstanding draagt het symbool van ons geloof in zich dat ook wij eens zullen ver ijzen en eeuwig gelukkig zullen worden in de liefde. De spiegels die hier en daar werden ingezet suggereren de brug tussen het erfgoed van het verleden en het heden die hiermede in elkaar vloeien.

Parochie